Wordt vervolgd ...

 terug naar publicaties werkgroep 


“Als de leraar binnenkomt, staat men op” (31)                            

Feuilleton over de zoektocht van Kees Mettes, Nic van Nuland en Jan van den Bosch (de werkgroep-Mettes) naar het leven van toen op het college van het H. Kruis in Uden (aflevering  31, december 2007)

Terwijl buiten het vuurwerk de komst van het nieuwe jaar 2008 inluidt zit ik op mijn eentje in mijn werkkamertje de sporen van het voorbije jaar 2007 uit te wissen. Een groot deel van mijn tafel wordt in beslag genomen door dingen over de kruisheren en Uden. Het wordt een lange, weemoedige aflevering, voorzie ik. Dieptepunt van het jaar was mijn val van de fiets op een onnozel kruispunt van fietspaden in Beers. We kwamen juist van het kruisherenklooster in St. Agatha, waar we een verkwikkend bezoekje hadden gebracht aan de gastvrije provinciaal Huub Wagemans en met hem in fietsbroek koffie hadden gedronken. Bij zo’n ongeluk blijkt eens te meer de band die we als jongelingen op het college in Uden met elkaar hebben gekregen. Ik lag amper thuis terneer op mijn bed of Kees Mettes en Nic van Nuland stonden al voor de deur en namen volledig onbaatzuchtig de zorg voor mij over. Veertien dagen lang bette Kees het zweet van mijn voorhoofd, terwijl Nic voor de beste wijnen zorgde. Pas toen ik zelf weer - nog enigszins strompelend en mompelend - een blokje om kon lopen, weken ze van mijn zijde en wijdden ze zich weer aan hun eigen hoge taken. 2007 Was voor mij daarmee vooral het jaar van de eeuwige broederschap.

Nic vertrok vervolgens spoorslags naar Rome om - zo had het bestuur hem op het hart gedrukt - het bestaan van OSCOSC en het verschijnen van het boek Adieu, adieu o Uden in 2010 onder de aandacht te brengen van het generalaat in Rome en dat te zien als een van de hoogtepunten van de viering van het 800-jarig bestaan van de orde van de kruisheren. “We hadden een principeafspraak voor ons bezoek aan het generalaat op 1 november”, zo vertelt voorzitter Nic even zelf, “achteraf gezien niet zo slim, aangezien dit een zondag was in Italië. Toen we ons dan ook meldden rond zessen kregen we te horen dat de aanwezige hoogwaardigheidsbekleders nog rustten van de lunch, genoten buiten de deur. Uit arren moede zijn we toen nog maar eens voor de zoveelste keer naar Vaticaanstad getogen, alwaar we een terras opzochten. We bestelden vier cappuccino en waren de enige gasten. De ober verscheen met de bestelling en vroeg voor wie de cappuccino bestemd was. Toen we waren bijgekomen concludeerden we dat het op deze manier met de katholieke kerk als wereldgodsdienst toch frachlig moest worden.” Ik denk dat we Kees Mettes eens moeten vragen bij de generaal een goed woordje voor ons te doen, want Kees kent Glen nog uit St. Agatha zoals uit onderstaande foto blijkt. Op de Udense stapel ligt nog een vergeten exemplaar van Udensche Klanken van 15 juni 1942. We hebben dit mededelingenblad voor de oud-studenten van het college, dat bestond van 1938 tot 1964 in de werkgroep-Berns helemaal doorgespit. Het nummer uit 1942 bevat een aantal oude herinneringen. Zo beschrijft een oud-student de brand van de St. Petruskerk in Uden in 1888. Terwijl de kerktoren als een reuzenfakkel brandde, redde kruisheer De Groot uit de reeds met rook gevulde kerk Ons Heer en de Heilige Vaten. In 1890 werd de oude kerk gesloopt en de huidige majestueuze tempel gebouwd. J. Bakker o.s.c. zat in 1895  in de Kleine Figuur bij meneer Van Mil (de latere prior). “Men wist niet wat men het meest in hem moest bewonderen, zijn kinderlijke vroomheid, zijn onbesmette levenswandel, zijn hoog opgevoerde werkzaamheid, zijn buitengewone wetenschap of zijn onweerstaanbare welsprekendheid. Duplex ei corona qui scientiae conjugit pietatem”.  

