“Als de leraar binnenkomt, staat men op” (29)
Feuilleton over de zoektocht van Kees Mettes, Nic van Nuland en janvdbosch@casema.nl (de werkgroep-Mettes) naar het leven van toen op het college van het H. Kruis in Uden (aflevering 29, oktober 2007)
Naarmate het plukje kruisheren in het klooster van St. Agatha ouder en rimpeliger wordt, worden de huishoudelijke medewerksters jonger, mooier en toeschietelijker. Jan Berns, Kees Mettes en ik waren op 25 september weer eens in St. Agatha als werkgroep-Berns om nieuwe mijlpalen te slaan in het project Adieu, adieu o Uden. We waren nog niet neergestreken in onze vertrouwde lees- en studiekamer of we hadden al koffie met froufroutjes. Met het middaguur werden we verrast op gezonde preisoep en op vanillepudding met slagroom. Tenslotte was er zelfs cognac bij de koffie. “Nog uit de voorraad van Hoogwaardig Heer van Hees”, knipoogde broeder Jan. Van werken kwam op die manier natuurlijk bijna niks terecht. Hoewel: kijk maar eens op de website bij het project Adieu, adieu o Uden. In de toelichting daar kun je exact lezen hoe ver het staat en wat er de komende tijd gaat gebeuren. Zo hebben de respondenten alweer een nieuwe tekst te becommentariëren gekregen, deze keer een stuk over toneel en cabaret op het college, opgesteld door Henk van Stijn. Dat wordt later natuurlijk een prachtig hoofdstuk in ons boek met veel foto’s. Hoewel we dus enthousiast bezig zijn, kun je ook overdrijven. Op de middelste foto zie je Jan Berns beneveld door het succes van het project Adieu, adieu o Uden ten hemel stijgen, verbluft nagestaard door Edwin Latumeten en Kees Mettes, die in aanbidding door de knieën gaan. Nu we het toch over toneel hebben kan ik gelijk zelf ook maar beter uit de kast komen. Ik heb namelijk een keer op het college - ik denk in de Poësis - een meisjesrol gespeeld in een stuk waar ik verder niet zoveel meer van weet. Ik was een bevallige hofdame en had daarom een prachtige, vrij blote jurk aan en een koket dingetje op mijn hoofd. Ik werd het hof gemaakt door een zwierige, welhaast gretige edelman in wie je Jan Vink herkent. Ik had de indruk dat ik nadien op het college door sommigen als een half meisje werd gezien en daar schaamde ik me geweldig voor. De foto’s van toen heb ik tot nu toe altijd verborgen gehouden. In deze moderne tijd van openheid en exposure moet het dan toch maar een keer gebeuren en laat ik een foto van mij als priesterstudent-hofdame zien. Ik ervaar deze daad als een opluchting.
Ik doe vaak nutteloze dingen Zo zit ik te bladeren in Kruis en Wereld, Maandblad der kruisheren, destijds uitgegeven door de Missieprokuur van de kruisheren te Diest. Dr. Anton Busé o.s.c. deed daarin de boekbesprekingen. Ik lees in het eerste nummer van de 37e jaargang, januari-februari 1958, zijn bespreking van het mij onbekende boek Het seizoen van ene Dries Jansen. Die roman is voor ons bijzonder te noemen, omdat een kruisheer er de hoofdpersoon in is. Deze kruisheer staat alleen tegenover de wereld, weet niet tot human relations te komen tot de pastoor, in wiens parochie hij zijn taak als priester-arbeider bij de Vlaamse seizoenarbeiders moet vervullen, en slaagt er niet in zijn relatie als collegekameraad met de burgemeester uit te buiten. De Vlaamse arbeiders staan vreemd tegenover deze werker en als ze hem tenslotte volgen is het meer een gebaar dat hen meesleept dan geestelijke invloed. Zijn avondmis brengt slechts zes mensen samen. En als hij er dan toch een meisje toe brengt naar het religieuze leven over te gaan, lijken de motieven niet eens ernstig. Maar juist om zijn mislukkingen wordt deze kruisheer ons lief, zo concludeert Busé. “Het is hard om alleen te zijn, alleen tegenover allen, alleen tegenover de wereld.” Pa de Wilt als Abbé Pierre. Veel besprekingen betreffen overigens boeken over seksualiteit. Twee-eenheid in