Uit mijn herinneringen aan mijn tijd in Uden van 1943-1949 

 

 

Martien Jilesen zond ons eind 2007 zijn herinneringen aan zijn collegetijd. Hij was van 1943 tot 1949 student op het College van het Heilig Kruis in Uden. Met zijn instemming plaatsen wij zijn verhaal hier op onze website. Wij verwachten dat vele oud-studenten zijn herinneringen met veel interesse zullen lezen. Het verhaal van Martien is verdeeld in de volgende paragrafen:

 

0           inleiding  

a.         de toelatingseisen van het college;

b.         studie op het college;

c.         geestelijke vorming op het college;

d.         recreatie op het college.

Paragraaf 2 - De studie op het college

 

Ik was op het college van september 1943 tot augustus 1949. Mijn herinneringen aan het concrete leven op het Udens college kan ik het beste naar boven halen, wanneer ik de verschillende ruimtes en de verschillende functies van dit college doorloop. Die ruimtes kan ik me nog concreet voor ogen halen en dan vallen me de voornaamste herinneringen die daarmee verbonden zijn wel in. Wanneer ik terug denk aan de verschillende taken van dit college krijg ik spontaan de ruimtes voor mijn geest waar deze taken vervuld werden. Een van die functies was de studie, die speelde zich hoofdzakelijk af in de leslokalen en de studiezaal. De studie op het college was de gymnasiale opleiding, bedoeld als voorbereiding op een verdere opleiding in filosofie en theologie op een groot seminarie van een bisdom of een orde of congregatie. Het was bedoeld als de voorbereiding van de opleiding tot het priesterschap. Men was priesterstudent. Men hoefde zich niet vast te leggen voor een bisdom of een orde. Vandaar een vrij college. Men werd niet opgeleid voor een universitaire studie. Wilde men met deze gymnasiale opleiding een universitaire studie gaan doen, dan moest men op het eind van het gymnasium een examen voor een rijkscommissie afleggen. Op het eind van mijn opleiding behoorde ik tot een kleine groep, die voor dit staatsexamen was uitgekozen. Het was de opleiding van gymnasium A of de humaniora, zoals dat toen genoemd werd. Het zwaartepunt waren niet de wis- en natuurkundevakken, maar de taal- en letterkundevakken. Van de oude talen Latijn en Grieks en van de moderne talen Frans, Duits en Engels. Uit het studiejaar Syntaxis 1946-1947 heb ik nog een les- en een studierooster en de dagorde van examens (middenconcours) bewaard in mijn notitieboekje. Normaal hadden we per dag zes lesuren, behalve dinsdag en donderdag met  vier lesuren, en twee keer een studietijd, de grote studie van 5 tot 7 uur in de namiddag en de kleine studie vanaf half acht ´s avonds.

 

Het lesrooster van IVa

 

 

1

2

3

4

5

6

Maandag

Latijn

Duits

Grieks

geschiedenis

godsdienst

wiskunde

Dinsdag

Grieks

Bijbel

Engels

Latijn

 

 

Woensdag

Latijn

wiskunde

letterkunde

natuurkunde

Latijn

Grieks

Donderdag

Latijn

Duits

Grieks

Frans

 

 

Vrijdag

Kerk

geschiedenis

Latijn

Grieks

wiskunde

Engels

zaterdag

Kerk

letterkunde

Frans

Latijn

oude geschiedenis

natuurkunde

 

Het studierooster van IVa

 

 

Maandag

Dinsdag

Woensdag

Donderdag

Vrijdag

zaterdag

5-7

Latijn-Grieks

Latijn-Duits

Latijn-Grieks

Latijn-Grieks

Latijn-Grieks

Engels-Frans

7.30

wiskunde

Engels-natuurkunde

letterk.-geschied.

Duits-Frans

wiskunde

 

 

Het concours van IVa

 

In het midden van een trimester werd in alle vakken een schriftelijk examen gehouden, de zogenoemde middenconcours. Na de examens, die enkele dagen duurden, kreeg men een puntenlijst. In een officiële bijeenkomst in de studiezaal werden de punten en de eerste plaatsen in de vakken per klas bekend gemaakt.

 

Dagorde middenconcours Syntaxis A

 

 

Donderdag

Vrijdag

Zaterdag

8.30-9.45:1.conc

Grieks

wiskunde

Latijn

9.45: Refter

 

 

 

10.15-11 :studie

 

 

 

11-12.15: 2.conc

Engels

Geschiedenis

Frans

2.45-4 : 3.conc

 

Duits

letterkunde

 

Dan bestond er ook nog een eindconcours in elk trimester. Daarna kreeg men ook een verslag met puntenlijst. Die officiële mededeling van de ereplaatsen vond darbij naar mijn weten niet plaats.

 

In een opstel voor de Nederlandse les bij C. van Leeuwen heb ik over een concours in de Duitse taal geschreven. Ik laat het hier volgen, de gebeurtenis stamt uit het jaar 1945 of 1946.

