Hoofdstuk 1.1 - Herinneringen van Hans van Dijk aan de harmonie

 

Hans van Dijk (1952-1958) heeft levendige herinneringen aan de harmonie, waarin hij zelf klarinet heeft gespeeld. Vanaf de vierde klas was Hans organist. “Eén of twee keer per week verscheen aan het begin van de middagpauze R.D. Harrie Brouwers in de recreatiezaal, klapte in z'n handen en riep : harmonie!”, zo vertelt Hans. “Dan trokken zo'n 35 studenten naar de harmoniezolder, drie hoog, pakten hun instrument en zochten voor een half uur een leeg klaslokaal op om partijrepetitie te houden. Brouwers was dan ambulant leraar, (bespeelde blijkbaar alle koperen en houten blaasinstrumenten), hij zocht je dan op en gaf wat instructie, hetgeen soms ook door een gevorderde ouderejaars gebeurde. Daarna kwam het hele ensemble op de harmoniezolder samen en werd er gezamenlijk gerepeteerd. Het repertoire bestond hoofdzakelijk uit eenvoudige marsmuziek met bijzondere aandacht voor zogenaamde processiemarsen. Vrij plechtstatige, dus langzame marsen, tempo van een bedevaartganger, waarvan wij er een stuk of vier op de lessenaar hadden staan. Ook tijdens deze repetities was de kritiek van Brouwers niet mals. Een klarinettist die er weinig van bakte kreeg op een bepaald moment naar z'n hoofd : “Jongen, ge zit erbij of ge in oew boks gescheten hebt ...”.  Brouwers nam voor niemand een blad voor de mond. Zo speelde R.D. G. Nijkamp ook wel eens mee (althoorn), maar ook hij kon rekenen op forse kritiek als hij "ernaast zat te pielen”.

 

 

Hans van Dijk weet nog heel veel van toen. “Ik weet dat we in de zomer van 1953 vier keer moesten optreden. De eerste keer rond de 3e mei, feest van de H. Kruisvinding, met een kleine processie voor en door voornamelijk Kruisheren en studenten, die door de straten rondom klooster en college trok. Op Sacramentsdag was de grote processie, waarbij wij aansloten bij de Udense parochie. Deze processie trok door bijna heel de toenmalige bebouwde kom van het dorp. Ook de Udense Harmonie, die bij mijn weten tevens werd geleid door Harrie Brouwers, was dan actief. Door beide muziekgezelschappen ver genoeg uit elkaar te plaatsen stoorden we elkaar nooit! Rond 19 juli, het feest van de H. Odilia, was er weer een kleine processie net als op 3 mei. Tenslotte ging de harmonie van het college ook spelen in de sacramentsprocessie bij de zusters van het Retraitehuis, aan de weg naar Volkel, ik denk op de zondag na Sacramentsdag. Daar is destijds de foto gemaakt die ik nog ergens heb”.

 

Hoofdstuk 1.2 - Het eerste openbare optreden van de harmonie

 

Door Hans van Dijk hebben we al een aardige indruk van de harmonie. Ook in “Klankbord” komt de harmonie af en toe om de hoek kijken. K. Raateland schrijft in De Harmonie, Klankbord, elfde jaargang, nr. 2, november 1946, hoe het er toeging op de laatste repetitie voor het eerste openbare optreden. “De harmonie Wilhelmina, ook wel “Brouwerij” genoemd, repeteert op de zolder. Daar hangen de instrumenten aan de muur. Dan is het spoedig een lawaai, dat horen en zien vergaat. Als dan de dirigent de lessenaar bewerkt alsof hij deze aan gruizels wil slaan, is het lawaai compleet. Maar hij wordt de herriemakers snel de baas. In het begin was het een veelverkochte mop welke van de anderhalve mars die de Harmonie kende ze het eerste zouden blazen. Nooit groter was de spanning dan die er heerste op de laatste repetitie, voordat de Harmonie haar geluid “buiten de veilige muren van haar hoge woonplaats” zou laten horen. Het succes daarvan was zo overweldigend, dat er toen de Harmonie uitgeblazen was, een bisgeroep ontstond. Later zei men wel dat dit bis geroepen werd op verzoek van de harmonieleden zelf, maar aan dergelijke laster hoeft men volgens de schrijver van dit artikel niet het minste geloof te hechten”.

