Hoofdstuk 1.7 – Hoe het de harmonie verging tussen 1945 en 1954

 

Schooljaar 1945-1946

 

Regelmatig moet de harmonie veren laten. Op 1 april 1946 neemt de harmonie bijvoorbeeld afscheid van meneer Nienhuis “die het zeegat uitgaat naar Brazilië”. In het zomertrimester 1946 (“Weinig repetities en animo”, schrijft Paardenkoper) doet meneer Van Leeuwen zijn entree en zijn Van Lieshout en Fallon nieuwe sterren aan het firmament. Ook Karhoff, Kortmann en Gilberts voegen zich bij de “klungels”. Hiervoor citeerden we reeds uit Klankbord over het eerste openbare optreden van de harmonie op 29 juni 1946 in Odiliapeel. Nu begrijpen we dat dit optreden het eerste was na de wederopstanding van de harmonie. Aan de oude foto’s van Appie Vink te zien is ook de “oude” harmonie er menigmaal op moet zijn  uitgetrokken. In de annalen van 12 juli 1946 lees ik dat de harmonie voor het eerst ook weer haar traditionele uitgaansdag heeft gehad met een trip naar het Blindeninstituut te Grave. “Na veel wikken en wegen mogen de aspirantleden ook mee”, schrijft Paardenkoper. “Zelfs Creemers, die “al” één keer gerepeteerd heeft, stapt in het buske”. Op het instituut waren de jongens diep onder de indruk van een blinde pianist. “Meneer Brouwers stond bij de vleugel als een kleine jongen die een zuurstok in een etalage ziet liggen en ‘m niet krijgen kan (…) In ieder geval leerden we dat meneer Brouwers zijn rivalen ook nog onder de blinden telt”. Nadien mochten de jongens ook gaan zwemmen. Het probleem dat er meer zwemmers waren dan badpakken werd opgelost in de vorm van voetbalcostuums. De Heren Van Leeuwen, Brouwers en Nijkamp deinden met hun bootje op de golven en hielden een oogje in het zeil.  Op 21 juli 1946 blaast de harmonie het schooljaar uit met onder meer de mars “De Pelikaan”. Aan het handschrift te zien worden de annalen vanaf dat moment geschreven door een ander lid, K. Raateland. We lezen we dat afscheid wordt genomen van de leden van de Rhetorica Waldram, Van de Wollenberg, Nijman, Horman, Sommers, Dalessie en De Jong en van de Syntaxis  (daar is ie) Paardenkoper en Corstiaans.   

 

Schooljaar 1946-1947

 

Op de eerste repetitie beschouwt meneer Brouwers met een benauwd gezicht de opengevallen plaatsen. Maar met frisse moed wordt toch weer aangevangen: “Entre Nous” en “Paris Bruxelles” worden “volgens de regels van onze kunst” zo hard mogelijk geblazen. De harmonie werkt verder aan zijn repertoire: in oktober wordt een nieuwe mars “Souvenir d’ Uden” ingestudeerd en het stuk “Les contes de grand’maman”.  Brouwers breidt ook zijn repertoire “klungels” uit met “grote klungels” en “grootste klungels”. Op 8 november mag de harmonie voor Hoogwaardig Heer blazen. Het gaat uitstekend. Dat komt ook omdat meneer Brouwers tussen de klarinetten is gaan zitten. Meneer van Leeuwen dirigeert. Op 18 november blaast de harmonie ten afscheid van de zeereerwaarde heer rector Van Oort. De harmonie wordt op dat moment gevormd door baas Mes, Boets (met nieuwe bril), Kneppers, Kortman, Dogge, Van de Broek, Van de Akker, Nisse en Duimel, Van Mierlo, Kip, (de dikke) Rutten, Walbomers, Copraij en nog een aantal anderen.Op 22 november 1946 wordt het traditionele Ceciliafeest gevierd. Alles overtreffend was de opvoering van de opera “Eulalia”. Er waren ook appelbollen, die met een donderend “hoera” werden verwelkomd. In januari 1947 bereidt de harmonie zich met het instuderen van de volksliederenmars voor op de geboorte van de nieuwe Oranjetelg. “Het is maar goed dat de a.s. Oranjespruit het niet zelf hoeft te aanhoren”, schrijft Raateland, “het arme schaap zou het niet overleven”. In februari wordt een nieuw, groot nummer onder handen genomen: “Le reveil des dieux”. Op 23 februari 1947 begroet de harmonie de nieuw geboren prinses vanuit de recreatiezaal van het college van het H. Kruis in Uden op uitbundige wijze met enige vaderlandse wijsjes. “Tevergeefs probeert onze zeereerwaarde dirigent het “vierkante blokken” blazen af te leren”.  Intussen bereidt de harmonie zich voor op de viering van het veertig jarig bestaan, waarover hiervoor al is verteld. En alsmaar wordt verder gewerkt aan het repertoire: in mei wordt de mars “Hou en Trouw” ingestudeerd en in juni het stuk “Le drapeau d’Eindhoven”. Brouwers heeft zijn luitjes stevig onder de knoet (“Hou doe kop dicht, brulapen”, of: “In de Peel weten ze ook niet veel”, of: “Laten we maar afspreken dat ge er niks van kunt”). Brouwers overbluft zijn jongens ook met uitspraken als: “Toen ik hier bij de harmonie kwam en veertien dagen geblazen had, was ik voort altijd de beste”. Hoogtepunt van het derde trimester is het eerste openbare optreden in Sint Odiliapeel, waar we eerder al het verslag van lazen in “Klankbord”. Het vertrek van de Rhetorica in juli 1947 is tegelijk ook een aderlating voor de harmonie.

