Wordt vervolgd ...

  terug naar publicaties werkgroep     


“Als de leraar binnenkomt, staat men op” (12) 

Verslag van de zoektocht van Kees Mettes, Nic van Nuland en janvdbosch@casema.nl (de werkgroep-Mettes) naar het leven van toen op het college in Uden (aflevering 12, januari 2006) 

“Wij zijn het lichtend koren dat wuift op door de wind bevlogen velden”. Zo voelen Kees en ik ons graag even. Het is een zin uit een gedicht dat in het voorafgaande weekend in de kruisherenkapel moet zijn voorgedragen. Er ligt ook nog een nieuwsbrief van de parochie St. Petrus waar de kapel onder valt. Door de week is er elke morgen om 8.30 uur Eucharistie, op zaterdag is dat om 17.30 en op zondag om 10.00 uur. De intentie van zaterdag was voor de overleden confrater Hein Indemans.  Kees Mettes en ik zijn in de kapel opgebotst tegen een hoog hek dat het onmogelijk maakt om een rondje te lopen door de kapel en even in de bank te gaan zitten. Je kan van 9.00 tot 17.00 nog wel bidden bij O.L.Vrouw ter Linde. Dat doen Kees en ik ook. “Sta op en schitter, je licht is gekomen, over jou schijnt de luister van de Heer”, leest Kees mij uit Jesaja voor.

  
        

Hoofdschuddend heeft mijn vrouw mij op maandag 9 januari uitgezwaaid. Ze begrijpt niet welke hogere macht mij steeds vaker naar Uden roept. Ze moet denken aan de beklemmende afloop van het boek “Knielen op een bed violen” van Jan Siebelink. Ze houdt haar hart vast. Zelf weet ik ook niet goed waarom ik dit doe. Wel vind ik het onweerstaanbaar leuk om met Kees en Nic op avontuur te gaan, ook al hebben we elkaar sinds Uden tientallen jaren niet meer gezien. Deze keer hebben we een afspraak met Appie Vink, onze vroegere muziekleraar. Zoals onze lezers weten zijn wij al een tijdje bezig met ons leven van toen op het college in Uden. We zijn de archieven van het Udens college en van het klooster in St. Agatha in gedoken en hebben intussen ook een serie artikelen geschreven. Dat staat allemaal te lezen op onze vernieuwde website. We hadden nog even tijd. We wandelden bijvoorbeeld langs de aanbouw aan het klooster waar de naam Kruisherengaard aan gegeven is. We hebben even op het punt gestaan om er alvast voor later een kamer te reserveren. Op de naambordjes staan allerlei kruisherennamen: mevrouw Prosée, Rooyackers, van de Ven. We lunchen in De Baron. De mensen om ons heen verbazen zich over de armbewegingen waarmee Kees zijn betogen kracht bijzet.

  
        

Nic en ik zijn elkaars tegenbeelden. Ik ben bijvoorbeeld in 1962 met het einddiploma op zak naar huis gefietst en heb de kruisheren voorgoed - dacht ik - uit mijn hoofd gezet. Bij een reünie in 1985 heb ik voor het eerst weer even de cour betreden. Pas sinds een paar jaar ben ik bekeerd. Nic daarentegen heeft het contact met de wereld van de kruisheren nooit verloren. Integendeel. Hij was er bij als er iets te vieren viel of iemand moest worden begraven, kende en kent iedereen en zit nu ook niet voor niks in het bestuur van Sint Aegten. Mijn mond valt open van verbazing als hij bijvoorbeeld vertelt hoe hij kort na Uden rector Salman weer eens zag en Salman hem vroeg of hij nog wel moest doorgaan met het dagelijks rozenhoedje in de kapel. “Afschaffen die boel”, was Nic’s advies. Dat doet me denken aan een andere anecdote die Nic vertelde over De Lange, die zo schitterend uit de hoek kon komen. Kennelijk was het niet naar de zin van Salman dat er meisjes in broek naar school kwamen en hij beraadde zich dan ook op maatregelen. “Niet doen”, adviseerde Van Leeuwen, “meisjes en mode, dat verlies je altijd”.  Nic zou een goede generale overste zijn.

