Wordt vervolgd ...

  terug naar publicaties werkgroep     


“Als de leraar binnenkomt, staat men op” (23)                         

Verslag van de zoektocht van Kees Mettes, Nic van Nuland en janvdbosch@casema.nl (de werkgroep-Mettes) naar het leven van toen op het college van het H. Kruis in Uden (aflevering  23, maart 2007)

Het grootste project van onze oud-studentenvereniging, het project “Adieu, adieu o Uden”, is weer een grote stap verder. Het project wordt getrokken door de werkgroep-Berns. Daarin zitten Jan Berns, Kees Mettes en ik. Het historisch onderzoek van onze werkgroep moet gaan leiden tot een prachtig boek over de kwaliteit van  het leven en onze opleiding op het College van het H. Kruis. Een tijdje geleden hebben we een groep van respondenten gevormd. Daarin zitten zo’n 40 collega-oud-studenten. Die krijgen vragen en concept-teksten voorgelegd. Eind 2006 is aan de respondenten een concept-tekst over het hoofdstuk “Roeping” voorgelegd. Zo’n 20 respondenten hebben daarop een reactie gestuurd. Dat hadden er wel eens wat meer mogen zijn. Op 17 februari 2007 is er weer een pakket naar de respondenten gestuurd. De bedoeling is dat de respondenten daar voor 1 april 2007 op reageren. Het pakket bestaat uit een tweederondetekst over het thema “Roeping”, een eersterondetekst met vragen over het thema “Werving en toelating” en een eersterondetekst met vragen over het thema “Gebouw”. De reacties op de thema’s “Roeping” en “Werving en toelating” moeten naar Jan Berns worden gestuurd (nieuw emailadres van Jan: janberns1@hetnet.nl, zijn tel.: 020-6230538), de reacties op het thema “Gebouw” naar Kees Mettes (emailadres: kees.mettes@onsmail.nl, tel. 040-2538075). De opzet van het project “Adieu, adieu o Uden” met een schema van kenmerken staat op de website van OSCOSC: www.oscosc.thijskappen.nl. Op die website staat naast de informatie over ons project ook nog heel veel andere interessante informatie te lezen, zoals recent geschreven artikelen over de Harmonie Wilhelmina en de Stille Omgang voor Priesterstudenten. Wie wil kan nog altijd als respondent meedoen. Meld je daarvoor bij mij aan (janvdbosch@casema.nl). Onze website wordt trouwens bedroevend slecht bezocht: gemiddeld slechts 14 bezoekers per maand. Ook het aantal leden dat de jaarlijkse contributie betaalt is ontzettend laag: maar 26 van de 148 ingeschreven leden. Het is godgeklaagd. Hopelijk wordt het in 2007 beter. Het bestuur stuurt daarom deze weken nog eens een dringende oproep naar alle collega-oud-studenten.

Op Gran Canaria zag ik onlangs veel Mariabeelden, vaak overdadig versierd. Het lijkt wel of daar - om in termen van deze tijd te spreken - een soort “Dancing with Maria”-competitie wordt gehouden. “Hors catégorie” in een dergelijke competitie zijn natuurlijk de door Rome erkende echte Mariaverschijningen: in Guadalupe (1530), Parijs (1830), Rome (1842), La Salette (1846), Lourdes (1858), Portmain (1871),  Pellevoisin (1878), Knock (1879), Fatima (1917), Beauraing (1932), Banneux (1933) en Syracuse (1953). Maar onweersproken en eeuwig op nummer 1 in mijn competitie zou natuurlijk het Udense beeld van Onze Lieve Vrouw ter Linde staan, die wij in onze collegeperiode als een plaatsvervangende Moeder hebben leren kennen en liefhebben. Op 2 zet ik dan direct de Zoete Lieve Moeder van Den Bosch, aangezien Brabant ook mijn vaderland is en Maria en ik dezelfde achternaam dragen. Deze Maria heeft in haar rechterhand een appel, op haar linkerarm draagt ze het kindje Jezus. Onze Lieve Vrouw ter Linde doet het net andersom, valt me op. Op 3 staat Onze Lieve Vrouw van de hoofdpijnlijders uit Brazilië. Je kan haar namelijk maar beter bij de hand hebben bij plotseling opkomende migraine. Haar afbeelding is te zien in aflevering 22 van dit feuilleton. In competitie zijn verder ongetwijfeld een Mariabeeld uit de Iglesia San Juan Bautista, een kerk uit 1483 in Telde op Gran Canaria en uit de kapel Ermita de San Telmo in Las Palmas, die ik onlangs zag. Natuurlijk zijn er nog heel veel meer bijzondere Maria-afbeeldingen te vermelden, zoals de Zwarte Madonna van Monserrat. In een volgende aflevering van dit feuilleton zal ik daar vast nog meer over vertellen. Voor nu nog slechts de vraag: wie weet welke van de genoemde Maria’s hier zijn afgebeeld? 

