Interview met Stan Ciesluk

 

door Nic van Nuland, Kees Mettes en Jan van den Bosch

op 11 november 2008 in Den Bosch

 

Stan is op 10 december 1938 in Den Haag geboren. Zijn ouders waren Pools, zijn vader werkte op de Poolse ambassade. De vader van Stan was een avontuurlijk man. Met zijn broer is hij in 1912 naar Amerika gegaan. Terug in Polen in 1933 trouwde hij en ging hij werken bij het ministerie van Buitenlandse Zaken, van waaruit hij op de ambassade in Den Haag werd geplaatst. In de oorlog is het gezin in Den Haag gebleven en niet als de andere ambassadeleden uitgeweken naar Engeland, omdat de Duitsers daar volgens de moeder van Stan ook zouden komen zoals ze Nederland waren binnengevallen. Stans vader was gedurende de oorlogsjaren zonder werk en het gezin had zodoende geen inkomsten. Het was zodoende een harde tijd. Ze woonden toen in het Sperrgebiet in de Bankastraat.

 

Stan is heel Pools opgevoed met Pools als eerste taal. In het gezin was ook een nichtje opgenomen dat door Stan werd gezien als een ouder zusje. Stan zat op de lagere school bij de broeders van Maastricht. Twee keer per week ging hij naar Poolse les en dikwijls ook naar de Poolse mis, hoewel zijn vader niet kerks was. Zijn moeder daarentegen was heel godsdienstig en ook nogal teruggetrokken, beangst voor de buitenwereld. In de vierde klas bleef hij zitten omdat zijn Nederlands nog onvoldoende was. Vanaf toen was Stan bevriend met Peter Langerak. Stan was altijd bij Peter te vinden en daar kind aan huis. Stan sprak de ouders van Peter zelfs aan met oom en tante. De fietsenwinkel van de vader van Peter was in de stad heel bekend. Er was ook een stalling waar Peter en Stan een zakcentje aan verdienden.

 

De kruisheer Pannebakker was familie van de moeder van Peter. En zo kwam bij Peter de wens op om naar de kruisheren in Uden te gaan. Stan wilde wel mee, al zag zijn vader hem liever op het Aloysiuscollege en stonden ook de wereldheren op de stoep om Stan naar Hageveld te lokken. Stan zag het in Uden wel zitten. Hij heeft nooit heimwee gehad. Hij genoot integendeel van de vrijheid en de sfeer in Uden. Stan was eigenlijk wel een beetje blij uit de buurt te zijn van zijn dominante en angstige moeder. Stan heeft zich vooraf nooit gerealiseerd dat je in Uden een gymnasiumopleiding kreeg. Hij was er wel gelukkig mee dat hij niet in de voorbereidende klas hoefde te beginnen, ondanks dat hij een advies voor de HBS had gekregen. Hij herinnert zich wel een toelatingsexamen te hebben gedaan inclusief  een IQ-test.

 

 Kleine Figuur, schooljaar 1952-1953.
Staande van links naar rechts:
Jan Wolters, Wim Verhoeven, Piet van der Lugt, …?, Stan Ciesluk, … Dekker, R.D. Vollaers, Fred Slijkerman, Wim Boon, Henk van Delft, …? en Hennie Keizer.
Zittend van links naar rechts:
 Henk Rutten, John Willems, Wim Sijm, Kees Hoogkamer, Jozef Kruysen, Hein Duwel, …? en Wim van Beurden (foto Stan Ciesluk).
Grote Figuur, schooljaar 1954-1955.
Achterste rij van links naar rechts:
Wim Overmars, Piet Dekker, Gerard van Kemenade, Huub Verstappen, Harrie van Rijbroek, Ton Willems, Martin van Eijk, Wim van Beurden en Gerard Broekx. Middelste rij van links naar rechts:
 …De Wit, Hennie Keizer, Ben Hoogers, Nico Havik, …Kleijn, Gerrit van der Rijt, Frans Zonnenberg, Frans van Rooij, Rob Wybrands, Jan Tol, Piet Nabuurs, Ruud ter Horst en Henk van der Sluis. 
Voorste rij:
Willy van Tienen, …Woestenburg, Stan Ciesluk, Jan Teunissen, R.D. Oostendorp, Hans van Dijk, Jan Omtzigt en Laurens Manders
(foto Stan Ciesluk; zie ook op de website van OSCOSC in de rubriek ‘Diverse publicaties’ bij ‘Foto’s van Harrie van Rijbroek).