 

    1960

Appie Vink heeft de voordeur al openstaan. Hij moet wel even zoeken naar de parkeerkaarten die je tegenwoordig zelfs in Uden nodig hebt. Ook op de computer  is hij nog niet zo thuis. Wij zijn dan ook zo goed om onze website en die van de kruisheren op zijn favorietenlijstje te zetten. Ik betrap me er op dat ik Vink alleen maar zie als die muziekleraar van toen, al is er sindsdien nog een heel leven verlopen. Ik moest er daarom om te beginnen aan wennen om zomaar Appie te zeggen. We krijgen al snel fotoboeken te zien met prachtige foto’s van de jonge Vink. Hij wilde wereldheer worden, maar kon op Hageveld niet aarden. Daar werd hem aanbevolen naar de kruisheren in Uden te gaan, omdat dat een vrij college was en het er bovendien een gezellige boel was. Na de rethorica is hij toch maar kruisheer geworden. Eenmaal priester mocht hij muziek gaan studeren aan het prestigieuze Haagse Conservatorium. Hij woonde in die tijd niet thuis in Voorburg, maar op de pastorie daar. Hij droeg er een keurig zwart pak met een priesterboord. Een meisje dat op het conservatorium naast hem zat vroeg hem of hij pastoor was. Vink: “Nee, pater”. Het meisje: “Dan mag ik wel je tegen u zeggen”.    

   Appie Vink 2006

luchtfoto 1926

Ik lees wat af, ook over de kruisheren. Een tijdje terug kreeg ik van Kees - en die had dat van een rommelmarkt - de biografie van Hoogwaardig Heer Van de Wijmelenberg. In de universiteitsbibliotheek in Tilburg vond ik biografieën van Hoogwaardig Heer Hollmann en van prior Van Mil. Ik vind het steeds leuker. Het college is op 1 oktober 1886 gestart, zo lees ik onder meer. Het telde vijf leslokalen, een studiezaal en een recreatiezaal. Het geheel werd verwarmd met potkachels. Het college was toen een externaat. De studenten van buiten Uden werden in kosthuizen ondergebracht. Dat gaf ze een zekere bewegingsvrijheid die door de kruisheren werd gewantrouwd. Van tijd tot tijd gingen de Heren daarom ’s avonds op patrouille om de studenten op buitensporigheden te kunnen betrappen. De eerste vijfentwintig jaar telde het college zo tussen veertig en zestig studenten. Later werden er dat veel meer en moesten er studenten op de zolder van het klooster gaan slapen. Onder prior Van Mil is toen “ons” college gebouwd. Het eerste deel kwam in de zomer van 1922 gereed, in 1925 was het college voltooid.

 

 “Zingen, vooral veel zingen”. Dat deed Vink in onze muzieklessen in de Kleine Figuur. We zongen uit het boekje “Zing”, zoals de canon “Hallo, hallo, hallo! Hoe gaat het er mee, hoe gaat het er mee? Hoe fijn, zo vrolijk bijeen te zijn! Hallo, hallo, hallo!”.  Of “Mitte confitte”, of “Toemba”, en nog veel meer. Ook leerden we noten lezen. Proefwerken gingen bijvoorbeeld over het verschil tussen een sol- en een fa-sleutel en over de vraag hoeveel lijnen een notenbalk heeft. In de Grote Figuur kregen we wat muziekgeschiedenis mee: Mozart, Beethoven. In het natuurkundelokaal stond ook een piano. Verder had Vink daar een pick-upje bij de hand. In de Grammatica leerde je gregoriaanse muziek. We zongen dan uit de Kyriale. Vanaf de syntaxis hadden we geen muzieklessen meer. Wel werd er veel aan muziek gedaan: in het koor en de schola, op pianoles. Ik heb zelf ook jarenlang van Vink pianoles gehad. Op zondagavond kon je naar muziek luisteren die Van Leeuwen en later Vink in een afgelegen klaslokaal draaide. Op maandagavond draaide Vink de bandopname af die hij maakte van de radiouitzendingen van Openbaar Kunstbezit.

 We gaan beladen met informatie en indrukken naar huis. We realiseren ons dat we graag nog een aantal kruisheren willen bezoeken voordat ze er niet meer zijn. Zo horen we dat Van den Elsen in het ziekenhuis ligt. Er zijn er nog maar een paar. Onze wegen scheiden zich altijd bij de afslag ’s-Hertogenbosch. Gelukkig zie ik Kees twee dagen later in Veldhoven alweer terug. 

Rijen, 12 januari 2006/janvdbosch@casema.nl.     



Laatst gewijzigd: zaterdag 18 april 2009

Reacties: Jan van den Bosch