 

Mijn behoefte om op de hoogte te blijven van wat er zich afspeelt bij de kruisheren wordt steeds weer vervuld als ik het Bulletin van de Europese provincie van de kruisheren in mijn mailbox vind. Ik ben vast een van de weinigen die dit Bulletin helemaal lezen. In nr. 2 van  februari 2007 struikel ik al snel over ecclesiogene neurosen. Dat zijn geestelijke storingen ontstaan door de leer van de Kerk. De term valt bij de felle discussie die woedt over het profiel van de kruisheer. Ik heb op een of andere manier helaas de presentatie van dat profiel gemist. Martien Jilisen waarschuwt nu in het nieuwe Bulletin met alle felheid die hij bezit voor de impliciete theologie van het zich totaal wegcijferen. Zelf heeft hij jaren lang nodig gehad om zich uit de klauwen van die onmenselijke theologie te bevrijden. De ideologie die vindt “dat men zich totaal in dienst moet stellen van” belemmert de menselijk ontplooiing. Geen mens kan daar volgens Jilisen aan voldoen. Wie dat wel doet laat zich voor de gek houden zoals dat brave nonnetje dat haar leven lang in de keuken stond om daarvoor later bij God beloond te worden. Jilesen doet een poging het profiel te herschrijven. Voor “De kruisheer plaatst de wil van God, die wordt onderscheiden in dialoog met de orde, boven zijn persoonlijk ideaal en zijn eigen wil” in “De kruisheer leert, eventueel met behulp van bekwame begeleiders, dat de wil van God nooit in strijd is met zijn diepste verlangens”.  Om na dit geweld even tot rust te komen laat ik me mee dobberen met een betoog van Ries Sterke over “Leerling van Jezus zijn”. Daar lees ik dat geloven niet een overtuiging is, dat geloven niet iets is wat je “hebt”, maar dat geloven is “in een relatie staan”, een gebeuren tussen twee of meer partners. Het is aangesproken worden en antwoorden. Het is dus niet geloven in iets, maar vertrouwen op iemand. Geloven is dus een levenswijze. Geloven doe je dus eerder buiten dan in het kerkgebouw, al is het het wel nodig je accu op te laden in een eucharistieviering, aldus Sterke. Meer van concreet gehalte is het reisverhaal van onze collega-oud-student Sibbele Witteveen naar Brazilië. In het Bulletin vertelt hij hoe hij zijn heeroom achterna ging die in 1938 naar de missie vertrok. De bisschop van Belem ontving Sibbele op stoelen als een soort hobbelpaard. Hoe meer de bisschop praatte, hoe vlugger hij hobbelde. Ik lees tenslotte dat het op 5 februari het feest van St. Agatha is geweest. Voor de heilige was de afloop niet zo feestelijk. In het klooster te St Agatha hangt een schilderij waarop haar marteling is afgebeeld. Het schilderij hing destijds in een spreekkamer waar ik als tienjarige jongen op mijn eentje een uur moest wachten tot mijn heeroom - vanuit Amerika thuis op vakantie - klaar was met zijn bezoek aan Hoogwaardig Heer. Ook in het Casa de Colon in Las Palmas op Gran Canaria werd ik op vakantie opnieuw weer onverhoeds met de gewelddaad tegen St. Agatha geconfronteerd.

  John

Een nieuwe periode in het bestaan van onze oud-studentenvereniging is op 7 maart 2007 ingeluid. Toen benoemde het bestuur John van Burk namelijk tot penningmeester. Tot nu toe leidde onze club financieel gezien een kwijnend bestaan, maar John heeft - zich baserend op zijn expertise als rookkastbaas - aan het bestuur duidelijk gemaakt OSCOSC in no time te willen uitbouwen tot een hedgefund met haaientanden en bestuursleden in lease-auto’s. Nu moest ik nog in mijn bescheiden tweedehands Golfje naar de bestuursvergadering in Veldhoven. Bovendien had ik Nic van Nuland ook nog bij me. Natuurlijk discussieerden we in de auto over God en over dood zijn. Je moet daar op de drukke autowegen rond Eindhoven trouwens mee oppassen, want als je even niet oplet wordt je geplet tussen de wielen van een Poolse of Bulgaarse vrachtwagen en ben je eerder bij God dan je wilt. Voorlopig vind ik het nog een moeilijke gedachte om er gewoon niet meer te zijn en alleen nog maar te leven in de herinnering van anderen, voorzover die daar nog gedachten aan wijden. Nic denkt daar allemaal anders over, die zit nu al in zijn handen te wrijven om ook later in de hemel de leiding in handen te nemen, net zoals hij op de bestuursvergadering met beslist gebaar de voorzittershamer ter hand nam, toen hoogwaardig voorzitter Hugo Prein weer in Amerika bleek te zijn. Nic helpt mij ook bij het overwinnen van mijn onzekerheden door mij bijvoorbeeld op goede programma’s op tv te attenderen, zoals op 13 maart op Nederland 2 “Het verhaal van God”, waarin BBC-presentator Robert Winston een poging doet om God te duiden. Of hij troost mij met mooie beelden. Ik kreeg daarvoor van hem de computerpresentatie die zijn eerwaarde neef drs. Jan Donkers o.s.c. heeft gemaakt van het Grote Graduale, een beeldverhaal dat Johannes van Deventer ons vijfhonderd jaar geleden heeft nagelaten. Een ontroerend document van kruisherenspiritualiteit. Ben benieuwd wat Martien Jilesen daarvan zou zeggen.


Oosterhout, 11 maart 2007/janvdbosch@casema.nl.   


Laatst gewijzigd: zaterdag 18 april 2009

Reacties: Jan van den Bosch