Uden inspirator van Stille Omgang voor Priesterstudenten

                                                                                                                                                                                           

terug naar publicaties werkgroepen

 

0          Inleiding        

 

Zelf heb ik er in mijn collegejaren merkwaardigerwijs nooit wat van gemerkt, maar jaarlijks gingen ook studenten van ons College van het H. Kruis in de paasvakantie naar de Stille Omgang voor Priesterstudenten in Amsterdam. Dat gebeurde vanaf 1932 met enkele jaren onderbreking in totaal 26 maal, tot het na 1962 abrupt ophield. Er moeten niettemin nog volop oud-studenten rondlopen die aan de Stille Omgang voor Priesterstudenten hebben deelgenomen. Gelukkig voor ons, onwetenden, heb ik in het archief van het kruisherenklooster te St. Agatha een schrift gevonden  - ooit aangeschaft bij Blikman & Sartorius te Amsterdam - waarin de annalen van de jaarlijkse gang naar Amsterdam zijn opgetekend. Verrassend is de rol van de beroemde dichter en schrijver Bertus Aafjes, ook collega-oud-student uit Uden.

 

Dit artikel is vooral gebaseerd op de informatie uit dat schrift. Ook heb ik een aantal websites geraadpleegd, zoals www.stille-omgang.nl. Ik hoop ook nog reactie te ontvangen van deelnemers van destijds, zodat hun belevingen alsnog opgenomen kunnen worden in een volgende versie van dit artikel.  U gaat de volgende hoofdstukjes lezen:

 

-           het Mirakel van Amsterdam;

-           het ontstaan van de Stille Omgang voor Priesterstudenten;

-           de deelnemers;

-           de oorlogsjaren;

-           de organisatie;

-           het ritueel.

 

 

1          Het Mirakel van Amsterdam

a te lopen. Het idee sloeg aan en binnen enkele jaren groeide dit privé i

Amsterdam wordt ook wel eens “Mirakelstad” genoemd. Deze kwalificatie ontleent Amsterdam aan het feit dat het een oude bedevaartsplaats is, waar al sinds de middeleeuwen een wonder of mirakel wordt geëerd. Deze verering leeft nog steeds en heeft sinds het einde van de 19e eeuw vooral gestalte gekregen via de jaarlijkse Stille Omgang. Deze religieus-meditatieve omgang door het historische centrum en passerend aan het nachtelijke uitgaansleven van Amsterdam wordt elk jaar gedurende één nacht in de maand maart door het Gezelschap van de Stille Omgang georganiseerd. Zo'n 8000 vooral katholieke personen uit het gehele land nemen er aan deel.

 

Het verhaal is wel bekend. Op 15 maart 1345, zo vertelt de overlevering, lag een man in een huis aan de Kalverstraat ziek op bed en vreesde te sterven. Hij liet een priester roepen om hem te bedienen en van het Heilig Sacrament (de hostie) te voorzien. Na het nuttigen van de hostie kreeg de zieke braakneigingen en moest hij tenslotte overgeven in het brandende haardvuur van zijn kamer. Maar na verloop van tijd bleek dat hij niet alleen de hostie onbeschadigd had uitgebraakt, maar dat bovendien het vuur het Heilig Sacrament niet had aangetast. Was dat nog niet miraculeus genoeg: de hostie die de volgende dag door de priester van de Oude of Nicolaaskerk weer was opgehaald, keerde vanuit de Oude Kerk op wonderbaarlijke wijze in het huis van de man terug. Het was een nieuw mirakel dat zich daarna nog eens tweemaal herhaalde. Voor de middeleeuwse mens was dit de noodzakelijke bevestiging om in de gebeurtenissen definitief de hand van God te kunnen herkennen. Het duidde tevens Gods klaarblijkelijke wens aan om op de plaats waar het Mirakel had plaatsgevonden “dese gracie ende ghenade” openbaar te maken en gestalte te geven. De betrokkenen besloten daartoe de woning tot een devotie- of bedevaartkapel om te bouwen.

