Wordt vervolgd ...

 terug naar publicaties werkgroep 


“Als de leraar binnenkomt, staat men op” (38)                            

Feuilleton over de zoektocht van Kees Mettes, Nic van Nuland en Jan van den Bosch (de werkgroep-Mettes) naar het leven van toen op het college van het H. Kruis in Uden (aflevering  38, juli 2008, lekkere lange zomeraflevering voor op het terras of het strand)

Alles gaat voorbij. Pas in het Bulletin van de kruisheren van eind juni 2008 lazen we dat Dick Boereboom op 8 juni in Amsterdam is overleden, 76 jaar oud. Wij kregen Dick in 1960 op het college als godsdienstleraar als opvolger van de onverhoeds vertrokken Heuvelmans. We vonden Dick het toonbeeld van een modern priester, bekend met de grote wereld, waar wij afgeschermd van leefden en nieuwsgierig naar waren. Achteraf was zijn positie op het college heel wat minder eenvoudig dan wij wisten en heeft hij stormachtige ontwikkelingen meegemaakt. Hij heeft ons er over verteld toen wij in mei 2007 bij hem en Bernadette op bezoek waren in Amsterdam. Zijn openhartige verhaal is op deze website te lezen bij de andere interviewverslagen van onze werkgroep-Mettes. In het Bulletin troffen we de homilie aan die Harry Leermakers op 14 juni 2008 in de kapel in Uden heeft uitgesproken. ‘Als provinciaal’, zo lezen we, ‘legde Dick een warme belangstelling voor zijn confraters aan de dag … Het ging er hem vooral dat iedereen zich zo gelukkig mogelijk kon voelen. Hij gunde daarom iedereen de ruimte om in goed overleg de richting te kiezen die men wilde gaan.’

Alles gaat voorbij. Ook broeder Jan is - onverwachts en zonder hulp - de Styx overgestoken. Nooit meer zal hij voor ons de kloosterdeur in St. Agatha openen, nooit meer zullen wij zijn soep genieten. Broeder Jan, voluit Jan Wassenberg, heeft ook nog een jaar in Uden op het college gezeten. Hij was dus een collega-oud-student, maar hij was er de man niet naar om dat uit zichzelf aan ons te vertellen. Op de uitvaart op 9 juli 2008 in St. Agatha waren ook zijn oud-klasgenoten Stan Cies'luk, Ruud Hehenkamp, Jos van de Putte en John Willems aanwezig. Prior Huub Wagemans, Toon van den Akker en Kees Michielse hebben broeder Jan uitgeluid. Broeder Jan zou binnenkort 50 jaar zijn geprofest. Helaas kan hem niet meer worden gezegd welke verdiensten hij voor de orde heeft gehad.

Alles gaat voorbij. Ooit misschien ook onze oud-studentenvereniging OSC-OSC. Onze club wordt onherroepelijk kleiner en kleiner. Uit het verslag van de vergadering van het bestuur van 2 juli 2008 kan je opmaken dat de bestuursleden zich daarvan rekenschap geven. Vooralsnog heerst er volop enthousiasme en vitaliteit. Een van de voornaamste activiteiten van dit moment is het tot stand brengen van het boek Adieu, adieu o Uden. Hoe dat vordert kun je op deze website op de voet volgen. De bedoeling is dat het boek in september 2010 verschijnt in het kader van de viering van 800 jaar kruisheren. Verder streeft het bestuur op allerlei manieren naar contact en informatie-uitwisseling tussen de oud-studenten van het college. Deze website is daartoe een intensief gebruikt middel. In april 2009 gaan we in Uden ook weer een algemene reünie houden. Maar hoe verder na 2010? Het bestuur denkt er aan daarover op de reünie van 2011 een bezinning te houden. Mogelijk leidt die tot het besluit om dan onder onze vereniging een streep te trekken, wat niet wegneemt dat wie dat wil als klas of vriendengroep ook daarna nog in contact kan blijven. Want Uden heeft tussen velen een levenslange band opgeleverd. En heb je tegen die tijd echt helemaal niemand meer, dan zijn er tenslotte nog altijd de plaatjes van het boek Honderd jaar Udens college om je aan vast te houden en straks ook het boek Adieu, adieu o Uden.

