“Als de leraar binnenkomt, staat men op” (19)
Verslag van de zoektocht van Kees Mettes, Nic van Nuland en janvdbosch@casema.nl (de werkgroep-Mettes) naar het leven van toen op het college van het H. Kruis in Uden (aflevering 19, september 2006)
In de kruisherenfamilie hebben we niet zoiets als “Kap en koord”. Wel is er voor de “echte” kruisheren het Bulletin van hoofdredacteur Ries Sterke. Met OSC-OSC mogen we daar voortaan (als de redactie het goedvindt) ook een eigen hoekje vullen, zodat we met onze activiteiten wat meer bekend raken. Want de meeste “echte” kruisheren zijn óók OSC-OSC-ers, al lijken ze dat niet meer te weten. Behalve uitzonderingen zoals provinciaal Huub Wagemans, die uit Maaseik komt. “Kap en koord” is een uitgave van de Nederlandse kapucijnen. Het blad verschijnt vier maal per jaar en wordt gratis toegezonden aan alle familieleden, vrienden en weldoeners van de kapucijnen in Nederland. Ik lees “Kap en koord” altijd bij mijn schoonmoeder. Het blad is pas vernieuwd. “Hot” is bij de kapucijnen op dit moment het komende Generale Kapittel in Rome waar een nieuwe Generale Overste gekozen wordt. Ik tref in het blad onder meer een verhaal over hoe de kleine Hans Vermeer naar het seminarie ging (“Katholieke jongetjes gingen naar het seminarie; werd je geen pater, dan was het toch goed voor later”), geen priester werd, maar toch uiteindelijk in zijn werk niet ver van het pad van de kapucijnen raakte. “Getrouwd en toch een beetje kapucijn gebleven”. Waar ken ik dat gevoel van? Op een avond laat in de zompige augustusmaand belt Kees Mettes me nog op. Of ik het al heb gehoord. Snel het nieuws aangezet en jawel, nog vóór de beelden van het bezoek van Kofi Anan aan Libanon verschijnt majoor Bosshardt in beeld. Ongebroken door haar hoge leeftijd legt ze de verzamelde pers geduldig uit hoe ze haar leven tot het laatst een zinvolle inhoud probeert te geven. Een man in krijtstreeppak probeert ook in beeld te komen. Het lijkt een president-directeur of filmregisseur. “Anton”, zegt hij welwillend tegen de majoor als die verbaasd opzij kijkt. Het is professor Anton van van der Geld, onze klasgenoot uit Uden, destijds ook voorzitter van het O.O., een sieraad van het college. Anton krijgt de eerste Majoor Bosshardprijs voor zijn werk in de afgelopen dertig jaar. Dat heeft iets te maken met mensen en welzijn, maar de camera wendt zich alweer tot de majoor. We kunnen er nu natuurlijk meer niet omheen Ton nu ook als respondent te vragen. Maar eerst moet ik de vernieuwde website van de Stichting Heilige Driehoek in Oosterhout de lucht in helpen (www.deheiligedriehoek.com). Het “gezicht” van die website wordt bepaald door een prachtige linosnede van de Oosterhoutse kunstenaar Paul Elshout.
Een groot deel van september is het rustig om me heen. Kees Mettes is een tijdje naar Griekenland. Hij is een halve Griek geworden sinds Uden. Hij studeert nog steeds Grieks en Latijn. Hij heeft zelfs een Griekse spreuk boven de ingang van zijn atelier geschilderd. Ik probeer steeds zijn vraag te ontlopen wat daar staat. We gaan pas eind september weer een dagje naar Uden. In afwachting daarvan moet ik me tevreden stellen met wat kruimels van het kruisherenfront. Zo kom ik bijvoorbeeld in Brabantse Biografieën, deel 1 (onder redactie van J. van Oudheusden, 1992 Uitgeverij Boom, Meppel/Amsterdam, Stichting Brabantse Regionale Geschiedbeoefening, ’s Hertogenbosch, ISBN 90-5352-046-5) Antonius van Erp tegen, geboren op 10 maart 1797 in Oss en in 1831 pastoor geworden in Schijndel. Daar had vooral de zorg voor de arme, zieke en gebrekkige medemens zijn belangstelling en met name ook het onderwijs aan meisjes. Hij stichtte de Congregatie van de Zusters van Liefdadigheid van Jezus en Maria, de Moeder van den Goeden Bijstand. Onder leiding van de eerste moeder-overste Maria de Bref ging de bijzondere lagere school van start. Maar de ouders van de meisjes bleven hun kinderen vooralsnog naar de openbare school sturen van de protestantse meester Kaub. Daar kwam spoedig een eind aan toen pastoor Van Erp van de preekstoel bekendmaakte dat de meisjes die niet bij de zusters naar school gingen van de Eerste H. Communie zouden worden uitgesloten. Ik weet niet of zijn Bush-achtig optreden iets te maken heeft met zijn opvoeding. Hij deed namelijk de humaniora op de Latijnse school in Uden, zo lees ik. Eigenlijk is Van Erp dus een collega-oud-student. Van de 50 personen van wie in het boek het leven wordt beschreven is Antonius Van Erp overigens de enige die iets met de kruisheren te maken heeft gehad. Dat valt me tegen. Intussen ben ik ook even in de Elzas. Ik betrap me er op dat ik bij de gebeden in het Frans meer op de grammatica let dan op de inhoud. Het is dan ook niet zo spannend als destijds Tartarin de Tarascon. Intussen repeteer ik mij een hoedje voor de operette Isegrim, waarin ook mijn kleinzoon Liam optreedt.