 

De grootste stimulans tot de hernieuwde ontwikkeling van de Amsterdamse Mirakelverering kwam tot stand nadat een zekere Joseph Lousbergh een geschrift ontdekte waarop de route van de middeleeuwse Mirakelprocessie stond beschreven. Samen met zijn vriend Carel Elsenburg besloot hij in 1881 die route weer devotioneel na te lopen. Het idee sloeg aan en binnen enkele jaren groeide dit privé-initiatief uit tot een snel groeiende beweging. De initiatiefnemers besloten zich te organiseren in het “Gezelschap van de Stille Omgang”. Spoedig kwamen ook steeds meer katholieken van buiten Amsterdam om deel te nemen aan de jaarlijkse Stille Omgang. Aan het begin van de 20e eeuw waren er al tientallen zustergezelschappen in alle grote plaatsen van Nederland opgericht en kwamen er duizenden bedevaartgangers.

de route

 

                                                

Het begin van het Mirakelfeest is elk jaar op de woensdag na 12 maart. Van woensdag tot en met zaterdag worden er dagelijks devotiemissen in de kapel op het Begijnhof opgedragen. Maar de grote jaarlijkse manifestatie is nog steeds de Stille Omgang die wordt gehouden tijdens de nacht van zaterdag op zondag. Met vele bussen komen dan bedevaartgangers uit geheel Nederland naar het centrum van Amsterdam. Na in één van de Amsterdamse parochiekerken een mis te hebben bijgewoond nemen zij vervolgens verspreid over de nacht deel aan de omgang en lopen de omgangsroute. Kenmerkend voor de omgang of  “processie” is dat deze stilzwijgend wordt volbracht: zonder luid gebed of gezang en zonder kerkelijke kledij of andere religieuze attributen. De omgang duurt ongeveer een uur en vindt ergens tussen middernacht en vier uur in de zondagochtend plaats. Op www.stille-omgang.nl is hierover nog heel veel meer informatie te vinden. 

 

2.         Het ontstaan van de Stille Omgang voor priesterstudenten

 

Het idee om een Stille Omgang voor priesterstudenten uit het hele land te houden is in 1932 opgekomen bij Bertus Aafjes, zo lees ik in de annalen. Bertus was toen student op ons College van het H. Kruis in Uden en zat in de Syntaxis. Hij besprak zijn idee nader met zijn klasgenoot Jan Sondag en met Piet Faviani uit de Poesis. In overleg met een van de leraren, de kruisheer R.D. Heere, werd er besloten om de eerste Stille Omgang voor Priesterstudenten te laten plaatsvinden op Beloken Pasen, zondag 3 april 1932, in de paasvakantie dus. Onder de studenten die meegingen werd geld opgehaald waarvan twee H. Missen gelezen werden door R.D. Heere tot heil van de deelnemers.

 

De samenkomst was op 3 april 1932 om kwart voor zes vóór het Begijnhof in Amsterdam. Er waren niet alleen studenten van de kruisheren, maar ook enige van het seminarie Hageveld en ook uit Kaatsheuvel. Twee waren er ’s nachts uit Hoorn in de regen op de fiets naar Amsterdam gekomen. In totaal waren er 33 priesterstudenten. “Dat kleine aantal”, zo lees ik in de annalen, “was te wijten aan het te weinig bekend zijn. Er was tevoren niets in de kranten bekend gemaakt. De jongens van Hageveld en uit Kaatsheuvel wisten het van hun vrienden bij de kruisheren”.

 

 

Na de Omgang was er een H. Mis in het Begijnhof en daarna een gemeenschappelijk ontbijt bij de Eerwaarde Zusters van het Maagdenhuis. Oorspronkelijk was er bedoeld dat ieder voor zich brood zou meebrengen, maar zowat niemand had dat gedaan en toen hebben de zusters voor brood en thee gezorgd. Na afloop heeft er een berichtje gestaan in “De Nieuwe Dag” en in “De Maasbode”. “Moge er voortaan voor gezorgd worden dat er propaganda wordt gemaakt en dat zodoende de opkomst veel talrijker wordt”, zo besluit annalist Sondag zijn verslag van 1932.  

 

In de jaren 1943, 1944 en 1945 is er begrijpelijkerwijs geen Stille Omgang voor Priesterstudenten georganiseerd. De bedetocht lag ook stil in de jaren 1950, 1951 en 1952.

 

3.         De deelnemers aan de Stille Omgang voor Priesterstudenten

 

De deelname aan de Stille Omgang voor Priesterstudenten kan worden zichtbaar gemaakt in het volgende schema. Tegelijk wordt in dat schema de opbrengst van de collecte op een rijtje gezet. Die was bedoeld om de kosten te dekken. De collecte werd steeds gehouden tijdens de H. Mis na het Credo.

 

Jaar:               Getal Stille Omgang            aantal deelnemers               opbrengst collecte

 

1932                          1e                                          33                                             ?

1933                          2e                                           350                                          ?

1934                          3e                                           450                                          ?