Toen mijn vrouw en ik een tijdje terug de St. Jan in Den Bosch verlieten waar we voor de regen hadden geschuild trad juist Ton van der Geld binnen om zijn zegenrijk werk onder de bescherming van de Zoete Lieve Vrouw te stellen. Ton, destijds klassenvertegenwoordiger en spraakmakend voorzitter van het O.O., sloot me direct in zijn armen en nodigde me uit voor de academische zitting in het Brabantse provinciehuis, waar het Benelux Universitair Centrum de Europaprijs 2007 zou uitreiken aan Guy Verhofstad en Frits Korthals Altes. Ton, health & clinical psychologist and psychotherapist-specialist van professie, is president van en hoogleraar aan het Centrum. Bij het aansluitend banket had ik - kort - de gelegenheid het illustere gezelschap iets te vertellen over onze tijd in Uden waar het talent van Ton is ontbolstert. Ook heb ik van de gelegenheid gebruik gemaakt om enige reclame te maken voor onze oud-studentenvereniging OSCOSC. Op de portrettengalerij van de groten van Europa hierboven staat Ton linksboven.

Verder met de stapel. Op deze weemoedige oudejaarsavond heb ik nu een mailbericht van Sibbele Witteveen in de hand. Good old Sibbele, huisman te Stiens, reageert op de teksten over “toneel en cabaret” en “muziek”. Die teksten zijn het product van de werkgroep-Berns die toewerkt naar het boek Adieu, adieu o Uden over de kwaliteit van leven en onderwijs op het college de jaren vijftig en begin jaren zestig. In 2007 was de werkgroep verbazingwekkend productief: teksten over “roeping”, over “werving en toelating”, over wat we nog weten van “onze gebouwen”, over “ziek zijn” en nog veel meer kwamen gereed. Ook zag een diepgravende analyse van de kwaliteit van ons onderwijs en ons lerarencorps het licht. Op de foto zie je hoe Kees Mettes zich bij een van de werkdagen van de werkgroep-Berns in St. Agatha ingraaft. Het kan ook zijn dat Kees stiekem de chocolade pepernoten oppeuzelt zonder die met ons te delen. De pepernoten hadden we gekregen van Edwin Latumeten die in Nederland mag blijven en zich voor de kruisheren hier gaat inzetten. Wij hebben Edwin intussen ook een contract aangeboden als propagandist van het project Adieu, adieu o Uden. De houding van Kees Mettes op de foto doet me trouwens denken aan de invoering van toiletpapier op het college. Uit een terloopse opmerking in Udense Klanken heb ik opgemaakt dat dat in 1958 is gebeurd. Wat gebruikten wij dan voor die tijd? Bloknootpapier? Ik hoop dat het project Adieu, adieu o Uden hierover bescheid gaat geven.

Het zal wel niet zo zijn geweest als met bisschop Boudewijn IV van Avignon die volgens De kus van Esau van Meir Shalev vond dat het achterwerk het beste, op de meest gepaste en aangename manier, kan worden afgeveegd met een ganzenkuiken. “Eerst met de snavel en dan met het dons”. Dat werd destijds prompt een lijfspreuk in kringen die zich dit genoegen konden veroorloven. De bisschop beschikte dan ook over een kleine legstapel ganzen, die hem van kuikens konden voorzien naar behoefte van zijn behoeften.