geslacht en liefde, door A.C.M. Lips, arts, De onvolkomenheid van het goede huwelijk, door Dr. A.A.A. Terruwe, Seksuele opvoeding, door Dr. Fr. E. Freiherr von Gagern, arts, Het voortplantingsleven van de mens, door Dr. H.J. Schim van de Loeff. Het is toch wel opvallend dat dergelijke auteurs zich altijd allemaal van die belachelijke namen bedienen. Bovendien is de inhoud van deze boeken niet te vreten. Uit Gaaf geslachtsleven van (jawel) Prof. Dr. Von Hornstein en Dr. A. Faller komt bijvoorbeeld deze summa: “De seksuele crisis is niet te overwinnen door voorlichting, hoe belangrijk deze ook is, wanneer ze ter rechter tijd en in de juiste vorm geschiedt. Evenmin wordt de crisis uit de weg geruimd door angstig zwijgen en valse preutsheid, welke of verwrongenheid veroorzaken of een tegengestelde reactie bewerken. De crisis is niet op te lossen langs zuiver natuurlijke weg, en evenmin door een spiritualisme, dat slechts het bovennatuurlijke ziet. Slechts uit het geheel van christelijk geloven en leven, slechts uit de volheid en rijkdom van het leven in Christus is de overwinning der crisis mogelijk. Vanuit het levend christendom moeten levende christenen een onchristelijke vorming of misvorming van het seksuele leven overwinnen. Een vernieuwing van het persoonlijk en openbare leven, en daardoor ook van het geslachtelijke in het persoonlijke en openbare, is uiteindelijk slechts gewaarborgd in Christus, de Heer.” Ik kan er heden ten dage geen chocola meer van maken. Hé, daar staat onze kardinaal Gracias ook in Kruis en Wereld. De prelaat was in 1961 of daaromtrent in Uden voor een missieconferentie en bezocht toen ook het college. Ik stond toevallig bij het prikbord toen hij door de nederige zij-ingang het gebouw betrad. Spontaan zegen wij op onze knieën. Even later schaarde zich de hele kruisherengemeenschap rond de kardinaal. Hij schonk ons rookverlof, wat we al lang hadden. De foto van deze bijeenkomst heb ik op aandringen van Alouis Wijnhoven gestolen van de zolder van het klooster in Uden. Rechtsonder zit ik zelf. Ik sla Kruis en Wereld dicht. Het gaat over het verleden, niet over de toekomst. Genoeg kruisherengedoe dus voor vandaag. Ik ga me voor de rest van deze regenachtige dag maar eens wijden aan mijn bidprentjesverzameling. Favoriet van vandaag is Zuster Maria Francisca van de Vijf Wonden, in de wereld Margaretha Sinclair. Ze was buitenzuster van de Arme Clarissen-Colettinen en leefde van 1900 tot 1925. Ze valt me op door haar felblauwe ogen. Achterop het bidprentje is een stukje stof geplakt dat haar lichaam heeft aangeraakt. Het voelt zacht aan. Ik ga me in haar maagdelijkheid verdiepen.
Als bijvangst van ons archiefonderzoek in St. Agatha trof ik een hoofdartikel aan over Bertus Aafjes in Vrij Nederland van 26 november 1988. Visitekaartje van Aafjes: “Mijn poëzie is geen kwestie van mijn geest, maar van mijn totale structuur, en is als zodanig niet het voorwerp van mijn geestelijke controle.” Ik geef Aafjes - niet voor het eerst - aandacht, omdat hij - vooral vanwege zijn Voetreis naar Rome - een Bekende Nederlander (BN-er) én een Bekende Oud-Student (BOS) is. Aafjes zat op het college van 1931 tot 1934 van zijn zestiende tot zijn achttiende jaar. Eerder zat hij op het Ignatiuscollege in Amsterdam en na de Poësis op het college vertrok hij voor het laatste jaar naar Hageveld, het kleinseminarie van het bisdom Haarlem. Aan mijn trouwe lezers heb ik Aafjes al eerder voorgeschoteld in mijn artikel over de Stille Omgang voor Priesterstudenten dat ook op deze website staat. Het idee om een Stille Omgang voor priesterstudenten uit het hele land te houden is in 1932 namelijk opgekomen bij Bertus Aafjes, zo bleek uit de annalen, die van de jaarlijkse gang naar Amsterdam zijn opgetekend. Bertus zat toen in de Syntaxis. Hij besprak zijn idee met zijn klasgenoot Jan Sondag