Wordt vervolgd ...

  terug naar publicaties werkgroep     


“Als de leraar binnenkomt, staat men op” (27)  

Verslag van de zoektocht van Kees Mettes, Nic van Nuland en janvdbosch@casema.nl (de werkgroep-Mettes) naar het leven van toen op het college van het H. Kruis in Uden (aflevering  27, juli 2007)
 



Op mijn Mariadepressie heb ik vele reacties gekregen. De ene helft daarvan was van collega-oud-studenten die ook in een depressie zitten. De andere helft was van collega-oud-studenten die iets met psychoanalyse of -therapie doen. Een van die laatsten in wie ik veel vertrouwen stel raadde me aan om me niet meer zo te laten gaan en weer heel gewoon en degelijk te schrijven over de dingen waarover ik hier hoor te schrijven, namelijk ons collegeleven van toen. En om te bewijzen dat ik weer normaal ben begin ik daar nu meteen mee; van mij geen onvertogen woord meer; ik sta weer fris in het leven. Ik kan me dan ook geen betere start van deze aflevering voorstellen dan met melding te maken van het besluit van het bestuur om Nic van Nuland te benoemen tot voorzitter van onze oud-studentenvereniging OSCOSC. Nic is, zoals bekend, een van de founding fathers van onze club toen die in 2001 opnieuw werd opgericht. Ik zeg opnieuw, omdat onze vereniging al sinds 1938 bestaat, maar vanaf 1969 een slapend bestaan heeft geleid. Bij de reünie van 2003 heeft Nic de voorzittershamer aan Hugo Prein overgedragen. Maar Hugo verkeert veel in het buitenland, zodat hij tot zijn spijt weinig tijd heeft voor OSCOSC. Hugo was daardoor wel een ideale voorzitter, want zonder iets te doen liepen wij allemaal het vuur uit onze sloffen. Nic van Nuland is weer van een andere statuur. Hij heeft aangekondigd op de reünie van 15 september a.s. zijn beleidsprogramma voor de komende zittingsperiode bekend te maken. Hij maakt momenteel per auto zijn 100-dagen-tournee door het land. Ik trof Nic bijvoorbeeld onlangs in korte broek en reflecterend met een trappist aan op een terras op de Markt in Oosterhout. “Jan”, zo schalde hij over het plein, “wat kunnen we er aan doen om meer oud-studenten te bewegen hun contributie te betalen en naar de reünie te komen?”. Van de 148 oud-studenten op onze adressenlijst hebben er namelijk nog maar 31 hun contributie voor 2007 (€ 15) betaald en 35 zich aangemeld voor de reünie. Hij liet me een kort moment in mijn waarde, maar wenkte vervolgens zijn assistente die hem een soort konijnenhokje met handvat aanreikte. “Ziedaar mijn laatste creatie. Speciaal voor priesterstudenten. Een draagbaar kapelletje. Mét Onze Lieve Vrouw ter Linde. Een schitterend relatiegeschenk, vind je niet? En helemaal voor niks. Alleen al daarom gaat het op 15 september alsnog storm lopen, voorspel ik je!”. 

 