 

 

Tingeling…! “Hé, is ´t alweer tijd.” “Ja, hoor je dat dan niet.” “Nou, dan veel succes.” Gelukkig het laatste concours. Over een goed uur is alles voorbij. Nu vlug naar binnen, naar de klas, dan kan ik misschien nog gauw een paar woordjes en regels nakijken. Wat dringen de jongens vandaag toch! Zouden ze blij zijn, dat ze concours hebben? Ik denk van niet. Eindelijk ben ik dan binnen. Nu gauw naar de klas. De professor is er nog niet. Daarom nog snel een paar voorname regels overgekeken. Daar komt de professor binnen gestapt. Hij heeft een paar boeken onder zijn arm, een grote bril op zijn neus; hij legt de boeken op de lessenaar en kijkt de klas eens rond. Het is erg rumoerig. Wel ja ´t is ook het laatste concours en iedereen verlangt naar het einde. Als ´t dan eindelijk een beetje stiller is geworden, begint de professor te bidden en daarna begint ´t. Een papiertje wordt uit het boek gehaald en R. D. v.d. Donk, want die is onze Duitse leraar, vouwt ´t langzaam open, zoals hij met alles gewoon is. Een beetje zenuwachtig zitten we daar allemaal, met een paar velletjes papier en een pen of potlood voor ons, te wachten, wat er komen zal. “Ik heb het concours maar wat kort gemaakt”, zegt R. D. v d. Donk, “ maar als jullie niet stil bent, hoort er nog een stuk bij.” Natuurlijk, waarom zou die goede man ons zo´n lang concours geven. “Alle boeken en papieren, waar Duits op of in staat van de bank en wie iets zegt onder ´t concours krijgt een nul.” “Jawel, meneer.” Dat is nu al de zevende keer, dat we dat van den leraar horen. Of ieder zich daaraan houdt, kan ik je echter niet zeggen. “Daar gaat ie dan. Schrijf op, eerste zin: In de gevangenis……….” Hè , gevangenis wat betekent dat toch. “Nooit van gehoord, meneer.” R. D. v d. Donk lacht maar eens, knikt ´n keer met zijn hoofd en gaat op zijn langzame manier verder. “Dat is ´t; je ziet dus, ´t is niet veel.” Maar dan breekt opeens ´t protest van de jongens los, die ´t , zoals gewoonlijk, veel te veel en te moeilijk vinden. Maar jammer genoeg, ´t helpt niets. Na 5 minuten is dan ook alles stil en hoor je niets, als ´t gekras van pennen en af en toe een diepe zucht. Een half uur gaat zo voorbij. Nog vier zinnen en dan heb ik ´t af. Hè, daar heb je weer zo´n akelig woordje. Spreeuw….??; wat betekent dat toch weer? Ik kan er maar niet op komen. Staat het misschien bij het meervoud? Ja, daar heb ik ´t: der Star. Hè , wat een stommerik, dat ik daar niet eerder aan dacht. Nu en dan hoor je aan een verlichte zucht of een duidelijk: hè hè, dat een jongen klaar is of ´t misschien niet allemaal kan klaar spelen.  Maar na een klein uur stapt er al eentje naar voren, heel gewichtig, dat hij het eerste klaar is, legt zijn papiertje met al zijn wijsheid er op, op de lessenaar en gaat dan weer zitten. Er volgt er nog een en dan weer een, allemaal verlicht ademhalend van al die misère af te zijn. Een paar keer moet de professor waarschuwen om niet te praten, maar als je zeven concours gemaakt hebt, wil je graag tegen je buurman zeggen, dat je blij bent, ofschoon hij dat toch ook wel weet. Ringelinggeling…! Daar gaat de bel voor de tweede keer deze middag; maar nu horen we ze liever. Alle concours worden ingeleverd; er wordt gebeden en dan stormen alle de klas uit, druk pratend, en we zijn blij, dat de concours achter de rug zijn en dat we nu een gezellige vrije avond hebben.

 

Laus Deo Mariaeque.

 

 

Voorbereiding op het staatsexamen

 

Met nog enkele anderen uit mijn klas werd ik uitverkoren extra bijgespijkerd te worden voor het staatsexamen. Vroeger had men ook al een poging gedaan de beste leerlingen dit examen te laten maken als voorbereiding op een universitaire studie. Deze keer startte men opnieuw een poging. Waarschijnlijk wilde men daardoor een begin maken met eigen mensen op te leiden voor de latere erkenning van het college. In het lesrooster van Vb , tweede trimester, vanaf januari 1947 staat elke dag een lesuur toegevoegd onder de naam Homerus of Herodotus. Waarschijnlijk was dit bedoeld voor de groep die voorbereid werd op het staatsexamen. Die groep was aanvankelijk acht personen groot, zoals uit de volgende foto blijkt.