1935                          4e                                           350                                          ?

1936                          5e                                           350                                        f. 22,15

1937                          6e                                           350                                        f. 18,65 ½

1938                          7e                                           400                                        f. 15,08

1939                          8e                                           350                                        f. 15,51

1940                          9e                                           300                                        f. 15,25

1941                          10e                                        120                                        f.   3,88 ½

1942                          11e                                          70                                         f.   2,50

1943

1944

1946                          15e                                          80                                         f. 25,-

1947                          16e                                        500                                        f. 34,29

1948                          17e                                        300                                        f. 25,-

1949                          18e                                        300                                        f. 30,-

1950

1951

1952

1953                          22e                                        200                                        f. 16,03

1954                          23e                                        300                                        f. 37,66

1955                          24e                                        225                                        f. 26,45

1956                          25e                                        350                                        f. 36,70

1957                          26e                                        “niet gering”                             ?

1958                          27e                                        150                                        f. 22,57

1959                          28e                                        100                                        f. 18,61

1960                          29e                                        “niet al te groot”                    f. 27,89

1961                          30e                                          65                                         f.   7,73

1962                          31e                                          35                                            ?

  

Zoals we hebben gezien was de Stille Omgang voor Priesterstudenten weliswaar een Udens initiatief, maar toch vooral bedoeld voor priesterstudenten uit Amsterdam of daar in de buurt, ook van andere seminaria. Zo konden we vernemen dat er al bij de eerste Stille Omgang in 1932 ook jongens van het kleinseminarie Hageveld en het Missiehuis St. Antonius uit Kaatsheuvel aanwezig waren. Gezien de sterke groei van het aantal deelnemers in 1933 en 1934 moet verondersteld worden dat er in die jaren ook veel studenten van andere orden en congregaties gingen deelnemen. Waarschijnlijk werd vooraf vanuit Uden een brief naar alle seminaria en priestercolleges in Nederland gestuurd, waarin werd opgewekt tot deelname. Dat wordt ook wel bewezen door de handgeschreven lijst met namen en adressen van liefst 71 klein- en grootseminaries, die achter in het schrift met de annalen van de Stille Omgang voor Priesterstudenten zit. Ook zitten achter in het schrift nog circulaires uit 1960 en 1961 van het Udens organisatiecomité, gericht aan “Beste vrienden”, waarschijnlijk collega-Priesterstudentenclubs. Er is zelfs een circulaire uit 1961, gericht aan “Zeereerwaarde Heer Pastoor”, met het verzoek de Stille Omgang voor Priesterstudenten via de preekstoel of het parochieblad aan te kondigen. Verder werden er al die jaren aankondigingen naar de kranten gestuurd, zoals naar de Tijd, de Maasbode, de Volkskrant en Sursum Corda. “Ook de omroeper van de K.R.O. zal het afroepen”, meldt de annalist van 1954. Voor de eigen Udense studenten zal er wel een aankondiging in het schoolblad “Klankbord” hebben gestaan. De annalist van 1953 rept daar in ieder geval van. Ook de annalist van 1955, Henk Suèr, meldt een stuk met een korte geschiedenis voor Klankbord ingestuurd te hebben met een oproep aan de jongens uit Uden en omgeving.

 

 

 

De annalist van de 5e Stille Omgang in 1936 meldt dat ook enkele H.H. Geestelijken en verschillende Theologanten en Philosophen door hun opkomst blijk gaven van hun belangstelling. Ook in de annalen van de 7e Stille Omgang in 1938 wordt vermeld dat er onder de deelnemers van dat jaar ook veel geklede theologanten opvielen, alsook verschillende priesters. Die van 1940 schrijft, dat er niet alleen studenten waren uit Amsterdam, maar ook uit Utrecht, Hoorn, Soest en andere plaatsen. Bij het verslag van de Stille Omgang in 1949 maakt de annalist er melding van dat de Udense Priesterstudentenclub wel met 80 man aanwezig was. Deze waren ’s nachts met bussen uit Uden vertrokken. Meer komen we uit de annalen over de herkomst van de deelnemers aan de Stille Omgang voor Priesterstudenten niet te weten. Er zijn nooit deelnemerslijsten of zo gemaakt, veronderstel ik. Wel is er kennelijk sprake geweest van een kaartjessysteem voor de “buitenstadse” studenten, die het ontbijt wensten te gebruiken bij de zusters in het Maagdenhuis.