Als alles voorbij is gegaan, is de aarde weer woest en ledig. Waarschijnlijk zijn er dan nog wel kruisheren. Kruisheer Jan Donkers, neef van onze voorzitter Nic van Nuland, vergeleek de orde in zijn spraakmakende columns die hij schreef onder het pseudoniem Alexandrinus namelijk eens met onuitroeibaar onkruid. In ieder geval maakt Hoogwaardig Heer Glen Lewandowski voorlopig nog volop de blitz. Zo heeft kruisheer Edgard Claes onlangs een schilderij van Hem vervaardigd waar die van alle voorgangers alsnog bij verbleken. Het schilderij is afgebeeld in het kruisherenbulletin van juni 2008. Claes beschrijft min of meer proestend hoe het tot stand is gekomen. De Magister-Generaal wilde er op met de Bijbel in de hand en St. Agatha op de achtergrond. Het schilderij moest ook veel kleur hebben, dus werd er een paars kapje opgezocht en een indrukwekkende zetel aangesleept.

Claes heeft Magister-Generaal de juiste uitstraling willen geven: ‘Als een goede en wijze man, met een enorme wilskracht en zelfdiscipline, maar vol geduld en begrip voor anderen, een man van diepe verbondenheid met God en bezorgd om ieder van ons. En dat laatste is ook zijn kruis, dat weegt op zijn schouders. Hij is ook een man met humor, heel goed bewust van eigen grenzen en van zijn kwetsbaarheid. Zo’n mensen mag ik graag en zo heb ik hem ook willen schilderen.’ We vroegen ons af waar Hoogwaardig Heer nu precies zit met het klooster daar in de verte. Wie ter plaatse bekend is kan niet anders dan tot de conclusie komen dat de Grote Man zich exact op de Van den Boschweg bevindt die vanaf het poortgebouw het Maasheggenlandschap in loopt.       

 

Kees Mettes heeft sinds zijn tijd in Uden zijn kennis van de Griekse grammatica altijd op peil gehouden, alsof hem morgen nog een proefwerk van Van Leeuwen wacht. Zelfs boven de ingang van zijn atelier prijkt een Griekse uitspraak. Kees heeft in mijn ogen heel sterk de uitstraling van een notabele inwoner van pakweg Kefallinia, het eiland van Odysseus. Ik zie Kees daar met zijn dorpsgenoten in de schaduw van een Johannesbroodboom zitten discussiëren over democratie, een glas sirtaki en Pelagia, de mooie dochter van de dokter, binnen handbereik, zo ongeveer net als in het ontroerende boek Kapitein Corelli’s mandoline van Louis de Bernières. Later op de avond zal hij de Antikristos met haar dansen.

Kees zal er goed doen Thijs Kappen mee naar Griekenland te nemen, niet alleen omdat Thijs hem op zijn pedalsteelguitar bij die typisch Griekse parendans mooi kan begeleiden, maar vooral omdat Thijs naast Keltisch ook vloeiend modern Grieks spreekt. Ik was dan ook erg verbaasd een foto te ontvangen van Kees, niet met Thijs, maar met Harrie van Heugten en dan niet van Kefallinia, maar van Rhodos, waar ze naar sporen van de kruisheren hebben gezocht. De Via Crucis voerde hen inderdaad naar een burcht met het kruisherenkruis. Dat is door de Johannieter Orde ingepikt en heet sindsdien het Maltezer kruis. Op de meest rechtse foto zie je Hendrick Barck, baliër en commandeur van de Johannieters in Noord-Nederland wijzen naar zijn kruisherenkruis. Hij maakte dat gebaar - toeval bestaat niet - exact op het moment dat in Ter Apel Johannes Emmen, de laatste kruisherenprior, overging naar de reformatie. Maar daarover later meer. Barck hangt overigens in het Museum Catharijneconvent in Utrecht. Op Johannes Emmen en Ter Apel kom ik zo nog even terug.

