Wordt vervolgd ...

 terug naar publicaties werkgroep 


“Als de leraar binnenkomt, staat men op” (39)                            

Feuilleton over de zoektocht van Kees Mettes, Nic van Nuland en Jan van den Bosch (de werkgroep-Mettes) naar het leven van toen op het college van het H. Kruis in Uden (aflevering  39, september 2008)

Vroeger leidden we een simpel leven. Door de week moesten we werken, ’s zaterdags gingen we in bad en ’s zondags naar de kerk. Het is misgegaan toen we er grapjes over begonnen te maken. ‘Het hoesten na de consecratie begint vandaag bij de achterste banken … Vannacht om twee uur is het weer bijeenkomst voor late roepingen … Achterin de kerk staat een bus. Die vertrekt morgen naar Kevelaar … Een mevrouw na de biecht aan de pastoor: ‘Ik zou zo graag iets heel groots en zuivers willen doen.’ Zegt de pastoor: ‘Mevrouw, wast u een keer een olifant.’ … Twee paters zitten op een zeeschip te brevieren. Er breekt een orkaan los. De ene pater wordt doodsbang en biecht nog gauw bij de andere: ‘Ik heb onkuisheid gedaan.’ Op het laatste moment worden de paters gered. Zegt de ene pater: ‘Wat kan een mens in tijd van nood gekke dingen zeggen.’ … De huishoudster van de paus: ‘Zal ik even een encycliekje opwarmen?’

Ongetwijfeld bestaat er ook typische kruisherenhumor. Collega-oud-student Ton van den Broek stuurde me een voorbeeld. In bovenstaande cartoon van Cees Robben zegt een vrouw in tranen tegen haar wat sullig kijkende man: ‘Toen we nog vreeje waarde unne echte minnebroeder … noa zèède vort unne kruisheer … Cees Robben (1909) publiceerde van 1953 tot 1988, zijn sterfjaar, wekelijks een tekening. Eerst in Roomsch Leven en later in het Nieuwsblad van het Zuiden, nu het Brabants Dagblad. Zijn populariteit in Tilburg was enorm. hij publiceerde zo’n 2000 tekeningen, vele van hoge kwaliteit. Pastoor op preekstoel: 'Beminde parochianen, ik preek vandaag niet want ik heb u iets te zeggen'. Pastoor tegen koster: 'Laat de electricien eens komen, want als ik op de preekstoel sta, staat er geen licht op'. Overigens zijn de teksten in Tilburgs dialect. Op www.cubra.nl kun je er meer van vinden.

Tegenwoordig is alles is sport en spel geworden en is internet belangrijker dan religie. Iedereen danst en brast er op los of zwelgt met Gordon. Zelf leid ik een zinvol leven. Ik schrijf bijvoorbeeld vijftig jaar na dato - terwijl buiten de kredietcrisis woedt - een artikel over de Expo’58 in Brussel, waarvan ik verwacht dat iedereen er naar zit uit te kijken. Mijn boek Jongens van toen is klaar. Je kunt de bestelbon downloaden via www.barlandus.nl of die door mij laten toesturen (tel. 0162-740726). Toomenarrrie van den Bosch Orkest bestaat vijf jaar. Bij de blazers heerst reuma. Onze schola ondergaat een hergeboorte nadat we de kerk hebben verlaten. We noemen ons nu Oosterhoutse Schola Cantorum Ex Claustrum. We ruziën nog met de pastores over de piano. De twee nieuwe bomen die we van de gemeente hebben gekregen (‘Oosterhout Familiestad’) slaan goed aan. Het is een meelbes en een rode esdoorn. In de haag zit een schimmel. Voor het eerst in ons leven zien we een hunebed. En op dat moment vindt God de Vader het tijd worden voor een oefening in dood gaan.

Op 15 september 2008 was voor de vierde maal de Internationale Dag van de Prostaat. Ik stelde me voor die dag in het World Trade Center in Rotterdam het openbaar college bij te wonen van de Stichting Urologisch Wetenschappelijk Onderzoek Rotterdam en de Stichting Wetenschappelijk Onderzoek Prostaatkanker, de jongens van de waterleiding, zeg maar. De workshop ‘Hoe gevaarlijk is prostaatkanker?’ leek me wel wat, ondanks het mooie zomerweer. Het adenocarcinoom van de prostaat is de meest voorkomende kanker bij westerse mannen. Een op de tien krijgt er mee te maken. De kanker kan binnen of buiten het prostaatkapsel zitten. Als de kanker er buiten zit en ook uitgezaaid is naar het skelet kan je niet met radiotherapie of met radicale prostatectomie volstaan, maar moet een meer algemene therapie worden ingesteld. Met een hormonale behandeling kan men de tumor voor jaren stilleggen tot het niet meer werkt. Bij die behandeling moet je nog wel ook nog de schrik, de spanning en de blijvende onzekerheid optellen. Op dat moment knikte God dat het voorlopig wel genoeg was en dat ik weer naar buiten mocht. 