en met Piet Faviani uit de Poësis. In overleg met een van de leraren, de kruisheer R.D. Heere, werd er besloten om de eerste Stille Omgang voor Priesterstudenten te laten plaatsvinden op Beloken Pasen, zondag 3 april 1932, in de Paasvakantie dus. Al spoedig namen ook priesterstudenten van andere seminaria deel. In 1962 is de Stille Omgang voor Priesterstudenten een stille dood gestorven. Volgens Vrij Nederland schreef Bertus Aafjes op het college in Uden zijn eerste versregels: “Kinderen knielen in kleine kapel, kort klinkt de klank van de altaarschel.” Ook zou hij in die periode meegewerkt hebben aan het schrijven van een demonstratief toneelspel, Roep van de jeugd, dat zelfs in druk verscheen. Het aandeel van Aafjes bestond uit het schrijven van Reizangen van leerlingen van Christus en een Gebed voor de Communisten. Wie als respondent van ons project Adieu, adieu o Uden een beetje heeft opgelet herinnert zich Aafjes ook al ontmoet te hebben in de tekst van thema 1: Roeping. In zijn boek De sneeuw van weleer motiveert Aafjes zijn roeping: “Ik was haar eerste zoon. Ik zou dus priester worden. Het was even duidelijk en klaar als het offer van Izaak. Zij vond mij maar al te graag tot dat offer bereid. Ik was vroom opgevoed, het priesterschap lachte mij toe. Ik had nog geen weet van wat eraan vastzat: het celibaat. Bovendien: ik moest het Ignatiuscollege vaarwel zeggen. Maar voor geen geld wilde ik mijn jonge leven slijten op kantoor of in een werkplaats.” Heel berekenend klinkt deze motivatie achteraf, kanttekent Jan Berns in zijn stuk over Roeping. In verhouding tot de korte tijd dat Aafjes op het college heeft gezeten is hij wat over het paardje getild. Voorlopig heeft hij dan ook meer dan genoeg aandacht gehad. Hij zat trouwens op het college in dezelfde tijd als mijn ome Harrie van den Bosch (1928-1934) over wie ik al vaker heb verteld. Ome Harrie is eind vorige jaar op 94-jarige leeftijd overleden. Naast Bertus Aafjes hoort ome Harrie ook op de lijst van Bekende Oud-Studenten thuis, vind ik. Dat de afkorting BOS trouwens zoveel op mijn achternaam lijkt is toeval. Het staat overigens iedereen vrij om aan mij voorstellen te doen om iemand op de lijst van BOS-en te plaatsen. Voorlopig beslis ik daar zelf over. Op de groepsfoto Bertus Aafjes staande derde van links. Op de foto rechts mijn ome Harrie zaliger.
Post van Sibbele Witteveen. Dat is voor het eerst in mijn leven. Dat geldt niet voor vele anderen, want Sibbele onderhield in Uden en in de jaren daarna, zeker toen hij zich had teruggetrokken in het Friese Heeg, een drukke correspondentie met klasgenoten als Jan van Driel, Piet van Rossum en Kees Michielsen. Dat waren jaren van grote veranderingen. Sibbele vertelde me op de reünie dat hij hele pakketten brieven heeft bewaard. Ook heeft hij nog een volle doos met studieboeken en aantekenschriften. In de envelop van Sibbele zitten als voorbeeld een paar van die brieven en schriften. “Je moet maar eens bekijken of jullie er iets mee kunnen”, schrijft Sibbele in zijn aandoenlijk studentenhandschrift. Ik denk dat het verschrikkelijk mooi materiaal is voor het project Adieu, adieu o Uden, al is de inhoud van de brieven natuurlijk vertrouwelijk en zouden we de toestemming van de schrijvers moeten verwerven. Ik zal het materiaal zo spoedig mogelijk op de tafel leggen van de werkgroep-Berns. Intussen zit ik nog geïntrigeerd in de aantekenschriften te bladeren. Het schrift met aantekeningen Latijn bevat woorden uit Livius. Een haruspex is een waarzegger, ziener. In het schrift zit een stencilblad met Virgiliana. Wat was ook al weer een zeugma ( voor de liefhebbers: ζευγμα Thijs)? De Griekse aantekeningen bevatten woorden uit Herodotus, Homerus en Euripides. In het schrift zit ook de stencil Saepe repetenda. Van de zes participiumconstructies zou ik er niet één meer kunnen