Ik lees alles over de kruisheren mee, boeken, artikelen, bulletins. Zo ook het maandelijkse Bulletin van de Europese provincie van de kruisheren. Ik lees de In memoriams, de overwegingen over religie, leven en dood, zelfs in het Duits (Auf welchen Prinzipien hätte man denn beharren sollen) en de mededelingen over het wel en wee van de kruisheren aus der Deutschen Region, uit Hannut, Diest, Denderleeuw, Uden en St. Agatha en van de missieprocuur in Nijmegen. Ik lees in het Bulletin van november 2007 bijvoorbeeld dat Fons Bogaartz op 8 november weer naar Bandung is teruggekeerd. Fons heeft me onlangs zijn herinneringen gemaild over de schola waar ik weer mijn voordeel mee kan doen voor het thema “muziekbeoefening op het college”. Fons vertelt hoe hij eens bij afwezigheid van Vink het koor moest dirigeren met Van Leeuwen op het orgel. “Toen was ik doodzenuwachtig, maar ik kreeg ook de kick van mijn leven. Daar zat de Lange op mijn teken te wachten om het intro te gaan spelen van het Kyrie van de Mis van Perosi op het orgel van onze kapel. Jouw leraar klassieken. Voor Latijn en Grieks en Oude Geschiedenis. Hoeveel uren per week had je hem niet, mijn liefste, en nooit verveelde hij. Die leraar dus zat op jouw teken te wachten om te kunnen beginnen met het voorspel!” Op de uit 1957 daterende scholafoto van links naar rechts: Fons Bogaartz, Aloys Nagel, Toon van de Wijst, Vinkie, Piet van Hout, Leon Janssen en Frans Lucassen.

In het Bulletin van november 2007 staat ook een verslag van de kloostermarkt in Nijmegen op 3 oktober 2007 tijdens een studiedag daar over “Stilte, verbondenheid, bezieling”. De kruisheren stonden op die markt ingeklemd tussen de zusters van de Heilige Harten (Picpussinnen; stichtster Henriette Aymer de la Chevalerie) en een oecumenisch retraitehuis in Culemborg. De presentatie van de kruisheren bestond uit een diapresentatie van één minuut op een laptop en een ultrakorte historie van de orde der kruisheren, alsmede een artikel over spiritualiteit, tesamen twee velletjes beslaande. Tenslotte kon men ook een contactformulier invullen. “De markt was druk bezet en druk bezocht, toch hebben we niet veel nieuwe contacten gemaakt deze dag”, is het onthutsende resultaat. Jaloers werd gekeken naar de Broeders van St. Jan. Pas gesticht in 1975 hebben ze toch al zeshonderd leden. De Broeders hebben vier priorijen in Nederland en zijn met drieëntwintig nationaliteiten verspreid over dertig landen. “Wat hebben zij dat wij niet hebben”, vragen de kruisheren zich vertwijfeld af. In het Bulletin wordt er - te laat - ook nog aan herinnerd dat Alouis Wijnhoven op 21 juni 1956 werd benoemd tot leraar wis- en natuurkunde aan het college. Op de website van onze oud-studentenvereniging OSCOSC staat nog een mooi interview met Wijnhoven dat Kees Mettes en ik op 30 januari 2006 hebben gemaakt. Alouis woonde in de roerige jaren zestig en zeventig met mannen als Hüsken en Boereboom en de laatste groep studenten op de boerderij. Je kunt wel raden dat Wijnhoven er in de enquête over onze leraren er heel positief gaat uitspringen. Hij heeft heel wat jongens “gematst”. De boxer op de foto logeerde af en toe bij Thijs Kappen thuis, voor wie dat wil weten.  

A la recherche du temps perdu heb ik in de afgelopen jaren ook tijdschriften doorgebladerd als Kruistriomf, Clairlieu en Udensche Klanken (zie mijn verzuchtingen daarover in eerdere afleveringen van dit feuilleton). Ik zit nu nog steeds te lezen in Kruis en Wereld, maandblad van de kruisheren, destijds uitgegeven vanuit Diest. In aflevering 1 van januari 1960 lees ik een artikel over de hereniging der kerken: de katholieke kerk is de ene ware kerk van Christus;  hereniging der kerken kan dus niet anders inhouden dan de afgescheurden tot de ware kerk terug te brengen. In een volgend artikel worden problemen rond huwelijk en maagdelijkheid besproken, waarbij echtelijke kuisheid wordt gepredikt. Zelf krijg ik hele andere gedachten bij de foto’s van sappig fruit etende jonge vrouwen die bij het artikel staan. Dan kom ik terecht in een artikel over Afrika, waar het ene na het andere land onafhankelijk wordt, Congo bijvoorbeeld. Het communistisch gevaar dreigt, het mohammedanisme breidt er zich tweemaal zo snel uit dan het christendom. Ik lees verder dat men in het Vaticaan weer kan lachen sinds Joannes XXIII er woont. Zo ging het verhaal dat er verschillende priesters en zusters, die het conclaaf ten dienste stonden, het hadden verlaten omdat ze dachten dat het al was afgelopen. Daar staat de straf van excommunicatie op. De nieuwe paus riep ze bijeen en zei: “Ge hebt wel degelijk een excommunicatie opgelopen, maar ik ga mijn zojuist gekregen macht gebruiken om u daarvan ook meteen weer te ontslaan.” Voltooid verleden tijd.