Met Nic van Nuland en Kees Mettes trokken we vervolgens ter bedevaart naar Onze Lieve Vrouw ter Linde. ‘Goede moeder, behoudenis der kranken,’ baden wij vol vuur en aanhankelijkheid, ‘Uw Zoon Jezus Christus ging weldoende rond en genas vele zieken. Wij richten ons tot u met de bede dat Hij zo ook mag doen in onze tijd … Maria, onze Lieve Vrouw ter Linde, wij bidden dat Jezus de zieken nabij zal zijn en zegenen, opdat zij sterk zijn en genezing vinden naar geest en lichaam. Maria, toon dat Gij onze Moeder zijt.’ Intussen had Kees de spinnenwebben opgemerkt die afhingen van het kruisherenkruis bovenop het hek waarmee de genadekapel is afgesloten. Zonder dralen ontrukte hij een bezem aan Toos Verstegen en Maria Hoevenaars die toevallig in de kapel doende waren met het schikken van bloemen. Met welgevallen keek Onze Lieve Vrouwke hoe Kees de kapel weer in reine staat bracht. Op ons gemak geleund tegen het altaar namen we vervolgens met Toos en Maria alle nieuwtjes en wetenswaardigheden over de kruisheren door. Een paar dagen later kwam ik Maria weer tegen, toen in het Brugse begijnhof als O.L. Vrouw van Troost. Ze knikte me bemoedigend toe.

Er was nóg een reden om naar Uden te gaan. Ik laat  een emotionele Nic van Nuland aan het woord. ‘Adieu, adieu, o Uden, wordt wel erg navrant. Wat wil het geval: natuurlijk was mij wel ter ore gekomen dat er een studie gaande was over de toekomst van het klooster in Uden, omdat het met de huidige bezetting wel erg moeilijk exploitabel is. Maar je schrikt je toch een hoedje als je tijdens de begrafenisdienst van Broeder Jan van je buurman te horen krijgt dat het klooster al is verkocht, inclusief de kapel. Deze laatste blijft wel in gebruik zolang er kruisheren zijn die daar de dienst kunnen doen, maar daarna? Wordt de kapel, met uitzondering dan van het achterste gedeelte met O.L. Vrouw ter Linde, straks een cultuurtempel? Daar is mee te leven, maar je moet er toch niet aan denken dat ook dit gebouw wordt omgetoverd tot een appartementencomplex, zoals met het klooster gaat gebeuren!’

Nic verder: ‘Wij hebben als werkgroep na ons bezoek aan de kapel ook een condoleancebezoek gebracht aan enkele van de nog actieve bewoners van het klooster en van hen begrepen dat de kruisheren een apart gangetje krijgen in het verpleeghuis St. Jan, naast ons oude college gevestigd, alwaar zij zullen verblijven tot het klooster is omgebouwd om daar dan wellicht terug te keren. Iedereen blij? Wij kregen niet de indruk! Het is triest te bedenken dat er rond het jubileum van de orde in 2010 waarschijnlijk geen kruisherencommuniteit in Uden meer bestaat en dat op de plek waar de orde indertijd van de ondergang gered is! Letterlijk adieu, adieu!’, aldus onze voorzitter Nic, niet wetende te kiezen tussen woede of verdriet. Maar met de emotionele impact van dit hele proces voor oud-studenten als wij wordt al helemaal geen rekening gehouden. Hoe lang we er met steeds wijder wordende armgebaren ook over debatteerden, we staan straks ook als oud-studenten definitief op straat. Louis Wijnhoven, een van onze favoriete leraren van destijds, verwoordde de situatie nog het beste: ‘Rein Vaanhold heeft te veel geestelijke gedachten.’ Henk Scholtens, 101 jaren oud, was alleen maar blij dat we zo plotseling even op bezoek kwamen. Hij greep mijn hand en liet die voor de rest van zijn leven niet meer los.