Een van de typische verschijnselen op het college was de rivaliteit tussen Noord en Zuid. Normaal merkte je daar niet veel van, maar een keer of wat per schooljaar zocht die rivaliteit zich een weg naar buiten. Gelukkig ontaardde dat nooit in handgemeen, maar bleef dat beperkt tot sportieve krachtmetingen op het voetbalveld of op de cour, waar aanmoedigingen van de kant amper nodig waren om een volleybalmatch te zien plaatsvinden op het scherpst van de snede. Dat gevoel van tegenstelling en cultuurverschil tussen Noord en Zuid was er op het college ook al in vroeger jaren. In “Udensche Klanken” van mei 1939, nr. 5, staat bijvoorbeeld het verhaal van een Retoricaster over de lezing die Jef de Brouwer op initiatief van de apologetische vereniging op 2 maart zou houden over de beweging “Brabantia Nostra”. “Dat betekende wat op het college”, schrijft onze collega-oud-student, “Noord en Zuid! De meest zachtmoedigen dreigden verscheurende dieren te worden, als je iets van hun gewest durfde te zeggen. Standvastig beweerden de Noorderlingen, dat ze bij hen tweemaal zo goed katholiek waren als in ’t Zuiden. Met ’t gevolg, dat de Brabanders ’t zelfde beweerden en alle Noorderlingen tot Calvinisten bombardeerden. Wien den grootsten mond had won het voor een tijdje”. Eerst gebeurde er die avond iets geheel anders. “We waren in spanning. Om half acht ’s avonds zou de lezing gehouden worden. We zaten om vijf uur rustig in de studie, toen plotseling ’t bericht kwam, dat kardinaal Pacelli tot paus gekozen was. ’n Juichend enthousiasme sloeg los. We stormden de studiezaal uit en arm in arm hosten Noord en Zuid over de cour. ’t Leek wel weer Beatrixdag! Afgevaardigden holden naar ’t klooster voor ’n vrije dag. De Retorica versierde snel de recreatiezaal en we staken een feestsigaar op voor deze gebeurtenis”. ‘s Avonds om half acht begon in de feestelijk versierde recreatiezaal dan eindelijk de vergadering. Toen Jef Brouwer binnenkwam klonk er uit bepaalde monden heel uitdagend “Wij willen Holland houden!”. Maar Jef wist zijn gehoor te boeien met een lezing, waarin hij de studenten een brede kijk gaf op het Brabantse volkskarakter en de beweging “Brabantia Nostra”. De vergadering werd eendrachtig met een enthousiast gezongen “Wilhelmus” besloten. “Maar”, zo schrijft onze Retoricaster, “de volgende morgen kwamen de “Noordmannen” los. ’t Bleek dat zij enkele dingen verkeerd begrepen hadden, waarover ze nu veel herrie maakten. In de volgende apologievergadering werden deze punten door de voorzitter nog eens uitgelegd, waardoor de vrede werd hersteld”. Al werd het daarna nooit helemaal meer rustig, want nog een tijdje werden de aanhangers van “Brabantia Nostra” nageroepen met “Were di”, de strijdkreet van “Brabantia Nostra”, zoals in het Brabants Volkslied van Luc van Hoek (eerste strofe): “In Brabant was Jan Primus heer, den hertog groot van naam. Voor Brabant won hij prijs en eer, voor Brabant ging hij fel te keer, het onrecht, de vrees en de blaam. En wat hij zong, klonk sterk en steil, Were di Brabant, tot Brabants heil”.  Op de foto’s hierboven paus Pius XII, dictator Mussolini en dr. P.C. de Brouwer, de ideoloog van “Brabantia Nostra”. In het archief in St. Agatha hebben we trouwens nog het antwoord gevonden van Mussolini waarin hij de studenten in Uden bedankt voor de brief waarin ze hem veel succes hebben gewenst. We moeten nog bedenken of we deze correspondentie wel openbaar mogen maken. 

 

Leven en dood horen bij elkaar. Leven doet kruisheer Henk Scholtens nog volop. Op 30 juli 2007 wordt Henk 100 jaar. Daarmee is hij de oudste oud-student ter wereld van ons college (1922-1926). Bovendien is hij de eerste kruisheer in de geschiedenis van de orde die de leeftijd van 100 jaar bereikt. Provinciaal Huub Wagemans heeft opgeroepen om Scholtens te verrassen met een stroom van gelukwensen (adres: Kruisherenklooster, Lieve Vrouwenplein 2, 5401 AS Uden). Ik heb de eeuweling in 2004 bezocht toen hij nog in Zeist in de bungalow van Alfrink woonde (zie bovenstaande foto’s links en rechts; let bij de foto links op het fitnessapparaat achter de stoel). Scholtens was in de jaren dertig tegelijk met mijn Heeroom janvdbosch@casema.nl in Amerika. In de tijd van Al Capone studeerden ze samen in de zomermaanden op de universiteit van Chicago, Henk klassieke talen, mijn Heeroom muziek. In 1948 kwam kruisheer Scholtens terug naar Nederland en werd leraar in Amersfoort. Ook mijn Heeroom was toen even terug bij zijn vader (mijn opa) in Oosterhout (zie foto boven in het midden). Het verslag van mijn bezoek aan Scholtens met de titel “De bungalow van Alfrink” kun je lezen op mijn website (www.janvandenbosch.com, klik op Bruidsuiker en vervolgens op de verhalenpagina). Op 11 juli waren Kees Mettes en ik in het kader van de taakopdracht aan de werkgroep-Mettes weer in Uden. Onze eerste gang was natuurlijk naar het klooster en Henk Scholtens (zie onderstaande foto’s). Gelukkig kon hij ons even ontvangen, kort voordat een Amerikaanse dame hem zou komen ophalen. Scholtens is namelijk ook almoezenier op de Vliegbasis Soesterberg geweest en heeft daar vrienden all over the world aan overgehouden. Zo bracht de postbode net toen wij er waren een pakketje van een hooggeplaatst persoon uit Washington met een kistje met Monica Lewinsky-sigaren. Scholtens zag er vitaler uit dan ooit met een kek nieuw brilletje. Hij verheugde zich enorm op zijn verjaardag. Hij bezwoer ons nadien nog eens terug te komen om de cadeaus mee uit te pakken.