 

4.         De Stille Omgang voor Priesterstudenten in de oorlogsjaren

 

Pas bij de Stille Omgang van 1941 zijn in de annalen sporen van oorlog en bezetting te vinden. Wel werd er in 1940 in het bijzonder gebeden “voor het behoud van de vrede in ons vaderland”. De Omgang werd in 1941 gehouden op donderdag 24 april, “daar in de week na Beloken Pasen de Bagijnenkerk schoongemaakt moest worden”. Dit was evenwel niet het enige verschil met de voorafgaande jaren, want de priesterstudenten verzamelden zich die 24e april niet om half vijf op het Spui om vandaar gezamenlijk de Omgang te maken. In verband met de verduistering en het verbod om tussen 12 en 4 uur op straat te komen en in groepen van meer dan vier te lopen werd afgesproken dat de studenten om 5 uur op eigen gelegenheid de Stille Omgang zouden maken. “Zo kwam het”, lees ik, “dat men op bovengenoemde datum om 5 ½ uur kleine clubjes door de nauwe straatjes van de oude binnenstad zag lopen, de weg zoekende in de donkere nacht”. Tegen 6 uur begon in de kerk van het Begijnhof de stille H. Mis, opgedragen door R.D. A. Pannebakker bij afwezigheid van de voorzitter, R.D. L. Heere. Daar de kerk niet verduisterd kon worden mochten de lampen niet aan, zodat de jongens met zaklantaarns de H. Mis trachtten te volgen. De studentenclub van de Vincentius a Paolo-parochie te Amsterdam maakte de Omgang pas ná het ontbijt.

 

“Ondanks de moeilijke omstandigheden ging toch ook dit jaar de Stille Omgang door en konden wij deze prachtige traditie, deze hulde aan Christus-Koning, voortzetten, wat ’n ereplicht nu voor ons is, nu de massale Omgang niet meer door mag gaan”, schrijft de annalist van 1942. “En zo gingen donderdagmorgen 16 april tussen 6 en 7 uur, wegens de verduistering later als verleden jaar, verschillende groepjes studenten hun bedetocht door Amsterdam maken”, zo vervolgt de annalist. “Voor de Stille Omgang begon hoorden we van de Zeereerwaarde voorzitter R.D. Heere, die na enige jaren afwezigheid de Omgang weer meemaakte, ’t treurige nieuws, dat ons college in Uden door de Duitsers bezet is, dus hadden de studenten der Kruisheren meteen ’n prachtige intentie voor deze Omgang”. Wegens de distributie was er dit jaar geen sprake meer van een ontbijt in het Maagdenhuis voor de “buitenstadse” deelnemers. De opkomst was in 1942 gering. Volgens de annalist was dat voor een deel wel te wijten aan ’t feit dat er geen circulaires rondgestuurd konden worden wegens papierduurte en -schaarste.

 

           

 

 “Een traditie hersteld!”, juicht R.D. A. Lamot in de annalen van 1946 over de Stille Omgang van 2 mei. Naar de andere seminaries waren oproepen gestuurd, zodat er sprake was van een prachtige opkomst. Er werd dat jaar ook meer werk van gemaakt: eerst een Lof, dan de Omgang en tenslotte een plechtige gezongen H. Mis met preek. “Zo was deze 15e Omgang ’n goede voortzetting van ’n schone traditie”, besluit Lamot.

 

5.         De organisatie van de Stille Omgang voor Priesterstudenten    

 

Na het initiatief van Bertus Aafjes in 1932 is er op het college in Uden waarschijnlijk vanaf 1933 een bestuur gevormd en actief geweest om de organisatie van de Stille Omgang voor Priesterstudenten in goede banen te leiden. Evenwel pas in de annalen van 1936 is er sprake van een bestuur. Dat bestond uit R.D. Heere O.S.C. (voorzitter), M. Godefrooij (vice-voorzitter), H. de Breet (penningmeester) en G. Reijners (secretaris). Jaarlijks verschijnen nieuwe namen in het bestuur. Ongetwijfeld lag dat aan vertrekkende jongens van de Rhetorica. R.D. Heere werd in 1946 als voorzitter opgevolgd door R.D. A. Lamot. Vanaf 1953 trad R.D. Pannebakker als voorzitter op. In deze jaren werden de annalen geschreven door H. Suèr. Zijn opvolger in 1958, W. Wybrands, meldt dat er moeilijkheden waren bij het wisselen van het bestuur, maar welke blijven ongenoemd. Uit het verslag van 1959 komen we wel te weten dat intussen R.D. Hüsken voorzitter is geworden, maar de verdere samenstelling van het bestuur wordt niet vermeld. De laatste twee jaren was R.D. Van der Wijst voorzitter en P. Zwart de (laatste) secretaris en annalist.