In het Bulletin van de kruisheren in Europa van september 2008 lees ik dat het provinciaal bestuur op 4 juli 2008 op basis van het akkoord van het hele Udense convent inderdaad heeft besloten om met het hele convent naar Huize St. Jan of de appartementen van de Cour te gaan. Op 9 september 2008 zijn de eerste drie kruisheren (Frans Dortmans, One Bleeker en Toon Pepping) hun sleutels wezen halen om in St. Jan te gaan wonen. Zodra er meer kamers vrijkomen, gaan ook anderen verhuizen. De kruisheren krijgen naast hun vleugel in St. Jan een gezamenlijk huiskamer waar het conventsleven (gebed, recreatie, maaltijden) zich naar gaat verplaatsen. Met Brabant Wonen gaat gepraat worden over de verkoop van klooster en kapel. Als voorwaarden gelden daarbij: de Mariaverering dient naar de toekomst veiliggesteld te blijven en de kruisheren hebben na de verbouwing prioriteit bij de sollicitatie van bejaardenappartementen. Dit allemaal te lezen geeft me een desolaat gevoel. Niet omdat het geen goede ontwikkeling zou zijn dat gebouwen een nieuwe functie krijgen, maar omdat een rijke geschiedenis teloor gaat. Een klein voorbeeld daarvan beleefden we vorig jaar toen we tijdens de reünie in ons vroegere collegegebouw ronddwaalden. Geen van de huidige bewoners die we spraken wist ook maar iets van de geschiedenis van ons college, terwijl de galm van de bel in de gangen als het ware nog te horen is. 

 

Veel van wat we doen staat in het teken van het project Adieu, adieu o Uden. In 2010 willen we ons boek presenteren over het dagelijks leven op het college en over de kwaliteit van het onderwijs dat we er genoten hebben. De werkgroep-Berns is daar volop mee bezig. Intussen verschijnen er ook volop andere teksten met herinneringen aan toen. Zo hebben we Jan Berns, een man van grote eruditie en met een geheugen als een olifant, zover weten te krijgen dat hij regelmatig een anekdote opschrijft die wij dan vervolgens op onze website zetten in de speciaal voor het werk van Jan gecreëerde rubriek Stil, jongens, Jan Berns vertelt. Intussen staat Jans vijfde vertelling al op onze site onder de kop Honderd jaar Kromstaf 1853-1953.

In dat verhaal vertelt Jan ook over de bijzondere Rectordag van 1953. Die speelde zich namelijk af in het Belgische Maaseik. Op 12 juni 1953 zijn alle Heren en jongens daar met bussen van Van Dongen’s Tours naar toe vervoerd (zie de foto links). Dat moet een geweldige logistieke operatie zijn geweest. Je kan het in vertelling 5 van Jan allemaal nalezen. Tot dan dacht ik zelf dat ons bezoek aan de Expo in Brussel in 1958 de eerste en enige keer was dat we met het hele college een dag op stap zijn gegaan, ook weer met Van Dongen’s Tours. Mijn artikel over die dag in 1958 staat binnenkort ook op onze website.

Voor het schrijven van het Expo-artikel heb ik een aantal jongens van toen aangesproken, maar - hoewel bij iedereen de herinnering aan de Expo als zodanig in het geheugen staat gegrift - viel er - op enkele herinneringen na van Harrie van Rijbroek en Hans van Dijk en verrassend leuke foto’s van Harrie van Rijbroek, Kees Mettes en Hugo Prein - niet veel meer te noteren. Op de foto rechts zie je op de trappen van het Russische paviljoen van links naar rechts: Frans Zonnenberg, Harrie van Rijbroek, Gerrit van de Rijt, Bert Zonnenberg (met wandelstok), Nico Havik en Mari Rooijakkers (foto in het bezit van Harrie van Rijbroek).

Toch is het een zeer veelzijdig artikel geworden. Ik heb namelijk ook bij Van Dongen’s Tours - tegenwoordig OAD Van Dongen - nagevraagd of ze nog gegevens hadden over het vervoer destijds van de kruisheren. Via manager Eric Walraven ontving ik van Rinus van Dongen nog foto’s en gegevens van stokoude bussen. Een van ‘onze’ bussen in 1958 was ongetwijfeld de gloednieuwe nummer 33, type B1500, 120 pk, kenteken SB 8733, carrosserie Kusters Venlo, geschikt voor het vervoer van 33 personen. Je kan die bus bewonderen in mijn Expo-artikel. De kruisheren maakten destijds volgens mij altijd gebruik van de diensten van Van Dongen’s Tours. Ik herinner me bijvoorbeeld de rit in het donker vanuit Uden naar de Matheus Passion in Nijmegen.  

Het Expo-artikel is tenslotte helemaal uitgemolken met het verhaal over Cato, de prijskoe van de familie van Nuland. In het Nederlands paviljoen op de Expo was ook een tentoonstelling van onze zuivelproducten. Ook was er een koeienstal nagebouwd waar de bezoekers doorheen konden lopen zodat ze de koeien zowel van voren als van achteren konden bewonderen. Het waren er een stuk op vijftien, geselecteerd door het Nederlands Rundvee Stamboek. En - niet te geloven - een van deze koeien was Cato van boer Jan van Nuland, oom van onze voorzitter Nic. Chris van Nuland, zoon van Jan en neef van Nic, bleek zelfs nog in het bezit van foto’s van Cato. Hieronder een foto waarop ze heel voordelig uitkomt. Cato werd geboren op 1 april 1944 en stond in 1955 ook al te pronken op de tentoonstelling E55 in Rotterdam. Deze foto is genomen op 5 oktober 1954 in Den Bosch. De familie Van Nuland was wel enigszins jaloers op de familie Goossens uit Cuijk, die met liefst zes koeien op de Expo hebben gestaan. Om kort te gaan: lees dus het Expo-artikel op onze website. 