Soms is de dood dichtbij en horen we van het overlijden van een collega-oud-student zoals van Joop Padberg en Jan Tol. Thijs Kappen neemt dergelijke berichten dan meteen op de website op en stuurt een condoleance. Zoals bij het overlijden van Ruud ter Horst op 14 juni 2007. Harrie van Rijbroek stuurde mij spontaan zijn herinnering aan Ruud ter Horst: “Ruud was een, opvallende, klasgenoot van mij. Hij kwam uit Rotterdam-zuid, net als Villevoye, met wie hij goede maatjes was. Hij was een echte Rotterdammer; goed gebekt en graag haantje de voorste. Hij was een sportfanaat (voetballen). Aanhanger van de van der Gijpjes. Ik dacht, dat hij nog het noviciaat heeft bezocht. Het was dikwijls lachen met hem. Ik denk met enige weemoed aan hem terug”. Op mijn verzoek vertelt Harrie nog meer over Ruud ter Horst: “Hij is in 1953 op het college gekomen samen met Armand Vergeer, ook uit Rotterdam-zuid (de Kruisheren bedienden daar een parochie). Armand moest dacht ik oom zeggen tegen prior Vergeer, die als prior is opgevolgd door Brouwers. Ruud kon wel eens ooit een kleurrijk verhaal vertellen over bepaalde bewoners van Rotterdam-zuid, die de onderkant van de maatschappij bevolkten. Ruud was amicaal. Hij maakte deel uit van de toneelgroep (onder leiding van Coenen), die bij gelegenheid een toneelstuk opvoerde. Hij maakte dacht ik ook deel uit van het collegevoetbalelftal (samengesteld door Villevoye). Ik herinner mij, dat hij altijd over de Panorama beschikte. Of hij die per post kreeg toegestuurd weet ik niet. Een blad van niet-katholieke signatuur kwam je op het college zo maar niet tegen. Ik weet in elk geval, dat Ruud de Panorama op zijn chambrette las. Of dat ook in de openbare ruimte (in de recreatiezaal of op de cour) gebeurde weet ik niet, maar zou best kunnen zijn. Ruud was ook goed bevriend met klasgenoot Stan Cies'lack (ik schrijf hier zijn naam anders dan hij voorkomt op de lijst van respondenten, maar zo werd hij toen volgens mij geschreven). Mij hangt van Ruud nog het volgende bij. Ik zat in militaire dienst en nam, zoals dat toen veel gebeurde, met aantal andere militairen deel aan "Waalheuvel", een katholiek vormingscentrum in Nijmegen. Ik liep daar op een bepaald moment op straat met een aantal kornuiten. Komt daar iemand voorbij gefietst: het was sprekend Ruud. Ik weet tot vandaag nog niet of hij het echt was!”. 

Het gonst in onze oud-studentenvereniging van de activiteiten. Op 11 juni was het bestuur in Veldhoven bijeen en koos daar Nic van Nuland als nieuwe voorzitter, zoals ik al meldde. Een veelbelovend onderwerp is ook het fotoarchief van onze vereniging. Dat fotoarchief is er nog niet, maar moet er wel komen. We hebben namelijk intussen een geweldige hoeveelheid foto’s uit onze collegetijd in ons bezit gekregen van het Udens college. Daarnaast krijgen we geregeld fotoalbums mee, zoals vorig jaar van Ben Stukart zaliger. Het bestuur wil ons fotobezit graag voor iedereen toegankelijk maken en heeft Thijs Kappen gevraagd uit de doeken te doen hoe je zoiets opzet en wat dat kost. We zullen het er op de reünie van 15 september vast nog wel over hebben. Op 18 juni was ook de werkgroep-Berns weer op pad en opnieuw weer naar het verre St. Agatha. Dat betekende: boterhammen mee. We maakten er kennis met Harold van Lent, de nieuwe secretaris van het provincialaat van de kruisheren. We hebben in de afgelopen jaren al heel wat secretarissen zien komen en gaan. Maar Harold lijkt een blijvertje. Hij toonde zich onmiddellijk heel geïnteresseerd in ons project “Adieu, adieu o Uden”. Ook in de provinciale overste Huub Wagemans hebben wij een vurige medestander gevonden. We zijn met het project “Adieu adieu, o Uden” al een heel eind onderweg. Op onze website kun je het overzicht van thema’s zien, zeg maar de inhoudsopgave van ons toekomstige boek. Ook kun je de indrukwekkende afsprakenlijst van de werkgroep-Berns inzien. Het is dat we niet meer hoeven te werken. De veertig respondenten zijn momenteel bezig hun tanden te zetten in thema 4 (het onderwijs op het college). Eerder hebben ze al kunnen reageren op de thema’s 1 (roeping), 2 (werving en toelating) en 3 (gebouw). De werkgroep heeft nu allerlei afspraken uitgezet voor de aanpak van de thema’s 5 en 6 (dagelijks leven op het college) en 7 (geloof). Werk genoeg dus aan de winkel. Geen tijd dus voor flauwekul in dit feuilleton. Jammer voor de wereldschokkende onthulling over de kruisheren die ik nog in petto had. Jammer voor de abrupt afgebroken serie “Dancing with Maria”. Ik durf Haar daardoor niet goed onder ogen te komen. Jammer ook voor de nieuwe serie over biechtstoelen die ik op het oog had. Zo ontmoette ik in Brilon (Hochsauerland) Stadtkapelan Ansgar Drees, achterkleinzoon van Willem Drees. Ik had er eens ouderwets willen biechten, maar ik kende de Duitse woorden niet voor mijn Nederlandse zonden. Mijn favoriete biechtstoel is trouwens die in de kapel van de Zusters Franciscanessen van Dongen. Hoewel de Arbowetgeving van tegenwoordig daartoe verplicht is het nog steeds de enige biechtstoel ter wereld met een officiële vluchtweg, aangeduid met een groenverlicht bordje. Daarom is het gordijntje aan de linkerkant ook permanent opengeschoven. Als je de biechtstoel binnenstapt zie je twee deuren. Met de ene kom je uit in de hemel, met de andere in de hel. Op de deuren staat geen aanwijzing. Natuurlijk had ik het geluk mijn penitentie te mogen vervullen in een nonnenhemel.

