Gesprek met Ben Stukart (1939-1946)

 terug naar publicaties werkgroep


Het gesprek van Jan van den Bosch en Kees Mettes met Ben Stukart vindt plaats op 26 april 2006 van 14.00-16.00 uur in het appartement van Ben en zijn huisgenote Elisabeth in Bemmel.  

Ben is een man die zijn leven uitgebreid heeft gedocumenteerd. Zo heeft hij een driedelige autobiografie geschreven. In het eerste deel komt zijn studententijd op het college in Uden voor. Hij was daar van 1939 tot 1946. Van dat deel heeft hij voor Jan en Kees een kopie gemaakt. In die pagina’s vertelt Ben waarom hij voor een functie in de kerk koos en hoe het kwam dat hij naar Uden ging (het Canisiuscollege en het seminarie in Hageveld kostte 1500 gulden per jaar, het college in Uden maar 300). Ben gaat verder uitvoerig in op het collegeleven in oorlogstijd. Het is zeer de moeite waard om dit allemaal te lezen. Het is een belangrijke aanvulling op onze documentatie, zowel over het onderwerp “werving en roeping” als over het onderwerp “’oorlogstijd”. Ben heeft ook twee fotoboeken voor ons klaarliggen die we mee mogen nemen. Elke foto is voorzien van informatie over personages, plaats, handeling en tijdstip. Het is niet te geloven. Jan neemt de fotoboeken onder zijn hoede. Hij is van plan om de foto’s stap voor stap op de website te plaatsen in de rubriek “Beeld en geluid” onder de kop “Fotoalbum van Ben Stukart (1939-1946)”. Zo wil jan dat ook doen met de foto-albums van Appie Vink. 

Het gesprek met Ben gaat vervolgens vooral over wat hij na Uden heeft gedaan. Intussen krijgen we koffie uit Kameroen, die was toegestuurd door de vroegere boy die intussen priester is geworden. In juli 1946, wat verlaat door de oorlog, heeft Ben eindexamen gedaan. Dank zij minister Gielen werd dat gelijkgesteld met het staatsexamen. Omdat hij missionaris wilde worden sloot Ben zich aan bij de congregatie van Mill-Hill. Eerst deed hij drie jaar filosofie in Roosendaal. Dat ging in het Engels en het Latijn. Ter voorbereiding daarvan heeft hij in Uden nog bijles gehad van kruisheer Scheerder. Mill-Hill had in Uden een goede naam. Ben was voor een toekomst als missionaris al eerder in vuur en vlam geraakt door missionarissen die op het college in het missiecomité kwamen spreken. Kruisheer Francino was voorzitter van dat comité. Aan kruisheer Van Hees, directeur en prior in Uden, had hij gevraagd wat hij moest doen. In Uden mocht je kiezen waar je priester wilde worden. Met collega-student Pijnappel heeft hij toen een brief gestuurd naar de rector van het filosoficum van Mill-Hill dat vanwege de oorlog tijdelijk in Haelen zat. Met zijn twee zijn ze toen een week in Haelen geweest om kennis te maken. Er waren daar toen wel 100 filosofiestudenten. Het kwam allemaal heel positief over. Maar er moesten goede cijfers voor Latijn en Engels worden overgelegd. Vandaar de overbrugging. Van de studenten van de rethorica van 1946 gingen er maar 6 naar de kruisheren zelf. Na drie jaar Roosendaal is Ben in 1949 voor zijn hogere studies naar Londen gegaan. Daar deed hij vier jaar theologie. Met 32 klasgenoten is hij in 1953 priester gewijd. 