 

Van dat eerste openbare optreden, een serenade die de harmonie op 29 juni 1946 in Odiliapeel onder de leiding van de Heer Brouwers bracht aan de Zeer Eerwaarde Heer Pastoor bij gelegenheid van dienst veertigjarig priesterfeest, is ook een verslag in Klankbord te vinden. W. Rutten, Ons eerste optreden, Klankbord, twaalfde jaargang, nr. 1, september 1947, schrijft: “De dagen er voor heeft de Harmonie haar repertoire van acht marsen met koortsachtige haast doorgenomen. Om half drie wordt de Harmonie per wagen naar Odiliapeel getransporteerd. Op de Markt in Uden passeren ze de Udense Harmonie die daar toevallig klaarstaat voor het kersenfeest. De Harmonie wandelt in marstempo de speelplaats van het parochiehuis op. Langs de weg horen ze zeggen: “Is dè nou derremenie van de klégi?” Het eerste nummer “Simple comme bonjour” komt ondanks de benauwde gezichten van de muzikanten heelhuids aan ’t einde. Een daverend applaus stijgt uit de menige op. Zo wordt het repertoire afgewerkt, afgewisseld met voordrachten van de kinderen. Na afloop spreekt de jubilaris een hartelijk woordje van dank. Daarop volgt een oorverdovend “Lang zal hij leven”. Rutten hoopt tot slot dat de Harmonie nog menigmaal, óók buiten het college, mag optreden. Volgens het Journaal in Klankbord is dat ook het geval. Op 25 juni 1950 luisterde de harmonie de Cuneraprocessie in Vorstenbosch op. “Naar onze correspondent meldt blies zij in ieder geval beter dan de boeren zongen. Maar zegt dat zo heel veel?”, vraagt de journalist zich af. In november 1950 bracht de harmonie nog een serenade - of was het een aubade? - aan de Zeereerwaarde Zusters van het St. Jansgesticht. 

 

Hoofdstuk 1.3 - De sfeer op de repetities van de harmonie

 