 Aan de 11e juli denk ik als aan een film terug. Kees en ik waren ’s middags te gast bij kruisheer Sips, die sinds een paar jaar in de “Kruisherengaarde” in Uden woont. Dat woongebouw staat in de vroegere kloostertuin. We hebben daar op 15 september onze reünie.  Sips, een “stadjer”, kreeg na zijn priesterwijding in 1953 van generaal Van Hees de opdracht Duits te gaan geven op het college. Tegelijkertijd volgde hij ’s zaterdags lessen MO-Duits aan de Leergangen in Tilburg. Sips volgde Van de Donk op, die naar de nieuwe kruisherenparochie in Wuppertal vertrok. In 1957 werd de kruisherenorde op aandringen van de Amerikanen (“anders scheiden we ons af”) in provincies ingedeeld en ontstond er een Nederlandse provincie van de kruisheren. En aangezien daar ook Duitsland onder viel (!) was het wel gemakkelijk als de assistent van de provinciale overste de Duitse taal machtig was. En zo werd Sips al snel uit het college weggeplukt en voor de rest van zijn carrière (tot 1988) secretaris van de provinciaal. Daarna trouwens ook nog twaalf jaar prior in St. Agatha. Een praktisch ingesteld man, “ambtenaar” onder de kruisheren. Het volledige interviewverslag is binnenkort op de website van onze oud-studentenvereniging te lezen. Op de foto linksboven de heer Sips tijdens ons interviewgesprek. Daarnaast de jongens van de voorbereidende klas in juli 1956. Sips lijkt hun klassenleraar te zijn, maar kwam slechts toevallig langslopen. Voordat we naar Sips gingen hebben we met toestemming van Theo van der Burgt, die in het kruisherenklooster de scepter zwaait, in de kapel foto’s mogen maken. Van de kapel zijn er namelijk alleen zwart-witfoto’s en op de oproep van Kees op inzending van kleurenfoto’s kwam geen enkele reactie. Dus heeft Kees zelf maar een nieuwe spiegelreflexcamera met statief aangeschaft en heeft hij als een echte Robert Capa de ziel van de kapel proberen te vangen. Zijn serie kapelfoto’s zal later ongetwijfeld in ons fotoarchief te zien zijn en worden beschouwd als richtinggevend voor de interieurfotografie van de eenentwintigste eeuw. Intussen liep ik wat verweesd rond in de kapel waar ik zelf in zes jaar tijd zo’n 3.000 uur op mijn knieën in de kerkbanken heb gezeten en ook twee jaar koster ben geweest. De atmosfeer in de kapel leek te veranderen, de lucht werd ijl, het licht werd zacht. Er verscheen me een engel in een kruisheren-T-shirt die heel veel op Kees Mettes leek en me ten hemel wenkte. Ik zag geen weg terug meer. Zelfs de toegesnelde Rein Vaanhold kon me niet meer helpen.  

Oosterhout, 12 juli 2007/janvdbosch@casema.nl.  


Laatst gewijzigd: zaterdag 18 april 2009

Reacties: Jan van den Bosch