 

Schooljaar 1947-1948

 

“Het is droevig om te zeggen”, zo opent Raateland de annalen op 14 september 1947, “maar de harmonie staat er beroerd voor”. Allereerst werd er een wapenschouw gehouden: Mes was weg, De Bont, Kip, Copraij”. Maar Brouwers redde de sfeer met de uitroep: “Maar we hebben De Beer gelukkig nog”. Deze Beer, alias Wim Rutten, werd tot nieuwe baas gekozen. Met ‘de mars “Drapeau d’Eindhoven” werd het nieuwe seizoen geopend. In de weken die volgden werden ook verschillende nieuwe leden aangeworven, onder wie Rooijakkers, Stam en Van Rijn. Brouwers paaide zijn jongens ook altijd met Amerikaanse Lucky Strike’s. Hij liet zich ook wel verleiden tot het vertellen van sterke staaltjes uit de bezettingstijd met hemzelf in de hoofdrol in allerlei klim- en bokspartijen. Op 22 november 1948 werd weer het jaarfeest gevierd van de maagd Cecilia. De nieuwe baas de Beer hield de traditionele speech tegenover dirigent Brouwers. Daarna werden er allerlei “vermakelijkheden” opgevoerd onder het genoegen van Amerikaanse sigaretten, Udense appelbollen en sinterklaas-taaitaai. Tot slot werd er serieus geconcerteerd met Brouwers zelf op trombone. L. van Belkom wordt de nieuwe annalist. De leden van de harmonie speelden ook sinterklaas en zwarte piet voor de kinderen uit het dorp. Liefst 900 kinderen kwamen sinterklaas een handje geven. De raad “Vroeg naar bed, hoor!” vond sint Duijmel blijkbaar het voornaamste, en ook “Zoet zijn”, en Goed opletten”.  “Concordia” heet de nieuwe mars die wordt ingestudeerd. Het instuderen neemt vele weken in beslag. Brouwers: “De Udense harmonie zou hem zo blazen en dat zijn maar gewone lui”. Bij het tellen blijkt er 45 man te zijn. “Muzikanten en lawaai genoeg”, schrijft Van Belkom. Op 18 juni 1948 blaast de harmonie “Lang zal hij leven” voor haar directeur die geslaagd is voor zijn orgelexamen en nog wel cum laude. Er werd ook op sigaretten getrakteerd. De mars “Pick-up” wordt geblazen. De processiemars “Doux regard” wordt ingestudeerd ( “Een apekooi op zondagmorgen maakt mooier geluid”).

 

R.D. Brouwers O.S.C.,
directeur van de harmonie Wilhelmina, aan het orgel in de kapel van de kruisheren  te Uden

  

Schooljaar 1948-1949

 

Terug met hangende pootjes en frisse tegenzin. “De eerste repetitie is niets anders dan stoelen recht zetten, partijen opzoeken en kijken of de instrumenten nog heel zijn”, vertelt Van Belkom. “Geblazen wordt er niet, alleen af en toe een noot die nergens iets mee te maken heeft”. Om de harmonie op peil te brengen worden er allerlei veranderingen aangebracht: Karhof verhuist naar de tuba, Rooijakkers krijgt een alt in zijn handen geduwd, Overvliet wordt 1e trombonist. De eerste stuk dat dit jaar wordt aangepakt is “Le reveil des dieux”. Brouwers: “Zouden jullie in mijn plaats niet de moed verliezen?”. Maar goede sigaretten houden de stemming er in. Op 22 november 1948 is het weer Cecilia, “de grote dag waarvoor we zo lang gezwoegd hebben”. Na de grappen en grollen en de appelbollen was de tweede helft van de avond aan muziekmaken gewijd: “Souvenir d’Uden”, “Le reveil des dieux”, “Pick-up” en nog een solo van Van Lieshout. Tijd voor een nieuwe annalist, een met een erbarmelijk handschrift, Nico Willemsen heet hij, meen ik te lezen. Woensdag 1 december: de halve harmonie ligt op bed. Toch lukken de eerste maten van “Martha”. In januari 1949 wordt ook de “Woody-woods-pegger-song” en de “Mars der Tirailleurs” op het programma gezet. Instrumenten zijn gerepareerd en gestemd. De directeur gaat soms zo hevig te keer dat de annalist  zich afvraagt “of men op ’t klooster een borreltje op heeft”. Op de repetitie van 26 mei 1949 komt de rector zeggen dat het geen studie is. Daarom daalt de harmonie met instrumenten en al af naar de cour, waar men over belangstelling niet te klagen heeft. Op zondag 29 mei 1949 is het een grote processiedag in Uden. Om half tien treedt de harmonie aan. Bij het begin van de Bitswijk wordt de Tirailleursmars ingezet om de processiestemming er in te krijgen. “Met dat al blazen we de Udense boeren van achter hun gordijnen de straat op”. Ook op Sacramentsdag draagt de harmonie bij aan de openbare devotie met “Doux Regards” en “Pelerinage”. “Succes: geweldig”, schrijft de annalist, al is hij wel zo eerlijk ook nog op te merken “dat de Udense harmonie ons medelijdend aankeek toen wij van de Markt vertrokken”. En dan is het 3 juli 1949: groot kersenfestival. De rector heeft het goed gevonden dat de harmonie meeloopt in de kersenoptocht! In allerijl is een uniform bedacht: witte bloes, lange broek en baret. Na een slapeloze nacht en na eerst naar het lof geweest te zijn stond “het hele zakie” opgesteld op de cour. “Het was geweldig druk op straat en we hadden al meteen veel bekijks”, doet Willemsen verslag. “De directeur verkocht gratis muilperen, bestemd voor lieden die niet in de maat liepen”. Juist toen de cameraman zijn toestel op de harmonie richtte, zette de harmonie een pittige mars in. Maar o wee, in zijn ijver sloeg de grote trom-tamboer zijn beestje in stukken. Snel haalt directeur Brouwers op een fiets een nieuwe trom. Vervolgens trekt de harmonie nog het hele dorp door en langs de woning van de burgemeester weer terug naar de Markstraat. Tot slot werd er een foto gemaakt, “die overigens goed geslaagd is”.