Een levensecht verslag van de sfeer in de harmonie is te vinden in Ons Hermenieke, Klankbord, zeventiende jaargang, nr.6. In die laatste Klankbord van het schooljaar 1952-1953 haalt “de afzwaaiende eerste trombonist” een paar herinneringen op uit zijn vijfjarige loopbaan. “U zult me misschien, als U de laatste aflevering van  ''Udense Klanken" gele­zen hebt, mij tot een dief degraderen of promoveren,  want in dat nummer stond ook een stukje, waarboven dezelfde naam prijkte.  Dit stukje was geschreven door R.D.Brouwers;  echt zelf gedaan. Het was een meesterlijk stukje humor. Het ging over de harmonie in de tijd, toen H. D. Brouwers zelf nog zijn suikersteel bewerkte. Als enig harmonielid van onze buitengewoon muzikale klas, wil ik nu een paar herinneringen uit mijn vijf­jarige loopbaan ophalen. De ervaring, die ik bij de eerste repetitie opdeed, was niet bijster opwekkend. Toen ik, met mijn tong uit mijn mond van de 64 treden in de broeikast kwam, dacht ik.dat mijn trommelvlies scheurde. Alles ging heen en weer op de op de zolder, ieder klemde zijn partijen in zijn handen: de Boer, alias Wim Rutten, was even zijn instrumentje aan het proberen. Maar dit was slechts het begin van de emoties. Vooraan zat een bugelblazer, die hoe langer hoe roder werd. De stadia van lichtrood, bloedrood en pioenrood was zijn hoofd al lang voorbij. Met het hart in de keel keek ik of nu scharlakenrood aan de beurt was, maar R.D. Brouwers haalde me van Loe van Belkom vandaan en pootte mij tussen R.D.Nijkamp en Evert Harhof in. Alweer zo'n verkeersbord "Oppassen", maar R.D. Nïjkamp lachte eens vriendelijk naar.beneden en haalde de rook weer binnen, die hij zo juist had uitgeblazen. Terwijl de anderen een mars bliezen stond Mijnheer Brouwers achter me en mepte me bij elke tel op mijn hoofd om de maat aan te geven, maar het au-geroep door mijn instrument was net elke keer iets te laat. Wat je op zo'n.eerste repetitie allemaal te slikken krijgt, daarvan kunnen velen meepraten. Vooral dat ik uit 's Gravenhage kwam scheen de deur dicht te doen. Ik wist nog maar nauwelijks, dat er behalve's Gravenhage nog iets behoorlijks bestond. Nu weet ik natuurlijk wel beter! Toen Mijnheer Brouwers zag, dat ik toch niet zo’n hele “goeie” op de barriton was, werd ik aan de derde trombone gezet, omdat er,  zoals gewoonlijk bij zo'n ceremonie gezegd wordt, geen zesde was. Het instrument heeft me al heel wat kopzorgen bozorgd, omdat wij beide niet veel in lengte verschilden. Later werd ik nog getracteerd op een trombone, die nog niet vernikkeld was. Aan mijn lippen vormde zich dan onder de repetitie een groen randje koper,wat “heerlijk”  smaakte. Toch was het een fijn instrument, al moest je je gehele gewicht gebruiken om de pistons naar beneden te duwen. Nu denkt u misschien, dat ik de harmonie-repetities aan het afkammen ben, maar zulke snode plannen heb ik niet, integendeel, ik heb het altijd de gezelligste recreatie gevonden. Bij toeval zaten er drie Hagenaars op een rijtje; een schorre.trompetblazer, daarnaast mijn buurman, het dikke Trekie,  die ook probeerde te blazen en ik, die niet boven mijn lessenaar uitkwam. Getrouw heb­bon we onze geboortestad verdedigd, en niet altijd zonder succes, Een van de grootste gloriedagen van de harmonie heb ik mogen beleven.  De dag, waarop we voor het eerst ons nieuwe tenue aankregen. Heel wat weken van voorbereiding zijn aan die dag vooraf gegaan. We waren het er gauw over eens dat de oude pakjes, die in hun tijd zo mooi waren, aan de motten moesten wor­den prijsgegeven. De toneelzolder had er geen meer nodig, daar ze al, in reeds lang vervlogen dagen, zich verzekerd had van enkele exemplaren. Toen ver­scheen er op de harmoniezolder ook wel eens een dik geval, gewapend met een centimeter, een stompje potlood en een vodje papier. Wij moesten allen dan op een rijtje gaan staan, de grootsten voorop. De .kleermaker pikte er hier en daar dan een "buitenmodel" uit en probeerde dan met zijn centimeter de buik van de persoon te omspannen; je hoorde soms fabelachtige getallen. Een van onze eerste muzikale wandelingen was. wel die van het kersenfeest van drie jaar geleden. We kenden toen vijf .marsen, wat nu iets wonderbaarlijks lijkt. We waren nog niet ver van huis af, of de grote trom kreeg scheurbuik. Bijna de hele tocht hebben we met een kapotte trom gelopen, maar desondanks hebben we toch vijftien marsen geblazen. Bij de vijftiende hoorden we zelf haast niet meer welke mars we bliezen. Al heeft de harmonie het afgelopen jaar niet veel lauweren behaald, in de laatste maanden is niet alleen haar tonnage danig verhoogd door het toetreden van een stelletje stevige nieuwelingen, maar vertoont zij ook weer zeer hoopvolle perspectieven. Moge onze onvergetelijke en onvolprezen Baas weer .spoedig zijn harmonietje terugkrijgen van enkele jaren terug. Mogen ook nu weer sterren gaan stralen. Leve onze dirigent! Leve onze harmonie”. Aldus de afzwaaiende eerste trombonist.

 

Hoofdstuk 1.4 - Foto’s van de harmonie uit de oude doos

 

Uit een oud fotoalbum dat we van Appie Vink even mogen lenen duikt nog een aantal hele mooie oude foto’s van de harmonie op. Helaas ontbreekt elke aanduiding van personen, tijd en plaats. Ik zet de foto’s hier op een rijtje.

 

 

 

Hoofdstuk 1.5 - De annalen van de harmonie duiken op

 

Op 22 november 2006 was ik in het kruisherenklooster te St. Agatha voor archiefonderzoek. Tot mijn grote verrassing dook uit de archiefdozen die ons door Anneke Beelen, secretaresse van de Nederlandse provincie van de kruisheren, ter inzage waren verstrekt, een drietal schriften op. Deze schriften bleken de handgeschreven annalen te bevatten van de harmonie Wilhelmina over de periode 23 november 1945 tot de dag van de noodlottige brand in het college op 13 mei 1954. Ik zie dat er sprake is van verschillende handschriften. Dat komt, ontdek ik, omdat op elk Ceciliafeest, 22 november, een nieuwe annalist werd gekozen. De annalisten maken er veel werk van, zo te lezen. Soms worden hele discussies letterlijk geciteerd. Vooral de opmerkingen van directeur Brouwers zijn niet van de lucht. “Het was een plezierig werk”, zo schrijft annalist Raateland bijvoorbeeld tot slot in november 1947, “wat in zich sluit dat het op de harmonie geen dooie boel is”.  Dat is een understatement.

