Wordt vervolgd ...

  terug naar publicaties werkgroep     


“Als de leraar binnenkomt, staat men op” (22) 

Verslag van de zoektocht van Kees Mettes, Nic van Nuland en janvdbosch@casema.nl (de werkgroep-Mettes) naar het leven van toen op het college van het H. Kruis in Uden (aflevering  22, januari 2007) 

Gelukkig had ik in de lange, donkere dagen tussen kerstmis en nieuwjaar nog enkele afleveringen van Kruistriomf te lezen, namelijk de 15e  (1935-1936) en de 16e jaargang (1936-1937). Toch kreeg ik het ondanks de stichtelijke sfeer van die dagen niet voor mekaar om mijn aandacht vast te houden bij een serie van dr. H. van Rooijen O.S.C. over Theodorus van Celles, nota bene de Stichter van de Kruisherenorde. In augustus 1936 werd gevierd dat het 700 jaar geleden was dat de heilige het aardse leven met het hemelse heeft verwisseld. Misschien heb ik afgelopen jaar een lichte kruisherenvergiftiging opgelopen. Het was ook een hectische afsluiting met grote artikelen over ons in het Brabants Dagblad. Maar nu heb ik er weer zin in. Het wordt het jaar dat ons project “Adieu, adieu o Uden” werkelijkheid wordt en dat we alle jongens van toen weer kunnen ontmoeten op de algemene reünie in september (meld je aan!). Waar zijn we allemaal heengegaan sinds we Uden verlieten? Als we daar een schema van zouden maken, zou er dat wel heel anders uitzien dan het schema dat ik in de 16e jaargang van Kruistriomf aantrof. Waar bleven de studenten die hier in de afgelopen 50 jaar hebben gestudeerd, was de vraag op de eerste oud-studentendag op 11 augustus 1936 (onze oud-studentenvereniging OSCOSC bestaat van de zomer dus al 70 jaar, ontdek ik en passant!). Het college begon in 1886 op bescheiden voet met 20 studenten. Het aantal nam steeds toe tot het hoogtepunt werd bereikt in 1925 met 93 studenten. Over de hele periode 1886-1936 hebben 1.588 studenten het college verlaten. Van deze studenten keerden er 817 naar de wereld terug. Van de 771 andere studenten traden er 21 in bij Broedercongregaties. De overige 750 hebben hun hogere studies afgemaakt of waren daar nog mee bezig. Van hen werden er 127 wereldheer. De grote meerderheid evenwel trad in bij in totaal 31 Orden en Congregaties. Natuurlijk vooral bij de kruisheren zelf: 247 in getal. Maar bijvoorbeeld ook de Jezuďeten trad in bij in totaal 31 Orden en Congregaties.eten 817 stul heel anders uit scoorden hoog met 58 jongens. Op de 32e  en laatste plaats staat de student die naar de Camelianen is gegaan. Al met al een kakelbonte rij van oud-studenten, over de gehele wereld verspreid. “Een verspreiding in zoveel variaties als onder de oud-studenten van ons college zal wel een unicum zijn in Nederland”, zo meldt Kruistriomf met de nodige trots. “Als we aan ’t eind van dit overzicht zien, dat ons college de eerste 50 jaren van zijn bestaan z’n taak als “vrij priestercollege” zoo keurig heeft vervuld, dan mag ons dat niet anders dan tot dankbaarheid stemmen”. Het college had niet alleen een grote aantrekkingskracht als “open seminarie”, maar het stond ook bekend om zijn “gezelligheid”, waar geen afstand bestond tussen de leerlingen en leraren en waar ook de leraren in een vriendschappelijke sfeer samenwerkten. Dat lees ik althans in de krant van 10 juni 1976 bij gelegenheid van het afscheid van rector Salman, die er - opnieuw volgens de krant - er alles voor over heeft gehad om ook in de heel nieuwe situatie die goede sfeer, die zo uitstekend past bij de Udense volksaard, te behouden. De enige die altijd een andere mening heeft gehad over het “vrije” van het college is Nic van Nuland. Maar dat komt omdat zijn moeder toen Nic twaalf was op het verkeerde been is gezet door prior Harrie Brouwers (zie daarover ook de afleveringen 6 en 10 van dit feuilleton).  