 

 

 

Schooljaar 1949-1950

 

“Er zijn weer talrijke nieuwe sterren aan het Wilhelmina-firmament”, schrijft annalist Willemsen: Wim Kalkers, Piet van Melis, Hans Nieuwkoop, Klaas Hoekstra, Rutger Rutten (“die geen goede kracht belooft te worden, maar dit reeds is”), Kees Cuppens, Piet van Merriënboer en de jongeheer Thijssen uit St. Agatha. De harmonie pakt ook nieuwe muziek aan, zoals de marsen “Wildzang” en “Met volle zeilen” en de wals “Un fou” (Brouwers: “Heren, dit is de eerste wals sedert de oorlog. Leve de wals”). Een gevleugelde term van Brouwers met een ondertoon van groot ongenoegen luidt: “Ziet nu daar zo’n bende Casselkoeien” (wat dat ook moge betekenen). Op Ceciliadag is het aanpoten geblazen: de instrumenten moeten naar beneden en in de Grote Figuur A worden neergelegd, terwijl de banken over de trappen (84 treden) naar de zolder moeten worden gesleept. Om half vijf mag de Bastille worden bestormd en ontrolt zich het traditionele feest voor de zangers en de muzikanten van de harmonie met worstenbroodjes, appelbollen, zang en voordracht en “Wildzang”. De nieuwe annalist heet Kalster, meen ik te ontcijferen. Er wordt trouw gerepeteerd (“Met “Carpe Diem” frotten we de tijd vol”). Kalster is niet zo mededeelzaam. Op 3 mei 1950 schrijft hij bijvoorbeeld: “We gaan aan de tippel. De mensen komen hun huizen uitgevlogen om met tranen in hun ogen te luisteren. Of dachten ze aan hun onderbroken middagdutje?”. Op 18 mei meldt de annalist een grote uitbreiding: drie nieuwe trombonisten, een nieuwe chor, een nieuwe tweede tuba en nog een nieuwe saxofoon, maar vermeldt daarbij niet de namen van de jongens. Er worden opnieuw plannen voor een uniform gemaakt. De directeur geeft het goede voorbeeld door vijftig gulden in het broekenfonds te storten. Op 8 juni 1950 speelt en zingt de harmonie op Sacramentsdag in de schitterend versierde tuin van het retraitehuis (“We zijn een corps met onbegrensde mogelijkheden”). Op de terugweg stopte de bus met de jongens voor de lunchroom. “Daar mochten we ijs likken voor eigen rekening”. Op 25 juni deed de harmonie mee aan de processie over de smalle paadjes van de pastorietuin in Vorstenbosch. “Een luisteraar achter de heg dacht dat het de Udense Harmonie was”. Begin juli worden de uniformen gepast. Waarschijnlijk in haar nieuwe uitdossing doet de harmonie op 9 juli mee aan het Kersenfeest 1950 in een optocht heel Uden door. Terug op het college maakt R.D. Nillesen een foto van de club. En nog is de koek van dit schooljaar niet op, want op 23 juli 1950 blaast de harmonie mee op de Kindheidsoptocht in Mariaheide. Het begon al te regenen toen alle paters, zusters, chinezen en nikkers hun plaats in de rij innamen. Na afloop kregen de jongens “een soort limonade” bij de zusters. Vooral het aantal brillende zusters viel onze annalist op.    

