“Als de leraar binnenkomt, staat men op” (16)
Verslag van de zoektocht van Kees Mettes, Nic van Nuland en janvdbosch@casema.nl (de werkgroep-Mettes) naar het leven van toen op het college van het H. Kruis in Uden (aflevering 16, juni 2006)
Hoe langer “Uden” achter me ligt, hoe meer ik me er mee bezig houd. Sterker: ik kan me geen leven zonder mensen als Kees en Nic in de buurt meer voorstellen. Bovendien dringen de kruisheren zich bijna dagelijks op, soms vanuit de meest onverwachte hoeken. Zo kreeg ik van Kees een folder over het Domus Novae Lucis, het voormalig kruisherenklooster in Ter Apel. Op de voorkant een gekke foto van een soort van kruisheer met een monnikskap en de opwekking: “Volg het spoor van Broeder Jacobus”. “Wat ervaren we als we de ontmoeting met Broeder Jacobus wensen? Is het de leegte, de stilte en de eenvoud? Worden we geraakt door klokgelui, ritme van de dag? Zijn het misschien de oude Gregoriaanse gezangen vanuit de Kanunnikenkerk? Hoe voelt het als we plotseling oog in oog staan met een stokoude kruisbroeder uit de Late Middeleeuwen?”. Het klooster, in 1465 door de kruisheren gesticht, is gerenoveerd en nu in gebruik als Museum voor Kerkgeschiedenis en Religieuze Kunst. Daarnaast fungeert het gebouw als Galerie voor Eigentijdse Kunst, als concertpodium en bevat het een vergader- en congrescentrum. Dat is allemaal nogal wat; jammer dan ook dat Ter Apel zo ver weg ligt. Bij de rondleiding kan je de wachtruimte bekijken, de kapittelzaal, de kruisgang, de kanunnikenkerk en de sacristie, de kloosterhof, het gastenverblijf, de priorkamer en de subpriorkamer. Natuurlijk eindigt de rondleiding in het kloostercafé. “Strakke tafels staan er nog steeds onder de zware beschilderde eiken balken. Maar de kloostermaaltijd zelf heeft plaatsgemaakt voor koffie, thee, Monnikenkoek en Kruisherencake”. Kijk zelf ook maar eens op www.kloosterterapel.nl, een prachtig verzorgde website over een verrassend hoogwaardige locatie. Alleen van die gekke broeder Jacobus krijg ik wel een beetje een Eftelinggevoel.
Door over dat kloostercafé te lezen heb ik dorst gekregen en zie ik een heerlijk fris biertje voor me. En waarom geen kruisherenbiertje besteld? In Volkel zit bijvoorbeeld Jan Martens met zijn Jantjes’ Bierbrouwerij “Cambrinus” (www.jantjesbieren.schenkt.nl). In zijn assortiment zit sinds 2002 ook Kruisherenbier. Het is een speciaal bier met een honingsmaak en een alcoholpercentage van 6,5. Je kan bij Jan ook Bedafse Vreugde kopen en Hemelrijk Wit. De Alliantie van Bier Tapperijen (www.admiun.nl) meldt overigens, dat Jantjes’ Bierbrouwerij gesloten is. Hij blijkt de naam Kruisherenbier kwijt te zijn geraakt aan de Groningse Stadsbrouwerij “Grung” (www.grunn.speciaalbier.nl). Jan is daar woedend over (www.kliknieuws.nl). Hij denkt er over nu een bier voor Onze Lieve Vrouwke te gaan maken. Grung bestaat sinds 2000 en zegt de biertraditie van het kruisherenklooster van Ter Apel na vier eeuwen voort te zetten. Grunn heeft drie soorten Kruisherenbieren op de markt gezet: Odilia, een oertype Pilsner (5%), Theodorus, donker/dubbel (7%), en Augustinus, blond/tripel (8%). De bieren worden afgevuld in een buikfles. Sinds september 2005 zijn deze Kruisherenbieren verkrijgbaar bij de filialen van Mitra Slijterijen. Dat klopt. Toen we met het bestuur van OSC-OSC op 10 mei 2006 bij Kees in Veldhoven vergaderden (lees ook het verslag van die bestuursvergadering), kon Kees niet wachten om naar de plaatselijke Mitra te gaan en jawel, daar stonden de kratjes al op ons te wachten. In elk kratje (€ 9,99, althans in Veldhoven) zitten vier flesjes, een speciaal glas met het kruisherenlogo én een toegangskaartje voor één persoon in het Domus Novae Lucis. Het leven van de Groningse Stadsbrouwerij gaat overigens ook niet over rozen. De brouwerij moet namelijk de etiketten van haar flesjes Kruisherenbier halen op grond van een vonnis van de rechter in Leeuwarden. De zaak was aangespannen door een Leeuwarder communicatiebureau, dat het ontwerp voor het etiket heeft gemaakt en vindt dat Grung dat heeft gestolen (www.liwadders.nl). Kruisherenbier is kennelijk geen rustig bezit. Waarom hebben de kruisheren dat merk trouwens zelf niet gedeponeerd?