Op 18 september 2006 vond een historisch gebeurtenis plaats in het kader van het project “Adieu adieu o Uden”, het historisch onderzoek van de werkgroep-Berns. Om 16.29 uur die dag ging er voor het eerst een rondzendmailbericht uit naar bijna 40 respondenten. Dat zijn allemaal oud-collegestudenten die aan het project gaan meewerken. Ze kregen bij deze eerste zending een tekst toegestuurd over “roeping” met de vraag vóór 10 oktober te reageren en de reactie te sturen naar Jan Berns (j.b.berns@chello.nl, tel. 020-6230538). De werkgroep-Berns hoopt op vele reacties en is heel benieuwd. Uiteraard zullen de resultaten op de website te zien zijn. Vervolgens mogen de respondenten spoedig daarna weer een nieuwe tekst over een ander onderwerp verwachten. Natuurlijk is er volop ruimte om ook uit eigen beweging een verhaal te schrijven en in te sturen of andere suggesties te doen om dit hele proces tot een goed einde, dus tot een prachtig boek, te brengen. Intussen is de werkgroep-Mettes gestaag bezig met bronnenonderzoek en interviewgesprekken. Op 27 september bijvoorbeeld waren Kees en ik weer in het Udens College. Meegezogen door zoemende zwermen giechelende meisjes met navelpiercings hadden we even de neiging ons eerst nog als zij-instromers voor te doen. Maar er was werk aan de winkel. Met de hulp van gastheer Theo worstelden we ons door dozen met paperassen over onze tijd in Uden: docentenlijsten, lesroosters, leerlingenlijsten, rapport- en eindexamencijfers, jaarverslagen. Inderdaad heeft Jan Berns slechts 5 1/5 voor wiskunde gehaald op zijn eindexamen. We hebben langzamerhand het plaatje compleet. Om half twee drukten we op de bel op De Cour 19 in Uden. Met een zwierig gebaar loodste Ton Lafeber ons zijn nieuwe appartement binnen, vanwaar hij uitkijkt op het collegebouw en de cour met op de achtergrond de koepel van de St. Petrus. Ton was een echte zij-instromer: hij is eerst onderwijzer geworden en pas later kruisheer. Van 1957-1962 deed hij in Uden de voorbereidende klas. Ton gaat helemaal op in zijn verhalen en anekdotes; hij vergeet dan ook de koffie en de koeken als je hem daar niet op wijst. In 1951 was hij bij generaal Van Hees. Op diens vraag waarom hij kruisheer wilde worden antwoordde Ton: “Ik heb er wel zin in”. Van Hees vond dat wel wat weinig, waarop Ton reageerde met “Als het maar genoeg is”. “Ik kan je geen ongelijk geven”, legde Van Hees zich bij zijn nederlaag neer. Ton is met zijn 79 jaar nog altijd sprankelend, vitaal en actief, onder meer voor de Stichting Sanoek (Thailand). Regelmatig onderbrak hij zijn verhaal voor een handstand of een radslag. Kees kon hem nog net tegenhouden toen hij à la Pa Pinkelman aan de balustrade een vogelnestje wilde maken.
Oosterhout, 2 oktober 2006/janvdbosch@casema.nl.
Laatst gewijzigd: zaterdag 18 april 2009 |
Reacties: Jan van den Bosch |