Terug naar mijn core business: het leven van toen op ons college in Uden. Martien Jilesen zond ons spontaan zijn herinneringen aan zijn collegetijd (binnenkort op onze website). Hij zat op het college van 1943 tot 1949. In zijn verhaal heeft hij ook de prospectus van het college uit die jaren opgenomen. Het college werd daarin geafficheerd als “vrij” priestercollege, waar de keus “waar zal ik intreden” tot het laatst kon worden uitgesteld. De kandidaat moest natuurlijk wel roeping hebben. En roeping kende volgens de prospectus de volgende karakteristieken: neiging en verlangen tonen naar het heilig priesterschap, graag leren en bidden, een openhartig en tevreden karakter bezitten en ijver en nauwgezetheid hebben voor het vervullen van zijn gewone dagelijkse plichten. Zo te zien voldeed Martien Jilesen perfect aan deze eisen. In de Poësis had hij voor alle vakken allemaal achten en negens en voor vlijt, gedrag en wellevendheid ook zowat de hoogste score. Hij was dan ook een van degenen die het staatsexamen gymnasium behaalde. Op de foto met de eindexaminandi met Hüsken in het midden staat Martien links. In die tijd werd onderwijs op het college gegeven in zestien vakken. Vanzelfsprekend vooral in Latijn en Grieks, maar bijvoorbeeld ook in “gewijde geschiedenis” en “declamatie”. Het kost- en leergeld bedroeg in die jaren  f. 315,- per schooljaar, exclusief de kosten van boeken en schoolbehoeften, extra versterkende middelen, fijn strijkgoed, reparatie aan kleding en schoeisel, kuipbaden en medische behandeling. Voor piano- en orgellessen werd f. 15,- per trimester berekend. Bezoek, boeken, nieuwsbladen en fototoestellen waren verboden. Martien was ook een serieuze jongen, vertelt hij. Hoofdkenmerken van zijn religieuze vorming waren angst voor zonde, schuldig worden, verloren gaan. “Ik heb in die tijd op het college voortdurend geleefd onder de angst van God een onvoldoende te krijgen”. Na zijn tijd op het Udens college is Martien via de gebruikelijke route kruisheer geworden: noviciaat in Neeritter (professie in 1950), vervolgens filosofie in Zoeterwoude en theologie in St. Agatha, waarna hij in 1955 tot priester is gewijd. Martien studeerde daarna oude talen Grieks en Latijn aan de Universiteit van Nijmegen tot aan het kandidaatsexamen. In 1960 werd hij verplaatst naar Wuppertal in Duitsland, studeerde psychologie aan de universiteit in Bonn, was actief in de zielzorg en telefoonzielzorg, de opleiding van sociale beroepen en de spirituele en psychotherapeutische begeleiding van groepen en individuen in Duitsland. Sedert 2005 is Martien Jilesen weer terug in Nederland. Hij woont momenteel in het kruisherenklooster in Nijmegen.

 