De vriendschap die Kees en Harrie delen is een van de vele levenslange vriendschappen die ‘Uden’ heeft opgeleverd. Kees vertelde mij daarover: ‘Harrie en ik werden bevriend toen we samen in de syntaxis van 1959/60 kwamen te zitten. Achteraf beschouwd kan ik wel wat verklaringen voor die vriendschap bedenken. Ten eerste, Harrie was een reflexieve jongen die rustig nadacht en de dingen zeer nauwkeurig waarnam. Ik was zo ongeveer het tegendeel. Impulsief reagerend en snel associërend in mijn gedachten. We vulden elkaar aan. Beide waren we geïnteresseerd in kunst en het ontwerpen van dingen. Ik tekende en Harrie kon mooi houtsnijwerk maken met zijn scherpe mes. Ook toen al waren er wapens op school, al werden die niet als zodanig benut. Wat ons contact echter zo aangenaam soepel maakte, is het gedeelde gevoel voor humor en appreciatie van elkaars typering van de mensen om ons heen, speciaal van hun zwakheden.’ 

‘We werkten samen op uitnodiging van Hüsken en Wijnhoven boven op zolder onder meer  aan een decor voor het toneelstuk ‘Voor altijd Pilatus’ geheten, geloof ik. We voetbalden in het college-elftal en deelden onze gedachten en later onze twijfels over priesterschap en roeping. In de grote vakanties, die voor mij een periode van notoire eenzaamheid betekenden, ging ik op de fiets naar Baexem, waar Harrie’s vader met zijn gezin van acht kinderen een groot boerenbedrijf runde, gevestigd in het plaatselijke kasteel. Daar verbleef ik dan een week of wat en hielp met Harrie een beetje bij het hooien en andere boerenbezigheden zonder dat we zo vroeg opstonden en ons zo erg hoefden in te spannen als Harrie’s broers. Per slot van rekening waren we priesterstudenten. Ook gingen we samen mee op de evenementen die Hüsken en Wijnhoven organiseerden in de zomervakanties, zoals die in Weert en Ehrenstein.’

‘Na het eindexamen verloren we elkaar een paar jaar uit het oog, druk als we waren met het zoeken van onze weg in het ‘echte’ leven en met studies te Nijmegen en Utrecht. Na enkele jaren kwam het contact weer tot stand toen we beiden, ondertussen voorzien van echtgenotes, elkaar opzochten op speciale gelegenheden zoals verjaardagen, ondanks de - voor die tijd - grote afstand tussen Baexem in Limburg en Haaksbergen in Overijssel. Sindsdien bezoeken we elkaar regelmatig en maken uitstapjes of gaan, zoals onlangs, op vakantie. Hierbij wordt veel gewandeld, gestudeerd op en gediscussieerd over flora, fauna, kunst en cultuur. Herinneringen aan onze Udense tijd zijn een regelmatig terugkerend bron van vreugde, maar ook ergernis zowel over de teloorgang van de tijd als van de conditie van onze geheugens.’

Met Broeder Jacobus is het moeilijk een praatje te maken. Hij staat namelijk als versteend in de kruisgang van het Klooster Ter Apel. Bij hem staande ben ik niettemin onlangs prompt bekeerd. In aflevering 34 van dit feuilleton riep ik in mijn arrogantie nog uit: ‘Lag Ter Apel maar in Brabant’, na mijn bezoek aan het schitterende Zuidoost Groningen keer ik op mijn schreden terug. Ik heb het licht gezien in het Domus Novae Lucis. Ik zou er ook ‘Kruisheer voor één nacht’ willen zijn zoals Marcel Looden, journalist van het Dagblad van het Noorden (lees het paginagrote artikel in die krant van zaterdag 7 juni 2008). In de periode 2004-2008 is in het kader van het project ‘Revitalisering kloosterbeleving’ in het klooster de kapittelzaal, de subpriorkamer, de proviandkelder en de kloosterzolder hersteld. Op die zolder is het scriptorium ingericht, het dormitorium, het infirmarium en een glazeniersatelier.

Marcel beschikte in het dormitorium over een bed, een kastje, een stoel, een bijbelboek, bier, melk, brood, kaas en een pispot en geen kleintje ook. Hij is helemaal alleen. Om negen uur leest hij psalm 69: ‘Ik sta tot de nek in het water’. Marcel kan niet slapen en is bang. Kennelijk is hij toch in slaap gevallen, want hij schrikt wakker, half uit bed. Om vijf uur hoort hij een vogel en om zes uur laat Hans Kroeze, directeur van Klooster ter Apel ‘en gezegend met het goede ochtendhumeur van een kruisheer’ hem vrij. Marcel bekent het niet weer te willen doen: ‘Petje af voor de kruisheren en hun grote liefde voor hun God’.