zeggen. Kees Mettes natuurlijk wel, ja. De aantekenschriften algebra en meetkunde staan vol met onbegrijpelijke berekeningen. Het gaat over reeksen, logaritmen, vierkantsvergelijkingen, tweedegraadsvormen, sinus en cosinus. Professor Willie Witteveen. Bij geschiedenis was Sibbele in september 1962 toe aan de humanisten en de trias politica. Achter in het schrift zitten alle overhoringen van Francino van dat schooljaar: “Wat bepaalde de Corn-Law en hoe kwam het tot de opheffing daarvan?” “Waarom nam Thorbecke in 1853 ontslag als minister en hoe bracht Van Hal weer rust in Nederland?” Toch wel een beetje vragen van het kaliber “Wat deed Prins Bernhard en waarom?” Sibbele heeft ook een overdruk bijgevoegd van een pagina uit Het Vaderland van 16 mei 1964 met de examenopgaven Nederlands (tekstbehandeling en opstel), Engels, Frans en Duits voor de gymnasia A en B. Waar zou ik zelf een opstel over hebben geschreven: “Pasklaar vakantieplezier”, “In en uit de pas”, “De verborgen camera”? De kop boven de Duitse tekst luidt: “Soll die Jugend heute noch die deutschen Klassiker lesen?” Nooit van gehoord zelfs, vermoed ik. Jarenlang had ik een regelmatig terugkerende droom waarin ik weer eindexamen moest doen, maar totaal vergeten was me voor te bereiden. Schreeuwend werd ik dan wakker. Het gaat nu beter, maar het is nog niet helemaal over.
Op 10 oktober bevond ik me weer in de schoot van het bestuur. Ik droomde daar geregeld weg bij de aanblik van de kunstwerken van Kees Mettes. Het bestuur evalueerde onder meer de reünie van 15 september en betoonde zich daar heel wel tevreden over: hoge opkomst, geanimeerde sfeer, leuk programma. Er zijn ook veel positieve reacties binnengekomen van oud-studenten. Er waren deze keer op de reünie ook veel nieuwe gezichten. Het bestuur heeft besloten voor de volgende reguliere reünie niet te wachten op 2010 (dan bestaan de kruisheren 800 jaar en wordt ons boek Adieu, adieu o Uden gepresenteerd), maar die te houden in april 2009, waarschijnlijk weer in het atrium van de Kruisherengaarde in Uden. Je kunt het hele verslag van de bestuursvergadering - transparant als het bestuur wil zijn - ook meelezen op onze website. Ik had hier ter afsluiting nog een illegale foto willen plaatsen van de eerste witwasoperatie waar ik onze nieuwe penningmeester John op betrapte, maar de binnenlandse veiligheidsdienst heeft het rolletje helaas uit mijn toestel verwijderd. Ook een foto van de pedalsteelguitar van Thijs Kappen houdt iedereen nog te goed. Thijs is daarmee weer even eerst Europa in. Ambitieus als Thijs is heeft hij er wel zijn zinnen op gezet om op de volgende reünie samen met Hans van Dijk een compositie in een mix van rock, country en blues ten beste te geven voor orgel en dat vierpotige ding van hem.
Van Thijs:
Foutje van Jan: hij heeft daar zijn zinnen op gezet.
Na viool, gewone gitaar, mondharmonica, mandoline, 5-snarige en 6-snarige banjo,
begon ik op latere (te hoge?) leeftijd aan pedalsteelguitar. Dit is wel het
meest ingewikkelde instrument, dat er is. Ik heb een 12-snarige steelguitar met
7 voetpedalen en 5 kniepedalen, waarmee ik de toonhoogtes van al die snaren kan
verhogen en/of verlagen. Daarnaast kan dat ook met je handen.
Helaas kent 'het gewone volk' het instrument hier veelal vanuit de country
muziek, maar er zijn veel spelers, die de voorkeur geven aan jazz, blues, funk,
easy listening, pop en zelfs een enkeling klassiek.
Mocht iemand echt geïnteresseerd zijn, dan neem maar contact op.
Mijn 12 snarige, stemming: E9+B6 door elkaar, zelfde mogelijkheden
als pedalsteelguitar hiernaast |
Spelend op dubbelnek (2x10 snaren), stemming E9 en C6 International Steelguitar Festival Ierland okt. 2007 |
foto: Roy Heap, Bristol |
Oosterhout, 15 oktober 2007/janvdbosch@casema.nl.
Laatst gewijzigd: zaterdag 18 april 2009 |
Reacties: Jan van den Bosch |