Harrie van Rijbroek (1953-1959) is een vaste aangever geworden van interessante dingen. Zo stuurde hij me bij zijn nieuwjaarsgroet twee afleveringen van “Tempora Nostra” in plaats van ze bij het oud papier te doen. “Tempora Nostra” (onder het motto: “nunc meminisse iuvat”) is het kwartaalblad van de reünistenvereniging van “Beekvliet”, het vroegere klein-seminarie van het Bisdom Den Bosch en intussen al lang of beter gezegd nog steeds een school waar een “gedegen, brede gymnasiumopleiding” wordt geboden, zoals de huidige rector schrijft. Verlekkerd blader ik de tijdschriften door, jaloers ook. Want wat moet het een abituriënt van Beekvliet voor de rest van zijn leven een goed gevoel geven ook nu nog bij de Beekvliet-wereld te horen en daar steeds opnieuw in contact te kunnen zijn met oud en jong. Bij ons is het toch allemaal ergens in de jaren zeventig afgebroken, toen het college werd verlaten en de school ook een andere naam kreeg, en daarmee bijna voltooid verleden tijd. Als je nu naar het huidig Udens college gaat doet niets je meer denken aan onze collegetijd, behalve nog de letters “Collegium S.S. Crucis” aan een verdwaalde binnenmuur waartegen giechelende meisjes hangen. In “Tempora Nostra” vallen mij de frisse artikelen van enkele jonge oud-studenten op, bijvoorbeeld van Fenna Lenders (2002) en Janne van Oorschot (1991) naast herinneringen uit de oude doos van Vincent Brenninkmeijer (1967; in mijn ogen trouwens nog steeds een jonkie) en Rens van Etten, die zijn boosheid nog niet kan onderdrukken bij de herinnering aan zijn gedwongen overplaatsing in 1956 van Beeklvliet naar IJpelaar, het klein-seminarie van het bisdom Breda en dat allemaal omdat Zevenbergen waar hij vandaan kwam bij Breda was gevoegd, toen Rotterdam en Groningen nieuwe bisdommen werden. Op Beekvliet tafeltenniste je gewoon met Bluijssen, op IJpelaar regeerde regent monseigneur De Lepper. Met deze hele lofzang op Beekvliet is niet gezegd dat er bij de kruisheren niet werd en wordt gecommuniceerd. Vroeger had je “Kruistriomf” met nieuws uit de missie: ik ben nu bij de zestiende jaargang (1936-1937). Ook bestond ooit “Udense Klanken”, het blad van en voor de oud-studenten. Ook daar ben ik benieuwd naar. Wie zich bijvoorbeeld wil laten toespreken door Magister-generaal Glen Lewandowski - Kees en ik hebben een goede relatie met Glen opgebouwd - kan zich ŕ la minute op de Via del Velabro te Rome abonneren op “Vinculum crucigerorum”. In het nummer dat ik voor me heb liggen schrijft Hoogwaardig Heer dat religieus leven een “wijze van leven” is, meer dan een specifieke carričrekeuze, een geestelijk ambt of zelfs een beroep. Je hebt ook “Crossview”, de kruisheren-Metro uit Amerika. Voor de de Europese provincie van de kruisheren verschijnt natuurlijk het Bulletin, waar wij als OSCOSC dus geen vast hoekje in hebben gekregen. Je kunt je ook beperken tot dit feuilleton, want hier wordt alles wat van waarde is gewogen. Blijkens de record-bezoekersstatistieken hebben ontelbare oud-studenten de weg naar dit feuilleton reeds gevonden. 

Het jaar 2007 was nog zeer jong toen de werkgroep-Berns (Jan Berns, Kees Mettes en ik) zich in St. Agatha alweer boog over wat er aan archiefstukken van onze tijd op het college in Uden over is. Dat is verrassend veel. We vonden bijvoorbeeld eerder al een aantal schriften met de annalen van de Harmonie Wilhelmina (zie mijn artikel op onze website). Even later dook er een schrift op over de Stille Omgang voor Priesterstudenten, een initiatief vanuit Uden, dat heeft bestaan van 1932 tot 1960 (zie mijn artikel ook daarover op onze website). Een volgende klus is de bewerking van de annalen van het zangkoor St. Cecilia en de geschiedenis van de Schola Cantorum. Al die artikelen worden later ingepast in het boek “Adieu, adieu o Uden”, wat de werkgroep-Berns aan het schrijven is. Zeer binnenkort gaat de werkgroep de 40 respondenten weer aan het werk zetten. Ze krijgen dan een uitgewerkte tekst voorgelegd over “roeping” (thema 1 van het boek “Adieu, adieu o Uden”), waarvoor van 20 eind vorig jaar een bijdrage is ontvangen. Ook krijgen de respondenten een vragenlijst voorgelegd over thema 2 van het boek. Dat thema gaat over “werving en toelating”. En op de derde plaats gaat aan de respondenten ook een vragenlijst voorgelegd worden over thema “onze accommodatie van toen”: slaapzaal, studiezaal, refter, recreatiezaal, klaslokaal, sportvelden. De werkgroep-Berns gaat vervolgens met de antwoorden op de vragen in de hand schrijven aan een definitieve tekst voor de thema’s 2 en 3. Dus, respondenten, doe je best. Roep om in de sfeer te komen O.L.Vrouw ter Linde aan. En mocht je er een zwaar hoofd in hebben: bid dan tot de Braziliaanse O.L.Vrouw van de hoofdpijnlijders. Daarvoor moet je je wel in het rijtje hieronder tot de goede afbeelding wenden, want anders wordt je ergens anders beter van.

Misschien is het een idee om op de komende reünie ook eens een toneelstukje op te voeren, bijvoorbeeld “De Christusspeler”, geschreven door Jac Schreurs M.S.C. Op de binnenflap van het tekstboekje lees ik: “In het crisisjaar 1936 bij het zevende eeuwfeest van den sterfdag van Theodorus van Celles, stichter van de Orde van het H. Kruis, en bij het vijftigjarig bestaan van het College van het H. Kruis te Uden werd dit spel door Jac Schreurs geschreven als een belijdenis en opgedragen aan alle Kruisbroeders en Kruistochters ter eere van Jezus Christus, die door zijn Kruis de wereld verlost heeft”. Natuurlijk speelt Kees Mettes dan de rol van kunstenaar; misschien wil Nic van Nuland die van dictator wel hebben. In zijn reactie meldde Nic mij, dat ik dat “misschien” wel weg kon laten. En passant verschafte hij me nog een kleine anekdote naar aanleiding van mijn stukje van hiervoor over Beekvliet. “Toen ik bij de opening van St.Aegten aan bisschop Hurkmans (je weet, eigenlijk de baas van het oorspronkelijke klein-seminarie Beekvliet) vroeg of hij de kruisheren kende, gaf hij als antwoord dat als je vroeger in Brabant “roeping” had, je eerste gedachte aan “Uden” was”. “We mogen hieruit wellicht concluderen”, zo voegt Nic hier nog aan toe, “dat toch minstens de helft van de wereldheren een kruisherentic heeft meegekregen!”.  

Oosterhout, 31 januari 2007/janvdbosch@casema.nl.   


Laatst gewijzigd: zaterdag 18 april 2009

Reacties: Jan van den Bosch