       

In de eerste klas had Stan onder andere les van Vollaers (biologie en Latijn), Nijkamp (Nederlands en Grieks), De Wilt (Frans), Francino (geschiedenis), Leijen (aardrijkskunde),  Somers (Grieks), Gillesen en Van Leeuwen. Vollaers had een terrarium in de klas waarin een slang huisde. Dat  terrarium werd zaterdags door studenten schoongemaakt. Op een keer komt Vollaers binnen met eten voor de slang: een levende muis. Vreselijk vonden de jongens dat, maar Vollaers was onverbiddelijk: ‘Slang moet ook eten’. Op maandag echter was de slang dood: de ‘muis’ bleek een rat. Over deskundigheid van de biologieleraar gesproken. Pa de Wilt was bij Stan veruit favoriet: hij gaf leuk les en hij was een toffe surveillant. Francino (‘de paus’) kon fantastisch les geven. Ook van Leijen vindt Stan dat die goed les gaf, al is hij wel eens door hem geslagen. Ook door ‘Bartje’ Somers, een aardige man die soms ook ineens driftig kon worden, is hij geslagen en getrapt omdat hij in een strafwerkklas misbaar had gemaakt over de kou die er heerste en das en handschoenen had aangetrokken. Dat strafwerk kregen ze omdat ze als zittenblijvers in tweede klas hadden gedaan wat Somers in een les waarin ze rumoerig waren had gezegd: ‘Als het de zittenblijvers niet interesseert, mogen ze de volgende les rustig wegblijven’.

 

Rectordag in 1955 of 1956 (foto Harrie van Rijbroek)

 

 

‘Gletscher’ Gillesen , een morsig man en kletskous in de ogen van Stan, werd door de klas steeds weer gemanipuleerd. Bij het begin van de les stelden de jongens namelijk vragen over onderwerpen als PSV (altijd raak), de onfeilbaarheid van de paus en de Tweede Wereldoorlog en daar ging de arme man altijd blindelings op in. Toen er in de vierde klas enkele jongens overspannen waren kreeg Stan van Van Leeuwen te horen: ‘Jij nooit, want jij voert geen flikker uit!’ Stan is door de Lange een keer lelijk beetgenomen. De Lange vroeg hem wat λανθανω betekende. ‘Weet ik niet meneer’, was Stan’s antwoord. ‘Weet jij wat λανθανω betekent, Zonnenberg?’ ‘Vergeten, mijnheer’. Dan vroeg hij verder aan anderen: ‘Wat betekent λανθανω?’ ‘Vergeten, mijnheer’, was steeds het antwoord, tot de Lange het nog een keer aan Stan vroeg, die het nog steeds niet door had: ‘Weet niet, meneer’. 

 

 Rhetorica, schooljaar 1958-1959.
Staande van links naar rechts:
Jan Omtzigt, Ben Hoogers, Wim Boon, Jos van der Putte, Frans Renders, Rob Stigter, Harrie van Rijbroek, Piet de Bruijn, Wim van Beurden, Mari Rooyakkers, Gerrit van der Rijt, Frans Zonnenberg en Ton Willems.
Knielend van links naar rechts:
Theo Verkuylen, Jos Kuppens, Ruud Hehenkamp, Bert Zonnenberg, Hans Beukeboom, Stan Ciesluk, Ruud ter Horst, Jozef Kruysen, Gerard van Kemenade en Hein Duwel (foto Stan Ciesluk).

 

      

Peter Langerak was een actieve jongen. Hij richtte bijvoorbeeld een bidclub op. Dat was zelfs op een klein-seminarie iets ongewoons. Peter was boos op Stan omdat die er geen lid van wilde worden. Op woensdagmiddag ging Peter met de bidclub naar de kapel om te bidden bij O.L. Vrouw. De deelnemers moesten dan bovendien een cent voor de missie in het offerblok doen. Peter en Stan zaten niet bij elkaar in de klas, dat wilde Pannebakker niet. Daardoor verflauwde het contact tussen de twee jongens. Na drie jaar ging Peter met Aad van Kesteren weg uit Uden naar de jezuďeten. Dat vond Stan wel heel erg. Stan trok intussen toch veel meer op met een groepje klasgenoten als Hans Beukeboom, Gerard van Kemenade, Rob Stigter, John Willems, Hans van Dijk, Frans Zonnenberg en Theo Verkuijlen, dat allemaal ‘gamma’ deed. De klas van Stan was een heel hechte klas, een Sjors van de rebellenclub, een klas van gangmakers. Met zijn 17-en zijn ze naar het noviciaat gegaan. Daar werden door novicemeester Lamot de ‘nozem’-novicen genoemd. Voor zijn priesterwijding heeft Stan in het schooljaar 1965-1966 nog les (godsdienst) gegeven op het college in Uden onder inhoudelijke begeleiding van Boereboom en didactische van Van der Wijst, waar overigens in de praktijk weinig van terecht kwam. Hij heeft toen wel wat gemerkt van de groeiende spanning tussen de kruisheren in het klooster.

