Vertelling 4
-
Het college brandt
Er moet wel een rampenplan geweest zijn, want anders is het bijna niet te
verklaren hoe de leiding van het College indertijd de ontruiming van het gebouw
en het opvangen en naar huis sturen van de studenten in zo korte tijd en zo
perfect heeft kunnen regelen.
De brand van donderdagmiddag 13 mei 1954 kondigde zich heel langzaam aan. Meneer
Brouwers zie ik nog van boven komen, mompelend dat er ergens rook was en
repetities doorgingen. Ik weet niet meer of het om een reguliere repetitie van
de harmonie ging of van het koor. We waren allemaal op de cour, want het was
donderdagmiddag, dus sporten of wandelen.
Toen er ineens flinke rookwolken uit het dak kwamen, begonnen we te juichen. Het
zullen wel zenuwen geweest zijn, maar misschien toch ook wel een gevoel van
sensatie: er ging iets bijzonders gebeuren, de dagelijkse sleur was doorbroken.
Pa de Wilt, een van de wandelsurveillanten zie ik nog verdoofd door de gang
lopen, papiertjes oprapend, volledig overbodig, want elders was men al bezig
beddengoed en hutkoffers naar buiten te werpen.
|
Ook wij studenten hielpen mee zaken in
veiligheid te brengen, totdat ons gelast werd het gebouw te verlaten. We
kregen te horen, dat we voor onbepaalde tijd naar huis werden gestuurd. Toch
weer enig gejuich, want een onverwachte vakantie. Bovendien zag het er vanaf de
cour nog allemaal niet zo ernstig uit. Voor wie door zijn zakgeld heen was, had
meneer Van de Lans een bureautje ingericht bij de pingpongtafels, je kon daar
reisgeld halen.
Ik was het zelf vergeten, maar mijn klasgenoot Rein Vaanhold vertelde me, dat
hij met nog een klasgenoot en ik, voor we richting huis gingen, traditiegetrouw
O.L.V. ter Linde dag gingen zeggen. Opkijkend uit mijn vrome overpeinzingen heb
ik toen uitgeroepen: ”Verrek, ze is weg….!”. Inderdaad, toen het vuur dreigde
over te slaan naar de kapel, was het genadebeeld in veiligheid gebracht.
Met een andere klasgenoot Wim Horstink uit Heesch bij Nijmegen ben ik een paar
dagen later weer per fiets naar Uden gegaan om te zien of we konden helpen. Onze
hulp was inderdaad welkom, we bleven enkele dagen en hielpen bij het uitzoeken
van de uit de haast verwijderde bibliotheekboeken, waarvan er sommige
onbruikbaar waren geworden door waterschade.
Hoe lang die ”brandvakantie” heeft geduurd, herinner ik me niet meer. Het werd
een wat vreemd derde trimester. In ieder geval moesten we tijdens de wekelijkse
godsdienstles van de Rector helpen de nieuwe chambrettes van de uitgebrande
kleine slaapzaal op te schuren met schuurwol. Ze waren gemaakt van multiplex en
in de blanke lak gezet.
De brand werd aangegrepen voor een kleine modernisering. Op de slaapzalen kwamen
vaste wastafels en op de plaats van de drie oude badkamers kwamen douches en
wc’s. Tot die tijd mochten we eens per veertien dagen een bad nemen, daar stond
15 minuten voor. Na sportmiddagen, hevige stoeipartijen op Slabroek of Bedaf was
er de mogelijkheid om je voeten te wassen. Rector Bakker vroeg me eens na een
Herendag of ik ook vond, dat als je je voeten maar gewassen had, je weer
helemaal fris was. Het was zijn manier om te controleren of ik dat inderdaad wel
gedaan had.
Juli 2008/Jan
Berns