Nergens is de aanwezigheid van de kruisheren zo sterk voelbaar als in Ter Apel, maar het gekke is, dat het al meer dan vierhonderd jaar geleden is dat er nog een kruisheer is gezien. In 1594 besloot Jacobus Emmen, de laatste kruisherenprior, namelijk over te gaan naar de reformatie. De kruisheren waren toen ‘nog maar’ sinds 1465 in Ter Apel vanuit het klooster Sint Gertrudis in Bentlage bij Rheine in Duitsland, dat op zijn beurt afstamt van het eerste kruisherenklooster op Clair Lieu bij Hoei in België, in 1210 gesticht door Theodorus van Celles, de oprichter van de kruisherenorde. Klooster Ter Apel is in de jaren dertig van de vorige eeuw gerestaureerd door de stad Groningen. Sinds 1992 staat het gebouw op de ‘Unesco top 100’ van onroerende objecten in Nederland als het enige nog bestaande middeleeuwse plattelandsklooster van Noordwest Europa. In 2000 is er een nieuwe westvleugel aangebouwd die als tentoonstellingsruimte in gebruik is. In 2006 volgde de erkenning van het Klooster ter Apel als Museum voor Klooster- en Kerkgeschiedenis & Religieuze Kunst.

In Klooster Ter Apel kun je prachtige dingen zien, ook vanuit je luie stoel thuis al (www.kloosterterapel.nl). Mits je eerst je contributie voor onze oud-studentenvereniging OSC-OSC hebt voldaan, kun je daarna met een jaarlijkse donatie ook lid worden van de Vrienden van Klooster ter Apel. Naast een bezichtiging van alle kloosterruimten - vooral de kerk is indrukwekkend; ik zag er bijvoorbeeld een oude credenstafel uit St. Agatha waaraan mijn heeroom zich nog gekleed moet hebben voor een van zijn eerste Missen - kan je je volop verdiepen in de tijdelijke exposities (momenteel bijvoorbeeld werken van Johan Hemkes) en de permanente exposities (Allerheiligen en Beelden van het Catharijneconvent). Uitpuffen kun je tenslotte in het kloostercafé ‘De refter’.

Bijzonder enthousiast betoont directeur Hans Kroeze zich over het boekproject ‘Kloosters in Nederland’. Begonnen als een lezingenreeks is in 2005 besloten een groot meerdelig wetenschappelijk werk op te zetten over de middeleeuwse kloostergeschiedenis van de Nederlanden, dat wordt uitgegeven bij Uitgeverij Waanders in Zwolle. Onder leiding van Hans Kroeze en Paulina de Nijs is een team van auteurs aan het werk. Deel 1 wordt deo volente op oktober 2008 uitgebracht. De middeleeuwse kloostergeschiedenis van de Nederlanden is uiteraard niet zomaar verteld en moet beginnen bij het begin. Zo wordt in deel 1 duidelijk hoe de geschiedenis van die kloosters in de Nederlanden is verlopen, van de komst van de eerste missionarissen die in de zevende en achtste eeuw de eerste kloosters stichtten tot aan de dramatische afloop door de Reformatie, welke orden zich in de Lage Landen vestigden  en hoe het spirituele leven van deze orden eruit zag en ook hoe deze spiritualiteit in de loop van de tijd veranderde en aan hervormingen onderhevig was. Ook wordt bijvoorbeeld geprobeerd een antwoord te vinden op de vraag of de middeleeuwse monniken daadwerkelijk de grote gangmakers waren op het gebied van landbouw, onderwijs, ziekenzorg, massaprediking en intellectuele cultuur.

Het is allemaal bijna teveel om te bevatten. Uden en St. Agatha lijken er een beetje bij te verbleken. Hoe dan ook zou het een goed voornemen zijn om in ieder geval in 2010 in Ter Apel de grote tentoonstelling te gaan zien ter gelegenheid van het 800-jarig bestaan van de kruisherenorde. Je kan dan ongetwijfeld terecht in hotel Boschhuis tegenover het klooster. Het was ooit het bier- en brouwhuis van de kruisheren. Ik veronderstelde a priori dat de Magister-Generaal ook altijd in dat luxe hotel logeert. Hans Kroeze wees mij echter terecht met te vertellen dat alle kruisheren die een paar dagen in Ter Apel zijn altijd in de nabij gelegen, wat nederiger appartementenboerderij Kloosteroord verblijven. Als eenvoudige jongens van toen mogen wij van Hans Kroeze misschien wel op het dormitorium slapen, met een pispot en zonder bang te zijn.