 

Schooljaar 1950-1951

 

“Nauwelijks zijn we bekomen van het afscheid van thuis en de reis naar Uden - een komt er helemaal uit de Rakt - of de bekende roep galmt weer door het college: Harmonie!”, zo opent de annalist zijn verslag van het nieuwe schooljaar. “Gauw nemen we een paar marsen door en gaan dan naar lagere sferen om de afscheidsreceptie van de rector op te luisteren”. Nieuwe muziek wordt op de lessenaars gezet, zoals “Fructidor” en ook twee nieuwe marsen. Op 8 november brengt de harmonie, omringd door weeskinderen, in de tuin van de zusters een serenade voor twee zusters die 25 jaar zijn geprofest. Binnen krijgen de muzikanten als beloning een stapeltje speculaas, drie sigaretten en chocolademelk. Cecilia wordt weer traditioneel gevierd met een speeches, taaitaai, sigaretten, appelbollen en oliebollen. Ook speelt de harmonie weer bijna de pannen van het dak. Gerard van der Klaauw, de nieuwe annalist, doet verslag van de achtereenvolgende repetities alsof hij dat al jaren doet. Op de eerste repetitie van het nieuwe jaar 1951 brengen de jongens ook liedjes van thuis mee: “Good Night” en “het Ding”. Maar de aandacht moet gaan naar “”Bouquet d’airs choisis”, een potpourri. “Waar blijven de saxofoons”, schreeuwt Brouwers. “Achterwege, meneer”, klinkt het rustig uit de gelederen van de jongens die wel wat gewend zijn. Brouwers deelt “Players” uit. Op vrijdag 16 maart wordt er een podium opgebouwd in de recreatiezaal. De zaal geniet met volle teugen van “Bouquet d’airs choisis”. De paasvakantie kan beginnen. Intussen is er in de harmonie nogal wat verloop. Dat weerhoudt de directeur er niet van steeds nieuwe muziek op te zetten (“Aan U, o Koning der Eeuwen” is gearriveerd, nu niet precies met een gouden koets, maar verpakt in een stukje karton”, deelt de annalist niet zonder humor mee) en ook weer regelmatig naar buiten te gaan, het vrije veld in. Links, rechts in de maat met de mars “Doux Regard”. Op Sacramentsdag, 24 mei 1951, trekt de harmonie ook mee uit door de versierde straten. De vaandeldrager sjouwde wel met nietsziende ogen door het spandoek met de woorden “God, wij loven U”, “maar het zaakje bleef gelukkig hangen”. Samen met de Udense Harmonie en in wolken van wierook spelen de jongens in de kerk als hoogtepunt van de dag het “Aan U, o Koning der Eeuwen” mee. Een nieuw hoogtepunt is het optreden op 31 mei op het retraitehuis met een Lof en een processie in de tuin en ook het inhalen van de Udense Harmonie op 1 juli 1951 als die van een concours terugkeert met allemaal eerste prijs-kaartjes. Op 22 juli wordt het schooljaar uitgeblazen en prijzen uitgereikt.         

 

Schooljaar 1951-1952

 

Als R.D. Scheerder op 14 september 1951 25 jaar priester blijkt te zijn, brengt de harmonie hem een gecombineerde aubade en serenade (“Dus wakker worden hoeft hij niet en in slaap vallen kan hij niet”). Twee nieuwe marsen: “Holland-Indië” en “Record” worden aangepakt. “Wel verdulleme, mijn gezag gaat steeds verder naar beneden”, schreeuwt R.D. Brouwers als het niet snel genoeg stil wordt. Als het even niet goed gaat zegt hij “De harmonie heeft geen ruggegraat”. Ook dit jaar bevat het Ceciliafeest weer alle traditionele ingrediënten: alle soorten snoepgoed, sigaretten, speeches, humoristische stukjes en een kersengevecht (?) tussen de zangers en de harmonie (14-11 ½). Leo Bogaartz wordt de nieuwe annalist. R.D. Brouwers meldt dat de “broekenkwestie” (50 broeken ad f. 800,-) opgelost is. Waar dat geld vandaan komt is niet duidelijk, want de harmonieleden betalen maar twee cent contributie. “Als het een beetje wil hebben we ze van de zomer aan”, denkt Bogaartz. Ieder krijgt ook een baret en verder geen K.R.O.-das, maar een blauwe Wilhelminadas. Voor een witte blouse moet iedereen zelf zorgen. De oude “middeleeuwse” harmoniepakken kunnen dan weg. Op 16 december 1951, zondag Gaudete (met pudding), loopt de repetitie niet lekker. Brouwers: ”Ik wou dat ik jullie dat psychologisch gevoel bij kon brengen, als ik jullie niet vooruit kan krijgen; mijn arm wordt dan honderd kilometer zwaarder”. De repetities zijn allemaal ongelooflijk levendig en leerzaam. Als R.D. Brouwers op 23 januari 1952 zijn 12 ½ jarig priesterfeest viert wordt hij natuurlijk ook door de harmonie gefeliciteerd. De jongens beloven niet te zullen ophouden voor hun directeur te blijven bidden. Brouwers kwam daar in zijn speech op terug door te schetsen hoe een priester moest zijn, namelijk een Alter Christus, en daarom had hij het gebed van de harmonie zo hard nodig. Volgens Brouwers konden ook de jongens veel van God gedaan krijgen, “want jullie zijn zo’n beetje zijn troetelkindjes”. Daarna kwamen de sigaretten alweer op de proppen. Als een van de jongens de stilte voor de muziek verscheurt met een hoestbui zegt Brouwers doodnuchter: “Je moet niet hoesten, Joop, je moet dat inhouden, je moet niet eens willen hoesten, ik moet ook hoesten, ik heb een zware hoest, maar ik hoest niet”. Op 3 maart 1952 bestond de harmonie 45 jaar. Niemand heeft het in de gaten. Er wordt hard gerepeteerd, ook buiten, want de processies komen er weer aan. Op 3 mei 1952 was de grote dag van de nieuwe uniformen. “Het was nu eens werkelijk waar dat kleren de man maken”, schrijft Bogaartz. “Wat de pakken betreft kunnen we nu best tegen de Udense Harmonie op. Brouwers blijft tegen de jongens te keer gaan om ze scherp te houden. Het lijkt altijd wel spektakel. Er wordt veel gelachen. Brouwers, klagend over het peil van zijn jongens: “Het is makkelijker een niet-katholiek te bekeren dan een katholiek”. Op Sacramentsdag hoorde je over de harmonie op straat veel geroezemoes: “Kek, daor hedde de studente harmonie, ze zien er erg skoon uit”. Op 15 juni ging de harmonie, met z’n 45 in een bus voor 27 personen, weer naar het retraitehuis voor het opluisteren van de jaarlijkse processie. De zangers en de harmonie trokken door de rijkversierde tuinen en deden de drie rustaltaren aan. Tussen elk rustaltaar speelde de harmonie een nummertje. Voor een foto was helaas geen tijd.      

