Interview met A. Vink

terug naar publicaties werkgroep

 

Als we op 9 augustus 2006 om een uur of twee s’middags bij Ap Vink aankomen en gezellig aan de tafel aanschuiven, is dat al het tweede gesprek dat we met hem hebben. De vorige keer hadden we drie fotoboeken van hem meegekregen en die komen we nu terugbrengen. We maken van de gelegenheid gebruik om nog wat aanvullende vragen te stellen over het muzikale gebeuren op het College, zodat het voor dat we het weten alweer vier uur is. Toch gaan we weer met een aantal nieuwe fotoboeken de deur uit, dus bij Ap komen we nog wel weer een keertje terug.  

Albert (Appie) Vink was in onze tijd een van de jongste leraren, ook al door zijn jongsachtige uiterlijk en vrolijke gedrag. Hij lachte graag (nog steeds trouwens) en ging heel informeel met je om. Op 9 0ctober 1924 zag hij het levenslicht in Delftshaven of wel Rotterdam West, waar zijn vader een modezaak dreef. Omdat hij al vroeg sociaal bewogen was en de mensen graag wilde helpen, ging hij naar het kleinseminarie van Hageveld. Zijn parochie was niet die van de Kruisheren, zoals van zovele andere Rotterdamse studenten in Uden. Hageveld viel Ap vreselijk tegen. Na twee jaar leed hij nog aan ondragelijke heimwee en de regent aldaar stelde hem voor naar Uden te gaan. Na Uden kon je immers nog alle kanten op, zodat hij altijd nog naar het grootseminarie van de wereldheren kon gaan. Hier was de vader duidelijk de wens van de gedachten, want Ap bleef bij de Kruisheren.

Die heimwee werd veroorzaakt door regels die hij niet zozeer streng vond, als wel vervelend. Je mocht bijvoorbeeld nooit met zijn tweeën lopen en voetballen moest  in hele lange kousen. Klassen werden streng van elkaar gescheiden gehouden, waardoor je amper kon kiezen met wie je omging. Uden was een verademing: veel vrijer en vooral gezelliger. 

Ap begon er in 1940 in de derde klas en ging in 1944 naar Neeritter. In 1950 werd hij priester gewijd en verwachtte naar de missie in Indonesië te worden gestuurd. Hij gaf te kennen dat hij daarvoor nog een jaartje wilde studeren in Utrecht, waar Indonesische muziek werd gegeven. De missie ging echter niet door, maar de generaal gaf wel opdracht tot een echte muziekstudie aan het conservatorium, maar dan wel gericht op het onderwijs. Op deze manier behaalde Ap zijn diploma schoolmuziek aan het prestigieuze Haagse Conservatorium, waar hij een tijdje samen met Pim Jacobs in de klas zat. Gedurende zijn studie woonde hij op een pastorie in Voorburg.

Eind december1956 werd hij in Uden benoemd als muziekleraar. Hij is dit gebleven tot zijn pensioen in 1983. Kort daarvoor, in 1981, heeft hij nog met o.a. Toon van den Elsen, Albert Hüsken en Louis Wijnhoven zijn 25–jarig leraarschap gevierd.

Behalve leraar was hij  bijna een kwart eeuw ook koordirigent naast en na Harrie Brouwers. Hij leidde de Scola Cantorum, gaf individuele muzieklessen en verzorgde het ‘plaatjes draaien’ op zondagavond. Ook maakte hij bandopnamen van de radio-uitzendingen van Openbaar Kunstbezit die op maandagavonden werden gedraaid.

Ap was ook een van de leraren, die als er een beroep op hem werd gedaan bij toneel of operette spelen, steeds van de partij was. Zo speelde hij natuurlijk mee in het stuk “Bloed en Liefde, dat de leraren opvoerden, maar viel hij ook in buiten het College. Zo trad hij bijvoorbeeld ook op in stukken van een toneelvereniging In Zeeland.

Alsof zijn leraarschap en deze culturele- en vormingsactiviteiten nog niet genoeg waren, gaf hij ‘het helpen van andere mensen’ nog een meer materiele vorm door jarenlang mee te gaan met ‘de bouworde’: een groep studenten, die zich in de vakantie in Duitsland inzette bij sociale bouwwerkzaamheden.   

Na zijn pensionering bleef hij zich nog een tijdje voor het buitenland inzetten door samen met Rita voor het noodlijdende Kroatië kleding en ander levensbehoeften in te zamelen en er heen te brengen. 
Nu doet hij het wat rustiger aan en verzamelt postzegels met muziek- afbeeldingen.

terug naar publicaties werkgroep