  Het hockeyelftal van het college op 17 mei 1958. Staande van links naar rechts: Hans Eling (aanvoerder), Koos van Etten, Hans Beukeboom (reserve), Hugo Prein, Theo Jans, Gerard van Kemenade, Piet van der Lugt en The Verkuylen (reserve). Knielend van links naar rechts: Wim Overmars, … van Vugt, Peer Hosman, Stan Ciesluk en Wim van Harmelen (foto Stan Ciesluk).
Het hockeyelftal van het college in 1959.
|Staande van links naar rechts:
Koos van Etten, Jaap Aartman, Theo Verkuylen, Hans Beukeboom, Wim Overmars en Hans Eling (aanvoerder).
Knielend van links naar rechts:
 … ?, …?, … van Vugt, Stan Ciesluk, Hugo Prein, Gerard van Kemenade, Henk Rutten en Wim van Harmelen (foto Stan Ciesluk).

 

Sport bestond voor Stan op het college uit hockey. Hij bracht het tot keeper in het college-elftal. Aanvankelijk was Gillesen sportcommissaris voor zowel voetbal als hockey, later nam Wijnhoven de leiding over hockey over en Hüsken die over voetbal. Stan herinnert zich nog een overwinning op het Nijmeegse Canisius College, ondanks de gebrekkige uitrusting van ‘Juliana’. Zo had Stan als keeper alleen beenbeschermers en niet eens een gezichtsmasker, handschoenen of klompen. Van Jan Berns kreeg Stan diens lichte hockeystick toen Jan naar het noviciaat vertrok. Ook aan muziek heeft Stan veel gedaan. Hij kreeg pianoles van Brouwers en Somers en zat ook op het jongenskoor. Vandaar dat hij zich ook het worstenbrood op het Ceciliafeest herinnert. In de recreatie gaf  hij zich vaak over aan kaarten. Zoals canasta. Bridge heeft hij van Van Leeuwen geleerd. Stan en zijn makkers haalden ook wel kattenkwaad uit door de kelder onder de recreatiezaal in te gaan en met stokken tegen het plafond te stoten wat boven tot de nodige hilariteit leidde. Op zondagavond ging Stan ook naar het plaatjesdraaien. Daar mocht je ook roken. Bij Vink vond hij het plaatjesdraaien leuker dan bij Brouwers, want Vink praatte ook over de cultuur rond de muziek.

 Opvoering van het Amerikaans drama ‘Rechtspraak over de opstanding van Jezus van Nazaret’ onder regie van R.D. van der Wijst.
Van links naar rechts:
Rob Stigter, Stan Ciesluk, Frans Lucassen, Jan Omzigt, Fons Bogaartz en Henk van Stijn (foto Stan Ciesluk).
De volledige cast van deze opvoering (foto Stan Ciesluk).

 

 

Stan heeft twee keer in een toneelstuk meegespeeld, al betekende dat eigenlijk niet veel. In ‘Schipper naast God’ had hij een klein rolletje. Vanwege zijn onberispelijke uitspraak van het Engels moest hij een paar zinnen in die taal zeggen. Hetzelfde was het geval in een Amerikaans stuk met een rechtszaak over Jezus. Twee maal voor en na de pauze kondigde hij aan: ‘Stilte, het hof’. De vrouwenrollen werden ook door de jongens gespeeld, zoals in de tijd van Shakespeare. Daar werd niet over gesproken, wel gegniffeld. Stan was ook op de Academie. Die werd ’s zondags gehouden onder leiding van Scheerder. Je kwam op de Academie als je een acht had voor Nederlands. Die zondagse Academie was een heel gebeuren en veraangenaamde het klimaat. Er werden lezingen gehouden en gedichten voorgedragen. De voordrachten moest je voorbereiden, dan had je in de recreatie ook meteen wat te doen. Als dan ’s zondags halverwege de studie werd omgeroepen ‘De leden van de Academie kunnen nu naar het Academielokaal’ dan liep je met een groots gevoel de studiezaal uit alsof je lid was van de Academie Française.