 

Schooljaar 1952-1953

 

Bij het begin van dit schooljaar waren er nogal wat stoelen in de harmonie leeg, maar “Pick-up” en “Paris-Bruxelles” ging bijna meteen als vanouds. Intussen was Brouwers druk bezig leerlingen te werven en op te leiden. Cecilia was weer als vanouds een groot feest. De nieuwe annalist heette Chris Kuppens (“’t Moet je maar treffen”). Er wordt hard gerepereerd en veel herrie gemaakt. Brouwers moet alle zeilen bijzetten om het niet al te vals te laten klinken. Wie uit de toon valt moet het al snel ontgelden. De jongens zijn zijn uitvallen wel gewend en eigenlijk vinden ze het prachtig. Brouwers neemt zonodig zelf een instrument ter hand. Hij vergeet ook nooit zijn jongens te verwennen met taaitaai en sigaretten. Het arsenaal marsen breidt zich gestaag uit, nu weer met Regard Divin. Op woensdag 18 maart gaat de harmonie voor het eerst weer eens wandelen, maar het marcheren wilde nog niet echt lukken en dat nog wel onder de ogen van de jongens en meisjes van de Muloschool. Brouwers: “Ik ben al lang blij dat ze niet tegen elkaar botsen en dat hun instrument niet in hun keel blijft steken”.  “Joep”, zo raadt de analist de grote trom aan, “ik zou zo zeggen, je moet maken dat je nog een eindje in de lengte uitgroeit, in de breedte is het niet meer nodig. ’t Is wel weel moeilijk geval, want zijn normale rantsoen is al boven de maat: ’s morgens 8 snejen, om tien uur 6, om vier uur 7 en om zeven uur 5”. Appie (?) wordt de nieuwe harmoniebaas. Volgens Brouwers is de harmoniebaas onbeperkt heerser als hij zelf niet aanwezig is. “En als ik hoor dat er niet gehoorzaamd wordt en er klachten tot mij doordringen dan ben ik ongenaakbaar”. Appie telt op dat moment 41 leden. “Dat komt goed uit, want er zijn precies 41 broeken”. Een nieuw lid krijgt van de directeur te horen: “Zeg, Rooise boer, kende er wat van?”. “Niet veel, meneer”.  In het derde trimester valt het aantal leden terug tot 37, waardoor er altijd een muzikant alleen achteraan moet lopen. Meneer Brouwers hoopte dan ook dat er voor die tijd nog een doodziek zou worden. Zondag 3 mei was het weer processie. “We stonden er heel aardig op met onze blauwe broeken en witte blouzen” Geblazen werd: “Doux Regard”, “Regard Divin” en “La Preche”. Het viel niet mee om in de maat te lopen als er niet geblazen werd. Als Brouwers het op de repetitie niet stil krijgt schreeuwt hij “Als ge nou niet ophoudt, zal ik eens op z’n Erps beginnen”. Als er kritiek wordt geuit op de kwaliteit van de klarinetten vertelt Brouwers het onwaarschijnlijke verhaal dat hij die in de oorlog uit België heeft gesmokkeld in ruil voor mooie lekkere Udense ham. Op 4 juni 1953 is het Sacramentsdag. Het spelen ging niet onaardig, maar het was wel veel staan, hangen en zitten. Op zondag 7 juni is vervolgens alweer de jaarlijkse processie op het retraitehuis. Zowel het spelen als het zingen mocht gehoord worden. Ook de foto is gelukt (zie hieronder). Bijna aan het eind van het derde trimester was er op zondag 19 juli ook nog de St. Odiliaprocessie. 