 

Over de besluiten van het bestuur is in de annalen weinig te vinden. Ongetwijfeld moest er veel worden gedaan om de organisatie vlekkeloos te laten verlopen. Ruim tevoren moest een circulaire aan de andere seminaria worden gestuurd met een oproep tot deelname. Ook moesten er berichten uit naar de media. Verder moesten er in Amsterdam de nodige afspraken worden gemaakt ten behoeve van de Misviering in het Begijnhof en het ontbijt in het Maagdenhuis. Omdat de zusters in 1953 uit het Maagdenhuis waren vertrokken, gingen de vrijwilligers dat jaar naar café-restaurant “Neutraal” op het Damrak. Je kon ook bij Heck een ontbijt nemen, maar dat was volgens de annalist nogal een dure liefhebberij en wilde je op het station eten, dan moest je eerst een perronkaartje kopen. Vanaf 1954 werd het ontbijt verschaft door de Jozef Gezellen op de Stadhouderskade.  

 

                                              

Ook na afloop van de Stille Omgang kon je nog leuke dingen doen in Amsterdam. Voor het eerst in de annalen van 1940 is sprake van een georganiseerde activiteit: een rondleiding in het Museum Amstelkring. De volgende excursie was pas in 1954; je kon toen kiezen uit een kijkje bij de Volkskrant, op Schiphol of bij de K.R.O. In 1955 ging de geplande rondvaart in Amsterdam niet door wegens gebrek aan liefhebbers. In 1956 wel, met onderweg naar Uden ook nog een bezoek aan de kruisheren in Amersfoort. In 1958 ging de excursie naar het Oudheidkundig Museum in Leiden. In 1959 gingen de oudste jongens na afloop van de Stille Omgang naar Ford-fabrieken bij de Hembrug en de jongeren naar Schiphol, waarna de hele club nog de K.R.O.-studio bezocht. In 1960 was het allemaal zo uitgelopen, dat de voorzitter de excursie naar de Amstel bierbrouwerij op het laatste moment liet afbellen. “Men kon derhalve de Udense “pelgrims” her en der verspreid door de stad zien ronddwalen langs de regenachtige straten”, schildert W. Wybrands de enigszins mistroostige afloop van deze dag.

 

6.         Het ritueel van de Stille Omgang voor Priesterstudenten

 

In de annalen wordt nergens vermeld of er tijdens de Stille Omgang in de straten van Amsterdam ook werd gebeden. Wel tref ik achter in het schrift twee brochures aan over de Stille Omgang, een uit 1955 en een uit 1960. De Omgang van 1955 werd gehouden op 13, 20 en 27 maart. Daar waren de priesterstudenten dus niet bij want die hielden hun tocht in de paasvakantie, in 1955 op 21 april. De intentie van de algemene Stille Omgang van 1955 was: “Dat Godsdienst en vrede moge heersen in onze gezinnen”. In 1960, toen de algemene Stille Omgang op 6, 13 en 20 maart werd gehouden, was de intentie: “Dat de leiders der volkeren zich laten leiden door de H. Geest”. In de brochures van 1955 en 1960 staan de gebeden voor onderweg aangegeven. Op de Dam: vijfmaal Onze Vader en Wees Gegroet voor Koningin en Vaderland. Op de Nieuwe Brug: vijfmaal Onze Vader en Wees Gegroet voor de zeevarenden, reizenden en voor hen die daarbij zijn omgekomen. Bij het passeren van het Nationaal Monument: voor de gevallenen van de laatste wereldoorlog. Op de Lange Brug: vijfmaal Onze Vader en Wees Gegroet voor Kerk, Paus en eenheid der Christenen. En tenslotte bij de rondgang om de plek waar het H. Mirakel plaatsgreep: “Dat Godsdienst en vrede moge heersen in onze gezinnen”.  