Vervolgens werd Ben met drie collega’s als missionaris naar Kameroen gestuurd. In kerk, biechtstoel en pastorie droeg je er een zwarte of witte toog, wanneer je op weg was van dorp naar dorp liep je in korte broek en een hemd met korte mouwen. Aan de Afrikaanse westkust sprak je pidgin-Engels. De (Ierse) bisschop vertelde hem bij zijn komst dat de vrouwen in Kameroen de mooiste van de wereld waren, wat je goed kon zien omdat ze naakt liepen, maar dat je er alleen naar mocht kijken en je handen in je zakken moest houden. Ben is 17 jaar in Kameroen geweest. In 1969 werd hij benoemd tot procurator en perschef in Roosendaal. In het weekend fungeerde hij als pastoor in Nispen en later in Fijnaart. In 1977 werd hij in Engeland voor twee jaar perschef van de gehele congregatie en verbindingsman met de media. In zijn vrije tijd gaf hij les aan vrijwilligers die naar de ontwikkelingslanden gingen. Daarna wilde hij terug naar Kameroen, maar dat kon niet meer, omdat er alleen maar binnenlandse priesters werden toegestaan. Voor het eerst in zijn leven, hij was toen 53 jaar, mocht hij vrij kiezen. Ben wilde pastoraal werk doen in een stad. Simonis, toen bisschop van Rotterdam, benoemde hem vervolgens tot pastoor in Den Haag/Loosduinen. Tien jaar later had hij wel genoeg van het stadspastoraat en zocht hij een eenmansparochie. Die waren er in het bisdom Rotterdam niet meer: overal waren grotere samenwerkingsverbanden ontstaan met teams van pastores. Via Simonis in Utrecht kwam hij in 1989 als pastoor terecht in Bemmel, toen een plaats van 6000 inwoners met 3000 katholieken. Toen hij in 1997 70 jaar werd is hij als pastoor afgetreden en met emeritaat gegaan, al kan men wel nog steeds een beroep op hem doen. Hij is in Bemmel blijven wonen. 

Wij spraken nog over allerlei andere interessante punten, zoals de geloften die hij aflegde. Ben zegt dat de kruisheren drie geloften aflegden, namelijk die van kuisheid, gehoorzaamheid en armoede. Zelf heeft hij alleen de gelofte van kuisheid moeten afleggen en behoorde hij gehoorzaam te zijn aan zijn overste. We hebben Ben op de hoogte gesteld van de activiteiten van OSC-OSC en hem geattendeerd op de publicaties op de website. Verder hebben wij hem nog gesuggereerd contact te zoeken met zijn jaargenoten Van Rooij, Bardoel en Sips en zich aan te sluiten bij hun bijeenkomsten.  Het was weer een bijzondere middag.    

Tenslotte citeren we enkele representatieve passages uit Ben’s eigen memoires over zijn Udense tijd. 

Voor mijn studiejaren (1939-1945) droegen de Udense studenten zwarte kostschoolkleding bestaande uit lange zwarte kousen, een kniebroek, een zwart colbertjasje en een wit overhemd met zwarte stropdas. Sinds de oorlogsjaren was een een donkerbruin colbertjasje met lange broek of pofbroek (plusfour of drollenvanger) gebruikelijk.
.........

In mijn eerste studiejaar begon de tweede wereldoorlog. Op 10 mei 1940 zaten we – een 300-tal studenten -  in de refter te ontbijten toen pater Theo Bik, de procurator, binnenkwam met de mededeling dat er oorlog uit gebroken was en dat het Duitse leger al binnen de landsgrenzen was. Hij stelde voor dat Brabanders en Limburgers en studenten uit het Noorden zo snel mogelijk huiswaarts zouden keren met trein of bus.

..........

In Moordrecht stond een veldwachter op ons te wachten. We moesten uitstappen en ons legitimeren en konden daarna onze weg vervolgen maar niet in de richting Rotterdam, waar al hevig gevochten werd tussen neergekomen  Duitse parachutisten en Nederlandse militairen. We konden wel in Den Haag komen  en kwamen daar in de avond aan. De chauffeurs gingen toen terug. We hebben nooit meer iets van hen gehoord of gezien. Pater Jan Francino, onze geschiedenisleraar, had in de wijk  Bezuidenhout zijn familie en vrienden wonen. Hij kreeg ze zover om ons onderdak te geven. In een paar uur tijd konden alle 60 studenten geplaatst worden en bleef ik voorlopig bij de familie Van Meel in de Theresiastraat. In de morgen kwamen alle studenten en de twee paters in deze straat bij elkaar.

 ...........

Oosterhout, 27 april 2006/Jan van den Bosch