 

Harmonie Wilhelmina op 7 juni 1953 bij het Retraitehuis in Uden.
Bovenste rij v.l.n.r. Pieter Foolen, Peter Langerak, Chris Kuppens, Hans van Dijk, Jaap Dekker, Leo Bogaertz, Jan Theunissen, Werner Birken, Gerard van Spanje, Léon Janssen, Jacques Martens. Tweede rij v.l.n.r. Henk Donker, Simon Laôut, Wim Potveer, Harry Moons, Hans Nieuwkamp, Joseph Clement, Ton Sips, Wim Kalkers, Adri Post, Louis Nagel, Jan Schenk, Joep Langenhoff, Eis Bos.
Derde rij ged. zittend v.l.n.r. Antoon Herrijgers, Jan Bunnik, Adri van Zuylen, Gerard van der Klaauw, R.D. Harrie Brouwers, Appie Laurant, Albert(?)van Santfoort, Jacques Remmerswaal, Antoon Prinssen.
 
Zittend op de grond v.l.n.r. Jacques van der Klaauw, Henk Rutten, Koos van Etten, Wim Horstink, Willy Aarsen. Henk Donker was alleen ingehuurd om het vaandel te dragen. Hij was destijds organist.

 

Schooljaar 1953-1954   

 

Niemand kon vermoeden dat de harmonie het einde van dit schooljaar niet zou halen. Op woensdag 16 september 1953 was de eerste repetitie en werden de instrumenten weer gestemd. Meneer Brouwers moest menigmaal op zijn tanden bijten en zich proberen in te houden. “Dit valt normaal al niet mee, maar nu kwam daar nog bij dat de kruisheren vandaag een vasten- en onthoudingsdag hadden”. Op de repetitie wordt hard gewerkt aan de muziek voor het inhalen van Mgr. Arntz. Brouwers heeft er een hard hoofd in en spreekt de jongens toe in termen als: “Veronderstel, dat wij bij Mgr. Arntz blazen”. Eindelijk breekt dan de lang verwachte dag aan: donderdag 15 oktober 1953. Bij het binnenschrijden van Mgr. Arntz zet de harmonie “Filfordo” in. “Dat er zacht geblazen moest worden, waren we helemaal vergeten, we wilden allemaal laten horen dat we er bijzaten. Het tempo ging ook van jofel”. Monseigneur leek het zo gek nog niet te vinden en de moeilijkheid wel te begrijpen. “Meneer Brouwers bloosde van weelde”. Verder in oktober verschijnt er een nieuw stuk op de lessenaar: “Fructidor” ( “Rooise boer, er staat pianissimo”). Er verschijnen donkere wolken: het Ceciliafeest moet worden uitgesteld, want Brouwers is ziek. “Enfin, het is te hopen dat ‘t ’t volgend jaar beter met de harmonie zal gaan”, schrijft de annalist. Chris Kuppens blijft nog even annalist, want Brouwers besluit die taak voortaan van september tot september te laten lopen. Op 13 december 1953 wordt dan toch nog Cecilia gevierd, en hoe. “De stemming was zeer goed en de stukjes die er door de diverse personen gemaakt werden vielen uitstekend in de smaak”. Brouwers kreeg een lp (“Pathetique” van Tsjaikowski) van de jongens. In februari 1954 duiken de processiemarsen, zoals “Regina Coeli”, weer uit de kast op. Er treden verschillende nieuwe leden toe.

 

Hoofdstuk 1.8   De fatale brand van 13 mei 1954

 

De laatste - onheilszwangere - aantekeningen in de annalen van de harmonie dateren van vrijdag 7 mei en zaterdag 8 mei 1954. Ik laat ze hier ongekuist volgen. “Vrijdag 7 mei. Zin of geen zin, er moest getippeld worden. Onze buren werden door ons kabaal in hun middagdutje gestoord. Waar wij toch al niet toe in staat zijn. Traditiegetrouw moesten wij weer tot overmaat van ramp na afloop over de cour marcheren. Een zwaar karwei voor onze trommelaar Bunnik. Hij kon het niet verwerken en raakte de kluts kwijt. John toch, denk in het vervolg aan je prestige, man”. “Zaterdag 8 mei. Proficiat Nagel. ’t Baantje van toneelbaas zal jou wel toevertrouwd zijn. Jij, als Udenaar, hebt nu de zware taak op je genomen om op onze harmoniespullen te passen en niet te vergeten op onze harmoniebroeken. Hoe is het toch mogelijk, he. Ze zijn nog steeds niet terecht. Mij lijkt ‘t ’t veiligste om de kast onder de vacantie met ‘n zwaar hangslot te voorzien”.