 

Een vraag die nog lag te sudderen was wanneer de harmonie is opgericht. Op die vraag vind ik het antwoord in het tweede schrift: op 3 maart 1907, want op 3 maart 1947 vierde de harmonie namelijk haar veertigjarig bestaan. Bij dit jubileum zijn ook de nieuwe uniformen in gebruik genomen. Ook werd het vaandel weer van stal gehaald. Op het vaandel staat trouwens ook het jaartal 1907. Tot vaandeldrager werd  een van de jongste spruiten, Donselaar, aangewezen. Vanwege het veertigjarig bestaan van de harmonie had het hele college ’s avonds drie hele kwartieren vrij, staat er in de annalen onderstreept bij. Om acht uur daalde de harmonie naar beneden af, de vaandeldrager voorop. Het was een indrukwekkende stoet met de harmonieleden in hun stijlvolle dracht. Er ging in het college dan ook een daverend hoera op. “Ook de zeereerwaarde overkant toont belangstelling”, schrijft Raateland in de annalen. De feestelijkheid werd geopend met de Volksliederenmars. Daarna hield meneer Brouwers een prachtige speech vol oude herinneringen “en hier en daar een enkel klein steekske”. Vervolgens blies de harmonie haar grote nummer “Le reveil des dieux”. Dat maakte wel indruk, “hoewel verschillende goden vanwege een paar valse noten te vroeg gewekt werden”, vertelt Raateland. “Hier en daar hoorde men de legerstede van de luid-donderende Zeus wel eens vervaarlijk kraken”. Daarna speechte meneer De Pater die met een harmoniepet op ook nog een mars dirigeerde.  

 

Hoofdstuk 1.6 - De harmonie wordt voorgesteld

 

De harmonie had in 1945 kennelijk een periode van non-activiteit achter de rug en was bezig met een doorstart, zoals we tegenwoordig zouden zeggen. In de eerste bladzijden van de annalen meent scribent Herman Paardenkoper op 23 november 1945 dan ook eerst een “tableau de la troupe” te moeten geven voordat zijn aantekeningen van de dagelijkse gebeurtenissen kunnen beginnen.

 

De harmoniezolder

 

Eerst neemt hij ons mee naar de harmoniezolder “in een verre uithoek van het college, een koud, wit vertrek, waar aan de wanden blinkende instrumenten hangen en waar onder het schuine dak de kleine en de grote trom ontspannen van hun rust genieten. Is het om haar lawaaierige klanken”, zo vraagt Paardenkopen zich af, “ dat zij zo hoog gevestigd is of is het omdat haar harmonieuze melodieën zo verheven zijn dat zij een hoge plaats verdient in het college. Wij die hier komen om te spelen vragen ons dat al niet meer af. Wat wij wel vragen dat is: wanneer zal er voor ons een lift komen die ons al dat trappenlopen zal besparen. Het is misschien waar dat al dat trappenlopen ons een nuttige ademoefening bezorgen - voor een harmoniespeler onmisbaar - maar het nadeel is: dat we minstens tien minuten nodig hebben om op adem te komen van die ademoefening. Nu begrijpen we ook waarom prior Van den Braak deze zolder wit liet verven. Die kille kleur brengt ons na die verhittende trappenklimmerij weer op normale harmonietemperatuur”.

 

De directeur van de harmonie

 

Van Hans van Dijk wisten we al dat R.D. Brouwers ook als directeur van de harmonie behoorlijk uit zijn slof kon schieten. “Stellen we ons een ogenblik het gezelschap voor, zoals het gewoonlijk bij het spelen opgesteld is”, zo begint Paardenkoper op 23 november 1945 heel bedeesd aan de introductie van Brouwers. “Waar alles om draait, dat is onze directeur R.D. Brouwers. In Amsterdam zouden ze zeggen: geknipt voor het baantje. Van zijn stok gaat alles uit. Slaat hij ¾ maat, dan speelt ieder ¾ maat en speelt hij op zijn poot, ik bedoel been, dan siddert het hele stel. Die stok hoeft maar eventjes met de lessenaar in aanraking te komen, en het hele gezelschap zwijgt, behalve de instrumenten dan die nog wat lucht door hun pijpen geschuurd krijgen”. Op 10 februari 1946 schrijft Paardenkoper dat meneer Brouwers een nieuw woord uit de oude doos heeft gehaald en Dortmans, Bout, Belkom en zelfs baas Mes begiftigt met de eretitel van “klungels”. Op een variatie van de bijnaam “Pannebakkerij” voor de Arienskring vindt Brouwers voor de harmonie “Brouwerij uit”.  