 

Het eten op het college vond Stan wel prima, behalve op de dag dat de eetzaal geboend was. De andijviestamp was op die dag niet te eten vanwege de stank van de boenwas. ‘De mensen in China zouden het maar wat graag opeten’, was het commentaar van de surveillant. Rector Bakker hield iedere zaterdag in de studiezaal wel een toespraak over ‘bijzondere vriendschappen’. Ook onderhield Bakker Stan en Hans na een klacht dat ze gezien waren met meisjes. Dat deed de rector op een echt bedreigende manier. Stan was nog zo onwetend dat hij geen idee had wat Bakker bedoelde met ‘verdacht’. Toen Peter was vertrokken heeft Stan hem nog eens een brief geschreven. Daarin schreef Stan onaardige dingen over leraar Duits Indemans. Destijds moesten brieven nog geopend bij de rector worden afgegeven. Salman las de brief van Stan en riep hem op het matje. De brief is nooit verzonden, want Salman wilde niet dat dergelijke kritiek naar buiten kwam. Toen magister Heuvelmans, die vanwege zijn eeuwige glimlach en kleine corpulente gestalte ‘boedha’ werd genoemd, in een gesprek vroeg of hij roeping had, antwoordde Stan weliswaar met ‘ja’, maar zelf twijfelde hij. Aan Heuvelmans die hij uit intuďtie niet erg vertrouwde, wenste hij niet het achterste van zijn tong te laten zien. Stan en andere jongens moesten ook altijd de kerkenwas van de kruisheren naar de ‘oude’ nonnen brengen. Ton Willems zat daar nog eens met zijn voet tussen de draaiende ton waar het wasgoed in moest. Stan is zelfs misdienaar geweest bij de wijding van de nieuwe abdis. Dat kwam ook omdat hij een vriendje was van Pa de Wilt.

 

Stan en Hans Beukeboom oefenden later zelf soms een ware terreur uit om hun zin te krijgen, zoals op de zachtmoedige ‘dorpsbaas’ Verkuylen. Die stond onder hun controle om dingen te kopen die zij wilden hebben. Voor het baantje van dorpsbaas werden altijd ‘brave’ en betrouwbare jongens geselecteerd. Stan zelf was samen met Ben Hogers baas van de rookkast. Of er nu wel of niet moest worden ingekocht gingen ze iedere zaterdag het dorp in naar de dames Scheren waar ze een biertje te drinken kregen. De meeropbrengst van de rookkast werd gebruikt om films van te huren die ze samen met De Lange uitzochten uit een filmblad. Zelf rookte Stan thuis al sigaretten van het merk Gloria. In die pakjes zaten tien sigaretten. Met Peter verrookten ze een pakje als ze gingen fietsen: ieder twee op de heenweg en drie op de terugweg. In de Kleine Figuur mocht je één uur per week roken: dat waren steeds vier sigaretten. 

Rectordag 1958. Het eerste bij de vlag (foto Stan Ciesluk).
 Op de Expo ’58 in Brussel. Van Links naar rechts: R.D. Broerse, Stan Ciesluk, R.D. School, Gerard van Kemenade en R.D. van der Lans (foto Stan Ciesluk).

 

Van het dagje in 1958 met alle Heren en jongens naar de Expo in Brussel herinnert Stan zich dat hij met Broerse die missionaris was geweest het Braziliaanse paviljoen heeft bezocht en dat Vink in het paviljoen van Vaticaanstad het orgel mocht bespelen. Een staaltje van ongehoorzaamheid was het liften aan het begin en het eind van de vakanties, wat door Salman streng was verboden. Na met de bus van het college naar Den Bosch te zijn gebracht waar ze eerst even de stad in gingen liftten Stan en Hans altijd eerst naar Amsterdam waar Hans woonde. Daarna reisde Stan naar huis in Den Haag. Op Oudenrijn zijn ze eens uit de auto gezet toen ze in het gesprek in de auto Frans een rottaal noemden. De bestuurster bleek lerares Frans. Zo stonden ze ook eens in Den Bosch te liften toen de bus met Tettero voorbij kwam. Dat leidde na de vakantie tot een hartig gesprek bij Salman.

 

Afsluitend: Stan was in Uden een levendige en populaire jongen.