Stil, jongens, Jan Berns vertelt ...

Vertelling 5                 -        Honderd jaar Kromstaf 1853-1953

 

Het werd groots gevierd in Nederland, de herdenking van het herstel der kerkelijke hiërarchie honderd jaar tevoren. Het stadion van Utrecht was afgehuurd  en op zaterdag 16 en zondag 17 mei vonden daar grootse vieringen plaats. Achteraf gezien, een laatste stuiptrekking van het ineenstortende Rijke Roomse Leven. Op die manifestatie ‘Honderd jaar Kromstaf’ was kardinaal De Jong voor het laatst te horen. Sprekend met haperende stem deed hij via de geluidsinstallatie een bewogen beroep op de massaal aanwezige gelovigen: ‘Dierbare gelovigen van Nederland, blijft één, één!’. Velen beseften dat het hier geen afscheid was van de kardinaal alleen, maar ook van een tijdperk waarvan hij het boegbeeld was geweest.

 

Ook op het college werd veel aandacht besteed aan dit jubileum, met als hoogtepunt een academische zitting in aanwezigheid van het Hoogwaardigst Heer  Mgr. Dr. W. van Hees en het voltallige convent. Voor mijn gevoel deed met de binnenkomst van ‘de Generaal’ het hele Nederlandse episcopaat zijn intrede in de plechtig versierde recreatiezaal. Een prelaat, een kruisheer met een paarse schoudermantel, een gouden borstkruis en een fonkelende ring. Hij kon schrijden als niemand anders, met opgeheven kin en enigszins naar boven gekeerde blik. Er zal gezongen zijn; in ieder geval waren er toespraken tijdens die zitting, een gloedvolle van rector Bakker, die zeker gewezen zal hebben op de betekenis van deze viering voor ons, ‘hic et nunc’. Meneer Francino zal de feestrede wel gehouden hebben. Zeker weet ik dat meneer Brouwers en de lange van Leeuwen met overgave een vierhandig pianostuk  speelden op de vleugel.

 

 

Hiermee waren de feestelijkheden niet ten einde, want in dit herdenkingsjaar kregen we een bijzondere Rectordag: we gingen met het hele college naar Maaseik. Daar was de Vlaamse tegenhanger van Uden. Ook nu weer bleek het geweldige organisatietalent van onze leraren en opvoeders. Voor zo’n reisje naar België was op zijn minst een bewijs van Nederlanderschap vereist. Wie van ons had een paspoort in die dagen, een handjevol? Meneer Villevoye maakte de pasfoto’s. Dat ging klas voor klas. We werden opgesteld in rijen van drie boven elkaar, zijn Leica deed het werk. Maar zonder Adobe photoshop kwam er nog een boel knipwerk aan te pas, vermoed ik. De ambtenaren van de gemeente Uden zullen overuren gemaakt hebben. We moesten iets extra betalen voor deze trip, maar veel kan het niet geweest zijn.

 

Met vijf bussen van de firma Van Dongen uit Zeeland vertrokken we op vrijdag 12 juni 1953 richting Maaseik. Op de Rectordag daar moest er iets creatiefs gedaan worden. De organisatie, ik denk traditiegetrouw de heren Leyen en Gielissen, hadden gekozen voor het thema pantomime. Onze klas had gekozen voor een pantomime van de viering van Honderd Jaar Kromstaf.. Ik geloof dat ik het zelf verzonnen had. In ieder geval was mij de rol van rector Bakker en zijn openingsspeech toebedeeld. De rector had als eigenaardigheid om bij het speechen, als hij iets wilde benadrukken, door zijn knieën te zakken. Dat heb ik toen breed uitgemeten en het was een succes. Ook de entree van het Hoogwaardigst Heer, ik weet niet meer door wie, was prachtig en het pianospel van de heren Brouwers en van Leeuwen werd schitterend geparodieerd door Jan Kes en Fons van Well. Onze klas,  de Grote Figuur A, kreeg de eerste prijs.

 

In Maaseik zijn we hartelijk ontvangen. De gebouwen van het college daar maakten op mij veel indruk, ze waren veel moderner dan ons College. Er is  gesport, een interland Nederland-België, maar wie gewonnen heeft, weet ik niet meer. Terug in Uden dachten we met veel plezier terug aan deze bijzondere rectordag. We vonden alleen, dat onze beloning te lang op zich liet wachten. Onze klas is op een bepaald moment een actie begonnen met zelfgemaakte buttons (het woord kenden we toen nog niet): ‘waar blijven de prijzen?’ Leyen en Gielissen konden het niet erg waarderen, we hadden, denk ik, genoegen moeten nemen met de eer, maar uiteindelijk kwam er een traktatie in de vorm van repen chocola.

 

Voor mij persoonlijk was het succes van onze pantomime een doorbraak. Tot dan toe was onze klas los zand. Ik werd behoorlijk gepest en dat was nu voorbij. Samen waren we trots op onze prestatie en we trokken veel meer gezamenlijk op. Toch weer goed gezien door onze leraren en opvoeders! En de rector? Hij had genoten: als ik hem de eerste dagen tegenkwam in de gang zakte hij op zijn karakteristieke wijze door de knieën.

 

September 2008/Jan Berns