 

 

Aansluitend aan de Stille Omgang was er in de Begijnhofkerk altijd een H. Mis die door de voorzitter van het Udense bestuur werd opgedragen ter intentie van de levende en overleden leden van de Stille Omgang voor Priesterstudenten. Daarbij werd gezongen door een koor van jongens uit Uden, ter plaatse aangevuld met zangers uit andere seminaria. In 1935 stond dat koor onder leiding van R.D. Hulskamp. In de jaren 1932, 1933, 1934, 1935, 1937, 1938, 1939, 1940 en 1942 werd de Mis opgedragen door R.D. Heere. In 1936 kwam R.D. Van Hees daarvoor uit Zoeterwoude. Van Hees deed toen ook de predicatie en tot tekst koos hij daarvoor: “Haec est victoria, quae vincit mundum, fides vestra”. “Hij schetste ons”, zo meldt de annalist, “op de hem eigen gemakkelijke en duidelijke manier van spreken, de onschatbare waarde van ons Geloof”. De annalist voegt er nog aan toe, dat het “dilettantenkoortje” naar omstandigheden redelijk wel zong. In 1936 stonden de zangers onder de leiding van R.D. Pannebakker. In 1938 werd R.D. Heere bij de celebratie van de H. Mis geassisteerd door fr. C. Lesger O.Praem, theologant van de Norbertijner Abdij te Heeswijk. Dat gebeurde ook in 1939 en 1940. De bijzondere intentie van 1938 was “Behoud en vermeerdering van de Christelijke levensernst in de huisgezinnen”. De Paasmis uit het Kyriale werd toen door allen gezongen onder leiding van R.D. Pannebakker. In 1940 was het koor versterkt met enige jongens van Steijl. De annalist schrijft dat dit een oplossing bleek te zijn voor de volgende jaren, “want de gezangen werden keurig gezongen”. De bijzondere intentie van dat jaar luidde “Behoud van de vrede in ons vaderland”. Bij afwezigheid van R.D. Heere deed R.D. Pannebakker in 1941 de Mis.

 

           

 Vanaf 1946 wordt de Mis steeds plechtiger gevierd, namelijk als een solemnele gezongen Hoogmis met drie heren en preek. De Mis werd in de jaren 1946 tot en met 1952 opgedragen door de nieuwe voorzitter, R.D. Lamot. In 1947 werd hij daarbij geassisteerd door twee theologanten van Warmond. De zang werd verzorgd door jongens uit Uden en theologanten van Warmond en stond onder leiding van R.D. Brouwers. In 1948 was de intentie: “Om meer priesterroepingen”. Onder de Mis hield R.D. de Gruijter een feestpredicatie. In 1949 werd de Stille Omgang voorafgegaan door een plechtig Lof met predicatie en natuurlijk met gezangen als het Ave Verum, Regina Coeli en Tantum Ergo. De intentie van dat jaar luidde: “Tot volharding in hun roeping van de priesterstudenten in de vervolgde landen”.  In 1953 was R.D. Pannebakker, de nieuwe voorzitter, de celebrant, op z’n eentje, “omdat de twee assistenten hadden afgeschreven”. In 1954 waren ze gelukkig weer met drie, zodat ten volle gebeden kon worden voor de intentie van dat jaar, namelijk “dat de intenties van de Paus in vervulling mogen gaan en in ’t bijzonder nog voor de verdrukte priesterstudenten”.  In 1956 werd de plechtige Hoogmis gecelebreerd door Mgr. Dr. Van Hees, die intussen magister-generaal der kruisheren was geworden. Hoogwaardig Heer had ook meegelopen in de stille tocht. Onder de Mis hield de deken van Amsterdam een predicatie over de toekomstige priester en de Eucharistie. In 1958 ging R.D. Heuvelmans voor in het Lof en de H. Mis bij afwezigheid van voorzitter R.D. Hüsken. Bij gebrek aan assistenten kon de Mis niet plechtig worden opgedragen. Helaas werd ook het orgel niet bespeeld, “daar onze organist (R.D. Vink) uitbleef”. Toch slaagden de zangers er in iets luisterrijks aan de Mis te geven. In 1961 moest het openingslof vervallen, omdat de koster nog op bed lag. De Mis werd dat jaar opgedragen door R.D. van Berkel, die eveneens de preek verzorgde. R.D. Vink zorgde met vijf bijeengeroepen zangers het muzikale gedeelte van de Mis. In het laatste jaar van de Stille Omgang voor Priesterstudenten celebreerde de deken, Mgr. Van de Hoogte, de H. Mis en hield daarbij een korte toespraak, waarbij hij uitging van de algemene intentie: “Dat de katholieken ook buiten de kerk katholiek moeten zijn”.     

 

7.         Slotopmerking

 

De Stille Omgang leeft nog steeds voort. Jaarlijks trekken velen gelovigen daarvoor naar Amsterdam. Onder hen zijn evenwel geen priesterstudenten meer uit Uden.

 

Oosterhout, 30 januari 2007/Jan van den Bosch.