 

“Een felle brand in het college der Kruisheren midden in de kom van Uden heeft de dorpsgemeenschap gistermiddag menig benauwd ogenblik bezorgd”, zo opent het Dagblad voor Oss en Omstreken op vrijdag 14 mei 1954 de voorpagina onder de kop “Felle brand in college der Kruisheren. Uden vreesde het ergste”. Want de brand die om ongeveer 13.00 uur was ontstaan als gevolg van schilderswerkzaamheden, liet zich aanvankelijk zeer ernstig aanzien. “Dat de schade uiteindelijk beperkt is gebleven tot het uitbranden van slechts een deel van de bovenste verdieping is te danken aan het zeer spoedig en kordaat ingrijpen van verschillende brandweren alsmede aan de gunstige windrichting. Op een bepaald ogenblik kon men beschikken over de assistentie van acht brandweren”.

 

“Het zal ongeveer één uur zijn geweest”, zo schrijft de krant, “toen de zusters van het St. Jansgasthuis dat naast het Collegium S.S. Crucis gelegen is, het eerst de brand bemerkten. Ze dachten aanvankelijk met een binnenbrandje van doen te hebben, maar even later bleek dat van alle kanten de vlammen al naar buiten sloegen. De vrijwillige Udense brandweer kon na het eerste alarm nauwelijks vlugger ter plaatse zijn. Om kwart over één gaf men al water dat uit een brandput en uit de waterleiding werd opgepompt. Maar de Udense brandweer stond alleen voor een hopeloze taak temeer toen bleek dat het vuur zich zeer snel verspreidde over de bovenverdieping die slechts een houten vloer had. Naar alle kanten werd daarna door de bevoegde instanties maar ook door anderen zoals wij hoorden om hulp verzocht. Spoedig namen aan het blussingswerk deel: de brandweren van Uden en Veghel, Den Bosch en Tilburg, Oss en Mill en de vliegbasis Volkel. Over een tekort aan materiaal en te weinig hulp viel dus niet te klagen. Er was nóg een andere factor ten goede, tenminste voor wat betreft het college zelf (niet voor de omwonenden) en dat was de gunstige windrichting. Als de wind west gestaan had was het niet zo gunstig afgelopen; nu stond de wind noord-oost. Het nadeel echter was dat de vonken nu oversloegen naar de belendende percelen die reeds vlam begonnen te vatten. Men vreesde nl. even voor de naastgelegen kapel waarin het beeldje van O.L. Vrouw ter Linde bewaard wordt. De kap van de kapel was al aan het branden evenals het nabij gelegen huis van de familie Schepens dat werd leeg gedragen en het café Van Eldonk waar het dak reeds vlam had gevat en men het vuur in de uitstaande markiezen met emmers water moest doven. Er was tenslotte nog een zeer belangrijke factor die het vuur gestuit heeft en dat is de brandmuur op de bovenste verdieping”.

 

 

“Het werd aanvankelijk een sauve qui peut”, zo vervolgt de krant, “en de leerlingen van het college en ook de burgers hebben gedaan wat ze konden om te redden wat er nog te redden viel en dat was niet weinig. Gezegd kan worden dat het bezit der leerlingen er vrij gunstig is afgekomen. Geheel uitgebrand is een deel der bovenverdieping over een lengte van 30 à 40 meter. Het betreft hier een slaapzaal, een studiezaal, een harmoniezolder met instrumentenen een zolder met toneelrequisieten. Het blussingswerk stond onder leiding van de Udense commandant de heer F. Hoefs. Ter plaatse waren o.a. aanwezig de burgemeester van Uden de heer Van Kemenade, de districtscommandant van de rijkspolitie uit Den Bosch kapitein G. Bekker en de heer Walters uit Oss, hoofd van de regionale brandweer. Naar wij hoorden verluiden zou alleen reeds de brandschade welke door de verzekering gedekt wordt meer dan een ton bedragen; afgezien dan nog van de waterschade welke zeker ook enkele tienduizenden zal belopen. Het college huisvest meer dan 200 studenten. De gedupeerde studenten ten getale van ongeveer 25 zijn bij inwoners van Uden ondergebracht. De brand, welke zoals gezegd om één uur uitbrak, kon rond twee uur als bedwongen worden beschouwd. Op het moment van het onstaan van de brand waren schilders met werkzaamheden bezig aan de dakgoot”. 

 

 

Harrie van Rijbroek (1953-1959) stuurde me een ooggetuigenverslag van de brand. “De drie weken durende Paasvakantie was op maandag 3 mei afgelopen en zo togen wij, de studenten, op die dag al dan niet met goede moed naar Uden voor het derde trimester. Het collegeleven nam weer zijn normale gang. Zo werd het donderdag 13 mei, een dag die ik nooit meer vergeet. Het was redelijk lenteweer. De zon scheen in elk geval. We hadden net het (voorspelbare) warme middagmaal achter de kiezen en wij van de Kleine Figuur en de jongens van de voorbereidende klas verbleven, zoals de ongeschreven wet voorschreef, op het voorste gedeelte van de cour, het gedeelte tussen het collegegebouw en het achterste gedeelte van de cour, dat door de studenten vanaf de Grote Figuur werd gebruikt voor het draaien van de bekende rondjes met in het midden van de aldus gemaakte kring de Rhetorica, die heen- en terugliepen. We stonden op het voorste gedeelte wat te lummelen in afwachting van het sein om te gaan sporten of te wandelen zoals het beproefde rooster voor een donderdagmiddag voorschreef.  Plots zag iemand, die stond tussen het collegegebouw  en de overdekte ruimte waar de pingpongtafels stonden, ergens bij de dakgoot rook. Grote opschudding en meteen een samenscholing. Hier en daar ging, dacht ik, een klein gejuich op dan wel hoorde je een aanmoediging. Er zal ook wel vuur zijn gesignaleerd”.