In mijn wankelend bestaan zoek ik houvast in de tijd dat alles nog vaststond. Daarover kan ik lezen in Udense Klanken. Voor me ligt nummer 26 van augustus 1958, vijftig jaar geleden. Maar zie: ook toen gingen mensen al dood, dokter Koning bijvoorbeeld. Kruisheer Vergeer luidt hem in Udense Klanken uit. Vergeer kende Koning zo goed omdat hij tijdens de oorlog meer dan een jaar ‘in ballingschap’ bij de dokter inwoonde. Dokter Koning werd er door broeder Karel bijgeroepen als een jongen echt ziek was. Koning was een man met een warme menselijkheid, schrijft Vergeer, die het vertrouwen van de patiënt opzocht. Naast zijn medische bekwaamheid toonde dokter Koning dan ook vele andere deugden, zoals eerbied voor de persoonlijkheid en de problemen van de zieke, bescheidenheid, geduld, sympathie, medelijden, hulpvaardigheid. Vergeer noemt Koning een ‘gentleman’, maar dan in diep-christelijke zin.

In Udense Klanken van augustus 1958 staat ook een stukje van father Geurts, oud-missionaris van Congo en toen rustend in de pastorie te Uden. Geurts haalt herinneringen op aan zijn studiejaren op het college van 1898 tot 1901. Het college, dat in 1898 tachtig studenten telde, was toen nog niet een keurig gymnasium. Toen was het in de klassen heel anders. Er was absoluut geen orde. In de ene klas mocht je altijd roken, in de andere mochten de jongens van de professor gerust gaan zitten kaarten, als ze maar niet te hard ‘schoppen troef’ riepen. Bij de professor Grieks moest je een boete betalen als je je les niet kende. Was er een aardig sommetje in de pot, dan kocht hij daar een kistje sigaren van. Weer bij een andere professor mochten de jongens buiten slootje gaan springen, mits ze doodstil naar buiten gingen en op tijd weer terug waren. In de studiezaal heeft een tijd een mechanisch muziekinstrument gestaan. De studenten stopten daar als ze bij de surveillant een potlood kwamen kopen of zomaar voor het plezier een cent in waarna de mechanisme begon te spelen. Als de plaat te vaak was gedraaid verwisselde de surveillant die voor een andere. Father Geurts bekent vijftig jaar na dato alsnog schuldbewust dat wat hij in drie jaar van spelen, roken en kaarten heeft gedaan hij in één jaar had kunnen bereiken.

Vergeer en Congo brengen me bij broeder Piet Luysterburg. Dank zij de oplettendheid van Kees Mettes is de autobiografie van Piet met de titel Piet uit de Gorkus van de ondergang gered. Het is het verhaal van een gewone jongen uit Oud-Gastel. Piet was, na als wees bij de broeders van Huijbergen te zijn opgevoed en op de kostschool in Heythuizen het smidsvak te hebben geleerd, na eerst een gewone baan te hebben gehad bij de kruisheren verzeild geraakt en broeder geworden. Piet is in mijn ogen een held. Op de eerste plaats omdat hij zich tien jaar lang, van 1928 tot 1938, als smid en bouwheer onafgebroken heeft ingezet voor de opbouw van de kruisherenmissie in Bondo, Bili en Mbuma in Belgisch Congo. Op de tweede plaats omdat hij, voor het eerst weer terug op vakantie in het vaderland, zijn hart heeft laten spreken en op zijn 33e is teruggekeerd naar ‘de wereld’. Die dappere beslissing nam Piet na diepgaande gesprekken met kruisheer Vergeer, die toen prior was in Uden. Piet vond een baan en een vrouw en kreeg een zoon en een dochter. ‘Na alle omzwervingen had Piet zijn rustpunt, zijn gezin, gevonden’, schrijft hij zelf tot slot.

Ik steek nog maar eens een kaarsje op, ditmaal bij de boerse Maria in de Hubertuskapel in Strijbeek. Net als de benzine zijn ook de kaarsjes daar in de grensstreek lekker goedkoop, dus ze zal me daarom nog wel meer zien.

Oosterhout, 30 september 2008/Jan van den Bosch.  


Laatst gewijzigd: vrijdag 03 oktober 2008

Reacties: Jan van den Bosch