 

The Art of Living. Zo heet het tijdschrift dat we op Sculptuur 2008 in Oisterwijk in Galerie Etienne & Van den Doel meekregen. Het weegt wel twee kilo en telt liefst 260 bladzijden. Ik heb het de hele verdere middag moeten meezeulen. Ik voel me trouwens maar een dorpsjongen bij het zien van het advertentiegeweld van Poggen Pohl en Bang & Olufsen of bij het juichende artikel over de rij-impressie van de Jaguar XF 3.0 V6 Premium Luxury. Wel keek ik met smaak naar het artikel over het Terracotta Leger van de Chinese keizer Xi’an in het Drents Museum. Daar waren we namelijk net ook een kijkje gaan nemen, nadat we in Borger voor het eerst in ons leven een hunebed hadden gezien.

Anderzijds waren we weer niet op de The European Fine Art Fair 2008. ‘Kunst op topniveau maakt dorstig, want er zijn maar liefst 17.000 glazen champagne geschonken op de 21e editie van deze mooiste kunst- en antiekbeurs ter wereld’, is de bescheiden intro van het verhaal over de Tefaf 2008 in The Art of Living. Wie daar wel waren: ik noem onder andere prinses Marilène, Sandra Reemer, Arthur baron van Dedem met zijn charmante echtgenote Wil van Barneveld, vastgoedhandelaar Arthur Paes, Marian Strijbos van Jaguar Mode, en ook hij: onze Anton van der Geld, opnieuw omringd door niet de minsten der aarde.

Mijn oog viel op de vermelding van de namen. Ik verstijfde. Anton, zovele malen reeds geridderd, staat in zo’n belangrijk tijdschrift nota bene slechts als doctorandus geafficheerd. Dat doet pijn, erg pijn. Hoevelen worden door deze grove tekortkoming in dat chique blad niet misleid? Hopelijk weet iedereen toch dat Anton professor doctor is en bovendien president van het Benelux Universitair Centrum (zie onder meer: http://nl.wikipedia.org/wiki/Anton_van_der_Geld, http://www.benelux-universitair-centrum.org/ en http://www.professorantonvandergeld.nl/)). De laatste keer dat ik Anton tegenkwam was in het portaal van de St. Jan in Den Bosch (lees daarover in aflevering 31 van dit feuilleton). Vroeger in Uden was hij onze onweersproken voorman in het Overkoepelend Orgaan, het studentenoverleg met de rector. Ik kijk nóg altijd naar hem op. Iemand die Anton niet kent (quod non) haalt hem er op de klassefoto zó uit, ondanks dat de Rhetorica van 1962 allemaal grote namen bevatte. Ik hoop dat de hoge positie van Anton in de ranking van onze Bekende Oud-Studenten door dit akkefietje niet in het gedrang komt.  

Het O.O. heeft overigens weinig indrukken achtergelaten. Nic van Nuland, die zelf enige jaren in het O.O. zat, reageert desgevraagd eerlijk met te zeggen zich totaal niet meer te herinneren wat daar aan de orde kwam, wel dat het werd voorgezeten door rector Ph. Salman.  Mogelijk was het O.O. een vertegenwoordigende applausmachine voor de schoolleiding onder het mom van voortschrijdende democratisering, zo stelt Nic nu voorzichtig. De eerste voorzitter van dit orgaan, dat in 1958 werd ingesteld, was Ruud Hehenkamp. Voor zover Nic zich herinnert werd toen onder meer gesproken over de kwaliteit van de doucheknoppen. Nic herinnert zich wel heel levendig nog de aanwezigheid van Joop Schouten in het O.O. ‘Joop had in die periode twee kunsttanden op de plek van de bovenhoektanden. Die stak hij tijdens de vergaderingen naar buiten als een soort Dracula. Dat had meer mijn belangstelling dan de onderwerpen die aan de orde waren.’