 

“Mij is bijgebleven”, zo vervolgt Harrie van Rijbroek zijn relaas, “dat de twee klusjesmannen van het college (vader en zoon; zij waren de voorlopers van de gebroeders Bever uit de Fabeltjeskrant), aan het schilderen waren en dat er bij de voorbereidende werkzaamheden (het afbranden van de verflaag van de dakgoot) “iets” was misgegaan. Hoe lang we daar toch wel ontdaan, onthutst en ontredderd gestaan hebben weet ik niet, maar op een bepaald moment kreeg we het sein naar onze chambrette te gaan om onze spullen te redden. Van een calamiteitenplan of iets dergelijks had toen natuurlijk niemand ooit gehoord. Ook zo’n vrijwillige brandweer uit Uden (die assistentie kreeg uit de buurt) was denk ik nu niet of amper voorbereid op zo’n brand. We gingen in grote wanorde en met de nodige paniek en in grote haast naar boven. Ik had een kofferkist op de chambrette staan. Mijn spullen daarin gedaan en als dertienjarige de kofferkist vanaf de derde verdieping naar beneden gezeuld en daarmee uiteindelijk op de cour aanbeland. Ik heb nog enkele weken met pijn in mijn lijf rondgelopen van dat gesjouw. Het moet een grote verwarring en janboel zijn geweest. Of de brand dan wel de rook al op de slaapzaal was doorgedrongen kan ik mij niet meer herinneren”.

 

Harrie vertelt ook hoe het verder ging: “Hoe de daarop volgende uren mij zijn vergaan weet ik niet meer. Wel staat mij bij, dat de Kruisheren de studenten zo snel mogelijk naar huis hebben gedirigeerd. De meesten, zoals gebruikelijk bij de aanvang van de vakanties,  met speciale bussen voor vervoer naar de treinen; anderen, die in (de buurt van) Uden woonden zoals ik, gingen op eigen gelegenheid per regionale bus. Thuis aangekomen wisten ze nog van niks. We zijn (als extra vakantie) enkele weken thuis geweest. Nadien zijn we weer naar Uden teruggekeerd om het studiejaar af te maken. Ik kan mij nog herinneren dat er een enorme hoop kleren en spullen van studenten was verzameld in de recreatiezaal op de tafel waaraan altijd werd gefiguurzaagd, etc. Al die voorwerpen waren in de paniek op een of andere manier verloren geraakt. Een hoop daarvan heeft dacht ik wonderlijk genoeg zijn eigenaar niet teruggevonden. Voor een aantal studenten was een noodoplossing gevonden voor de huisvesting. Ik dacht dat een aantal in het klooster een tijdelijk onderkomen hadden gekregen. Er werd snel een aannemer ingeschakeld om de schade te herstellen. De studiezaal was nog intact gebleven. Ik kan me herinneren, dat onze slaapzaal bouwkundig zodanig werd hersteld, dat die ruimte later eventueel ingericht zou kunnen worden als kapel. Blijkbaar waren er bij de Kruisheren toen al profeten, die voorzagen dat er nog eens andere Roomse tijden zouden aanbreken!.

Ik weet nog dat onze klas bij het begin van het nieuwe studiejaar (ik dacht dat de zomervakantie met een week was verlengd) werd gehuisvest op de zolder aan de voorkant van het College. Een van de “oudere” studenten was aangesteld als hoofd van de slaapzaal. Dit tijdelijke bivak heeft dacht ik geduurd tot de herfstvakantie.

 

Hoofdstuk 1.9 Slot

 

Annalist Chris Kuppens schrijft op 13 mei 1954, nog volledig ontdaan, de laatste woorden in de annalen van de harmonie: “Dit was de noodlottige dag voor ons college en niet in ’t minst voor onze harmonie. Alle instrumenten op enkele na zijn verbrand. De harmoniebroeken waren gelukkig in ’t bezit van de harmonieleden, zodoende zijn deze gespaard gebleven. Ik hoop dat ik niet de laatste annalist van de eens zo glorievolle harmonie ben geweest. Nee, moge de “Renaissance” nog eens glorievoller zijn. Meneer Brouwers, de moed niet verliezen, u beleeft deze “Renaissance” nog”.

 

Helaas zijn geen van deze wensen nog vervuld. Wat resteert van de harmonie Wilhelmina zijn de levendige herinneringen van vele oud-studenten, met name van Hans en Harrie, de drie schriften met annalen over de jaren 1945-1954, vele foto’s en - als hommage aan de harmonie, zijn directeur en leden - dit artikel, geschreven door een oud-student die zelf de harmonie niet meer heeft meegemaakt.   
 

terug naar hoofdstuk 1 t/m 6

terug naar inleiding