Naast de werkgroep-Mettes is er ook nog de werkgroep-Berns, die officieel de werkgroep historisch onderzoek heet. Die werkgroep is ook serieus aan de slag en werkt toe naar een boek. De voorlopige opzet daarvan staat al een tijdje te pronken op onze website. De eerste stukken tekst zijn al klaar. De werkgroep wil een netwerk van oud-studenten vormen om reacties los te krijgen. Als je ook als respondent aan het boek wil meewerken kan je je gerust al aanmelden bij de werkgroepleden. De werkgroep komt daarover binnenkort met meer nieuws. Er is een massa aan literatuur over de kruisheren, bijvoorbeeld in de Brabant Collectie op de Universiteit van Tilburg. Daar hield de werkgroep-Berns dan ook pas geleden haar voortgangsoverleg. De werkgroep trof daar om te beginnen in ieder geval één enthousiasteling in de persoon van Arnoud-Jan Bijsterveld, hoogleraar “Cultuur in Brabant”. Die gaat het project nu mee volgen. De werkgroep kreeg die dag ook de rijkdom van de Brabant Collectie ontvouwd door conservator Emy Thorissen. We werden helemaal warm van de weelde aan boeken, kaarten en prenten. In de bibliotheek vind je bijvoorbeeld een boekje van onze vroegere geschiedenisleraar Jan Francino over de lotgevallen van de Udense kruisheren vanaf de zestiende eeuw. Het boekje is uitgegeven bij gelegenheid van de opening van de nieuwbouw van het Kruisheren Kollege op 10 oktober 1979 en bevat een herdruk van een reeks artikelen, verschenen in de negende jaargang (1930) van “Kruistriomf”. Het is ontroerend te lezen hoe Francino zijn artikelenserie in 1930, op het hoogtepunt van het Rijke Roomse Leven, eindigt met de vurige wens: “Moge het door de kruisheren gestichte en tot bloei gebrachte, ondanks allerlei tijdsomstandigheden gehandhaafde college blijven groeien en bloeien in degelijkheid van onderwijs en goede geest en studenten en docenten. Dan zullen de kruisheren van Uden door hun werk op het college blijven wat ze geweest zijn: ’n zegen voor kerk en maatschappij”.
Voorzichtig kloppen we op de deur en steken vervolgens ons hoofd om de hoek. Provinciaal Huub Wagemans is niet op zijn werkkamer. We zijn nogal eens in St. Agatha om in het archief te spitten. Ook komen in St. Agatha de spullen van overleden kruisheren terecht, zoals die van Van den Elsen, en daar willen we graag bij zijn om te kijken of er wat voor ons onderzoek over het college bij zit, fotoalbums bijvoorbeeld. We mogen er van de archivaris pas in als de baas van de kruisheren daarvoor toestemming heeft gegeven. Van Wagemans willen we dus graag een soort passepartout. Verbaasd zien we achter een kast een kleine man tevoorschijn komen die ons bovendien in het Engels aanspreekt. De man lijkt verbazend veel op de generale overste van de kruisheren, Glen Lewandowski, die we in vol ornaat op de gang zagen hangen. Warempel, het is hem nog ook, maar dan in een open bloesje. We maken in de werkgroep-Mettes wat mee en ook een foto. We waren op die 2e juni in St. Agatha, Kees, Thijs en ik, namens OSC-OSC bij de opening van het klooster Sint Aegten, het nieuwe Erfgoedcentrum Nederlands Kloosterleven, waarbij tientallen orden en congregaties zijn aangesloten. In het nieuwe archief- en bibliotheekdepot wordt hun erfgoed – archieven, boeken, voorwerpen en audiovisueel materiaal – voortaan bewaard. Vandaar dat er intussen ook veel schilderijen van moeder oversten aan de muur hangen. Dat is wel wennen. Gelukkig liep er nog één echte kruisheer rond: Jan Leers uit Wuppertal. Hij blijkt ijdel genoeg om ook op de foto te willen. We zwerven met ons drie vrijelijk door kelders en over de zolder en verbazen ons over de vele vormen waarin het geloof werd gegoten. Gelukkig komen we er terug bij de algemene reünie van 8 september 2007. Zorg dat je er bij bent. En in 2009 kunnen we dan mooi naar het Domus Novae Lucis.
Oosterhout, 18 juni 2006/janvdbosch@casema.nl.
Laatst gewijzigd: zaterdag 18 april 2009 |
Reacties: Jan van den Bosch |