Natuurlijk wendde ik me vervolgens tot Joop Schouten in de verwachting van hem wél een kleurrijk verhaal over het O.O. te zullen horen. Maar Joop komt ook niet verder dan Nic. ‘Toen ik in Uden kwam in 1956 bestond de functie van prefect van de studenten. Rein Vaanhold vervulde die functie perfect: hij was een statige student met gezag (dacht je). Hij moet als prefect de traite d’union geweest zijn tussen rector Salman en de studenten. Rein vertrok in 1957 naar Neeritter en wie zijn opvolgers geweest zijn weet ik niet, maar in 1960 wordt de democratie over Salman vaardig en formeert hij een overkoepelend orgaan: het O.O., bestaande uit studenten van de Poësis en de Rethorica.  Ik weet niet of daarvoor verkiezingen hebben plaatsgevonden. Ton van der Geld was de eerste voorzitter en heeft dat met verve gedaan. Ik was in 1962 de opvolger van Ton, gewoon door Salman gevraagd om te doen. Hoe vaak we bij elkaar kwamen weet ik niet exact, maar veel te vertellen hadden we niet, maar er was wel overleg. Het idee dat er inspraak mogelijk was vanuit de studenten was eigenlijk heel modern, want de grote democratiseringsgolf vond pas tien jaar later plaats in den lande.’

Ik denk dat ik beter Anton van der Geld zelf naar zijn memoires kan gaan vragen. Anton, als je dit leest, wil je me dan even bellen. Ik hoop althans dat hij zich af en toen mengt onder de vele lezers van dit feuilleton.

Zolang het college in Uden heeft bestaan zijn er al oud-studenten geweest. De oudste nog levende oud-student is kruisheer Henk Scholtens (1922-1926). Op 30 juli 2007 is Henk 100 jaar oud geworden (zie over onze huldiging van de eeuweling aflevering 27 van dit feuilleton). Deze maand wordt Henk dus 101. Wij feliciteren hem daarmee van harte en wensen hem veel toekomstperspectief. Henk voert bij de kruisheren momenteel alle klassementen aan. Ook in het overzicht van Bekende Oud-Studenten (BOS-sen) staat Henk hoog, ruim voor Anton van der Geld, maar wel net na mijn ome Harrie.

Zolang er oud-studenten waren is er ook een of andere vorm van oud-studentenvereniging geweest, zelfs met een periodiek, Udensche Klanken, waarvan onder de bezielende leiding van de kruisheer Francino, onze onovertroffen leraar geschiedenis, tussen 1936 tot 1969 122 nummers zijn verschenen. Bekende redactiesecretarissen uit die tijd waren Jan Tetteroo en Jan de Waard. De ch verdween overigens bij nummer 20 in mei 1947. Na 1969 is de organisatie wat stilgevallen, al waren er af en toe wel reünies, zoals in 1985.

In 2002 zijn Kees Mette, Nic van Nuland en Stan Cies’luk opgestaan. Op 22 juni van dat jaar hebben ze hun lotgenoten in het klooster te Uden bijeengeroepen om te besluiten over de heroprichting van onze oud-studentenvereniging. Op de foto’s hierboven is nog te zien hoe die dag is ingevuld. De foto’s zijn gemaakt door Sibbele Witteveen. Op de foto links is het nog vroeg in de morgen. De gordijnen zijn nog gesloten. De flap-over is nog maagdelijk op een welkomstwoord na. Nic van Nuland en Kees Mettes lijken beide tegelijk aan het woord te zijn. Nic draagt voor die dag het voorzittersschildje. Er zitten ook andere oud-studenten in de zaal, zoals je kan zien.

Op de rechterfoto is aan de vol gekladderde flap-over te zien dat het een lange dag is geweest. De zaal is leeggestroomd, zo lijkt het. Kees en Nic kijken - enigszins ontsteld - net de laatste oud-studenten na. Mogelijk zijn die Hugo Prein achterna naar het café. Hugo is namelijk die dag tot voorzitter gekozen. Nic heeft het schildje dan ook niet meer om. Intussen zijn we een zittingsperiode verder en is Hugo na een stormachtige periode in 2007 op zijn beurt als voorzitter opgevolgd door … Nic van Nuland. Alleen … bij een verbouwing heeft Hugo het voorzittersschild in een doos gestopt en die doos met vele anderen op de zolder gezet. Sindsdien is Hugo op zoek en moet Nic het als voorzitter hebben van zijn gezag en uitstraling.