 

v.l.n.r.:

Piet Ruigrok,
Jan van Vliet,
Penders,
Michiel Rutten,
Wim Rutten,
Jan de Froe,
Arie Bakker,
Martien Jilesen,
zittend P. Arntz

 

 

In tijd  van 1948 –1949 moesten wij als voorbereiding op het staatsexamen Nederlands ook veel lezen uit de Nederlandse literatuur. Ik heb in mijn notitieboekje nog een lijst gevonden met aanbevolen en aantekeningen over gelezen literatuur (noot redactie: deze lijst is hier niet opgenomen maar kan desgewenst worden opgevraagd bij Jan van den Bosch). In de tijd, waarin de andere jongens al op vakantie waren (de vakanties begonnen na het feest van Odilia, 18 Juli 1949) bleven wij nog op het college. Het was een aangename tijd, we waren een klein groepje, ik denk vijf. Ik herinner me nog, dat we ´s middags naar Veghel naar het zwembad mochten. Dat was wel de eerste keer, dat ik in een echt zwembad was. We werden ook intensief op de examens, die door een vreemde commissie van de staat in Amersfoort werden afgenomen, voorbereid.

 

Het staatsexamen

 

Ik heb mijn studie op het college in Uden afgesloten met het staatsexamen Gymnasium A. Ik kan me niet meer veel details herinneren. Ik denk dat meneer Nico van Leeuwen ons begeleidde, dat we ook ergens overnachtten - waarschijnlijk bij de broeders daar -,  want die examens duurden enkele dagen. De afsluiting was op 2 augustus 1949. Ik was zeer trots. Ik kan me nog aan het heerlijke gevoel herinneren enkele dagen later, toen ik met de fiets door Haps reed op weg naar een afspraak, ik had staatsexamen op zak, ik kon gaan studeren op de universiteit, de wereld lag voor me open. Maar daarover later meer, als het gaat over de uiteenzetting met mijn priesterroeping. In „Honderd jaar Udens college“ staat, dat er in augustus 1949 vier van de vijf geëxamineerde geslaagd zijn. Dat waren mijns inziens: Piet Ruigrok, Michiel Rutten, Arie Bakker en Martien Jilesen, niet geslaagd was Jan van Vliet.

 

Vier van de vijf geslaagden met Hüsken op de foto

 

Ik heb veel paters kruisheren als leraar gehad. De besten in mijn herinnering waren Nico van Leeuwen (de Lange), Jan Scheerder en Francino. Ze waren in mijn ogen bekwaam in hun vak, ze waren boeiend in hun lessen. Bij hen heb ik veel en graag geleerd. De anderen waren minder bekwaam, - ze waren autodidact- , vandaar voor mij ook minder boeiend in hun lessen. Mijn herinneringen aan hun lessen zijn dan ook minder levendig.

 

De studiezaal

 

Vele uren hebben we in de studiezaal doorgebracht. Ik had een vaste plaats, ze veranderde af en toe naar gelang in welke klas men zat. De Retorica had plaats in de achterste banken. Voor in het midden stond een grote lessenaar, daarop zat de surveillant. Hij maakte regelmatig zijn ronde langs de banken en keek, naar wat? De surveillanten waren heel verschillend. Papa van Oort zat meestal op de lessenaar en las een grote krant. Het gerucht ging, dat er gaatjes in de krant zaten en dat hij door die gaatjes loerde naar de studenten. Hij had bij ons een groot ontzag. Hij ging maar zelden van zijn katheder en liep langs de banken. We hadden een vast studierooster, de uren waren voor de verschillende vakken vastgelegd. Er was een grote studie, twee uur en een kleine studie, na het avondeten.

 

 

 

Onder de bank was een soort kast, waarin je alle spullen voor de studie kon opbergen. Meestal had ik- anderen ook wel- een leesboek in die kast liggen en af en toe, wanneer de surveillant geacht werd niet toe te zien, heb ik in dat boek gelezen in plaats van de opgaven te maken. In die studiezaal vonden ook de zaterdagse religieuze overwegingen van rector Arntz plaats. Ook werden in die grote studiezaal de punten na de concours bekend gemaakt, ook de erekaarten. Ik herinner me nog goed, dat ik dan dikwijls werd opgeroepen en moest dan helemaal uit het midden of van achteren ten aanzien van alle studenten naar voren lopen naar de grote lessenaar om de erekaart in ontvangst te nemen. En dat gebeurde dan wel vier of vijf keer, zodat enkele studenten me zeiden, je kunt daar voor wel blijven staan. Het was een gevoel van trots en verlegenheid. Zouden mensen, die “in de schijnwerper staan” ook zo iets beleven? Een dergelijk gevoel heb ik later in andere situaties ook gehad, situaties, waar ik in het  middelpunt van bewondering meende te staan.
 

naar boven