 

“Ons harmonieke kan zich nu al de weelde veroorloven van een 2e dirigent, R.D. Nijkamp”. Nijkamp, die we hiervoor al tegenkwamen in Klankbord, zag en hoorde veel vanwege zijn lengte, “wat mooie kwaliteiten zijn voor een dirigent”, zo beschrijft Paardenkoper hem. “Onder die dubbele leiding begint onze harmonie weer zo langzamerhand z’n oude naam te krijgen”, is de voorlopige conclusie van onze scribent. Op 10 maart 1946 is Nijkamp jarig. Het hoogtepunt van de repetitie die dag is het ogenblik waarop de Amerikaanse sigaretten voor de dag komen. “Dit vooral, omdat er rookstraf was”. 

 

De spelers van de harmonie

 

Paardenkoper begint nu zijn beschrijving van 23 november 1945 op de eerste rij links waar hij R.D. Donk aantreft “die danig de eerste viool speelt op zijn piston”. Zijn buurman Kasteland wil zich daarom kennelijk oorkleppen aanschaffen om zijn trommelvliezen in de gewenste conditie te houden. De veteranen Wollenberg en Waldram hebben zich na een succesvolle loopbaan tot tweede pistonnist weten op te werken, meldt Paardenkoper bewonderend. De klarinettisten, de “houten afdeling” zoals Paardenkoper die noemt, is sterk vertegenwoordigd, met vakmensen, gezellen en leerlingen. Een onmisbaar kwartet wordt gevormd door de rethoricasters Nijman, Hormann, Latjes en Sommers. Dogge, van de Broek en Boets kunnen met hun instrument nog toekomst maken, denkt Paardenkoper, “wanneer hun oudere collega’s het habijt dragen”. Duimel en Nissen vertolken samen de saxofoonrol. “Hun klanken zijn al net zo vreemd als ze zichzelf wel eens voordoen”. De voorman van de harmonie is Mes met zijn gekromde waldhoorn. Zijn metgezellen Belkom, Bont en Dortmans zien hoog tegen hem op. “De knetter- en schettergroep, Copray, de Jong en Snoeren, de trombonemannen, kunnen nog niet de gewenste eenheid bereiken”, legt Paardenkoper de vinger op een zwakke plek. Vooral Snoeren zet blijkbaar gerust een ander muziekstuk in. Meneer Nijkamp voelt zich sterk, denkt Paardenkopen, omdat de tuba-basafdeling met ook Utregt, Kuipers en Rutten het fundament is van het spel en zich de grote en de kleine trom en de bekkens in de rug weet. Dalessie  is de kleine trom zoetjesaan wel ontgroeid, vindt Paardenkoper. Hij moet met Sinterklaas maar een grote trom krijgen. Maar Fons Oremus op de grote trom heeft zo’n heerlijk maatgevoel, dat hij daar later ook wel profijt van zal hebben.

 

De muziek van de harmonie

 

Paardenkoper meldt een beetje cynisch dat het repertoire van de harmonie langzaam uitgebreid is van één tot twee marsen. “U ziet: het gaat crescendo”. En als de harmonie met deze twee marsen het Ceciliafeest van 1945 opent is het hele convent uitgelopen. “Hoe vals het soms ook klinkt, ieder gaat er trots op dat de harmonie weer speelt. Zo komen de oude herinneringen aan de goede oude harmonietijd met R.D. Esselaar weer boven”. Op 11 februari 1946 schrijft Paardenkoper dat in korte tijd al drie nieuwe nummers zijn ingestudeerd. Op de verjaardag van de prior op 20 februari 1946 staat iedereen er dan ook versteld van dat het repertoire reeds tot vijf nummers is uitgebreid.   

naar hoofdstuk 7 t/m 9

terug naar inleiding