Op de rechterfoto kun je ook zien dat de workshop van 22 juni 2002 tien suggesties heeft opgeleverd. Ik lees: 1. een boek, 2. een website, 3. sociaal-wetenschappelijk onderzoek, 4. ontwikkelingsprojecten, 5. culturele projecten, 6. foto’s, 7. devotie, 8. interviews met oud-leraren en -studenten, 9. oudste generatie oud-studenten, en 10. kruisherenbulletin op website. Thijs Kappen bleek bereid zijn sterke schouders onder de website te zetten. Als je je nou afvraagt: zijn de suggesties van toen ook bewaarheid, zou ik zeggen: meer dan. We hebben een vereniging waar velen plezier in hebben, we werken toe naar een prachtig boek over onszelf, we hebben een website waar de vitaliteit nog van afspat, we doen veel aan interviews en foto’s en het devotionele hoogtepunt van elke reünie is nog steeds ons uit volle borst gezongen Adieu, adieu o Uden achter in de kapel bij Onze Lieve Vrouw ter Linde. 

Nu ik het bij Henk Scholtens over onze lijst van Bekende Oud-Studenten had, moet ik prompt ook denken aan een andere BOS, namelijk Bertus Aafjes, al verzuchtte ik in aflevering 29 van dit feuilleton dat hij voor een tijdje weer wel genoeg aandacht had gehad. Bertus zat van 1931-1934 op het college in Uden, net in de tijd van mijn ome Harrie. Bertus was in 1932 bijvoorbeeld ook oprichter van de Stille Omgang voor Priesterstudenten. Onlangs kwam ik voor één euro in het bezit van de Bertus Aafjes Omnibus uit 1963, door Bertus zelf gesigneerd. Dat boek heeft dus bijna een halve eeuw op me liggen wachten. Alleen heeft Bertus nagelaten er iets persoonlijks voor mij in te schrijven als ‘Voor Jan van den Bosch, mijn collega-schrijver uit Oosterhout’ zoals Geert Mak onlangs deed in mijn De eeuw van mijn vader.

Natuurlijk denk je bij Bertus aan die eeuwige voettocht van hem naar Rome in 1936. In de Omnibus staat bijvoorbeeld zijn afscheidsgedicht van Nederland (‘Vaarwel land der kleine moeshoven en van piepend wilgerijs, land, waar het vee ondersteboven weerspiegelt in der sloten grijs.’). In de Omnibus trof ik ook een stukje aan over ‘Het oog van God’. Dat was de reden dat ik het hier even over Bertus Aafjes wilde hebben. Want zo heet niet toevallig ook het laatste hoofdstuk van ons boek Adieu, adieu o Uden. In dat hoofdstuk van ons boek wordt aan de hand van ons kapelbezoek, onze godsdienstlessen en gebeurtenissen als retraites beschreven hoever we waren gevorderd met ‘heilig’ worden.

Aafjes bedoelt evenwel het oog van God in de koepel van de Bossche St. Jan. Het is van papier. Hij mag van de opzichter op de zolder door het oog kijken: ‘Behoedzaam schuif ik naar het midden tot bij het gat. En waarachtig, midden in de achterkant van het papieren oog zit een gaatje ter grootte van een rijksdaalder. Ik ga liggen op de dwarsbalk en schuif mij zo ver naar voren als mogelijk is en plotseling kijk ik duizelig en luchtziek door het gaatje in een geweldig gotisch ravijn. Het is zó diep en het perspectief is zó vertrokken, dat de vier hoge middenpijlers niet meer recht naar beneden schieten, maar naar elkaar toe staan als vier x-benen … Ik heb het gevoel niet meer te zijn dan een vuiltje achter dit grote oog’.

Als wij ons boek af hebben moet onze grote onderzoeker Jan Berns ook maar eens op die dwarsbalk gaan liggen en even voor God spelen of in zijn geval als erudiet persoon niet een vuiltje in het oog van God zijn, maar eerder een lens waarmee God weer scherp kan zien. God zal trouwens wel dubbelfocus hebben, denk ik, oud als Ie is. Het echte oog van God is volgens wetenschappers overigens de Helix Nebula op 650 lichtjaren afstand (zie de foto hierboven in het midden). Dat moet inderdaad God wel zijn. Want als Hij niet zichtbaar zou zijn, zou je nog denken dat Hij niet bestaat.

Oosterhout, 31 juli 2008/Jan van den Bosch.


Laatst gewijzigd: dinsdag 19 augustus 2008

Reacties: Jan van den Bosch