Het is al ver met me gekomen. Toen we met de werkgroep-Berns onlangs in St. Agatha waren werden er dozen binnengedragen met de Canons regular of the Order of the Holy Cross 2008, vers van de drukker, net toen ik provinciaal Huub Wagemans vroeg om persoonsgegevens van vroegere kruisheren. Nota bene ik, slechts oud-student van de categorie E, kreeg vervolgens uit handen van de hoogwaardigheidsbekleder het eerste exemplaar uitgereikt. In het boekje staat per dag de liturgie aangegeven en ook de namen van overleden kruisheren. Op oudejaarsavond bijvoorbeeld zijn in de loop van de tijd liefst zes kruisheren overleden. Extra triest dat ze het nieuwe jaar niet meer hebben gehaald. Ik ben met die gegevens bezig omdat ik ten behoeve van het project Adieu, adieu o Uden een overzicht aan het maken ben van de personalia en de carrières van onze oud-leraren. Ik weet langzamerhand meer van ze dan zij zelf ooit geweten hebben. Ook ben ik In Memoriams aan het verzamelen. Zo heb ik hier die van pater Francino, overleden op 28 mei 1981. Francino was geschiedenisleraar van vele generaties oud-studenten. Bovendien was hij ook zielzorger voor oud-priesterstudenten. Hij is ook van een ontelbaar aantal verenigingen geestelijk adviseur of bestuurslid geweest. Hij werd ook veel gevraagd om te preken of spreekbeurten te houden. Hij schreef talrijke artikelen en boeken, zoals het bekende In Cruce Vita, De Orde der Kruisheren in Nederland. Volgens een medebroeder stond Francino ’s morgens al om half vier op om eerst een paar uur te schrijven. Van Thijs Kappen hoor ik dat Francino nog laat zat te lezen en pas om half twee naar bed ging en dus maar twee uur per nacht sliep. Op 26 januari 1981 overleed de orgelaar van de Heer: Harrie Brouwers. De regels van dit feuilleton schieten te kort om zijn persoon recht te doen. Zijn leven was muziek; van de preekstoel had hij een grote afkeer. Zijn gedachten dwaalden dan af. “Hoe was ’t ook weer … ‘k kom er niet meer op … volgende keer verder. Amen.” Hij kon kaarten dat de vonken er af vlogen: “Als ge kunt zeggen, zij is gerokt, dan kunde ook zeggen, hij is gebokst.” De vriendelijkste aansporing op het koor was vaak: “Gullie moet niet hinniken, maar zingen.” Aan de telefoon meldde hij zich: “Mee Harrie Brouwers, zoveul as prior van Ujen.”

Op 1 november 1998 stierf Flip Salman, onze vroegere rector, de grote man van de erkenning in 1957. Drie jaar na de erkenning werd het college ook opengesteld voor jongens die geen priester wilde worden. In onze retoricaklas zat een zo’n vreemde snuiter. Zes jaar later kregen ook meisjes toegang. Door dat alles werd de school groter, maar het internaat kleiner. Dat werd dan ook in 1970 gesloten. Salman liet 1971 de kloostermuren achter zich en sloot zich aan bij het groepje kruisheren op de Willem Alexanderhof. Van dat groepje is nu alleen Appie Vink nog over. De nieuwbouw van het Kruisherencollege heeft Salman niet meer meegemaakt. Na een gloedvol afscheid ( “Wij dansen de Salman”) vertrok hij naar Rotterdam waar hij nog een tiental jaren als pastoor actief is geweest in een vergrijzende parochie. Hij volgde het wel en wee van “zijn” college wel nog jarenlang. Thijs Kappen, destijds betrokken bij de reorganisaties van het college, vertelt me dat hij Salman er nog regelmatig tegenkwam. Ik heb nog veel meer In Memoriams liggen: van Toon van den Elsen (2006), Leo Gielissen (1999) en anderen. Ik ga dat allemaal lezen en bewerken.  

De stapel op mijn werktafel is amper geslonken. Wil ik dat trouwens wel? Ik bedenk nu pas dat een opgeruimde tafel me niet gelukkiger zou maken. Het vormt juist onderdeel van mijn habitat, die kruisherenbende. Niks depressie, niks weemoed. Ik zing prompt mijn vreugde uit met het emotievolle Adieu, adieu o Uden, met stip op één in het kruisherenrepertoire. Ik terroriseer er de buurt mee op mijn elektrische viool. Ik had de Zangeres Zonder Naam wel eens Sinds eeuwen glimlacht Gij ons toe willen horen zingen. Ik ben trouwens bezig voor de volgende reünie een set oud-studentenliederen samen te stellen. Onder meer met het collegelied Geef ons het licht, de vreugd en het leven. Wie kan mij de muziek aanreiken? Er moet ook een Rectordaglied zijn geweest. Harrie van Rijbroek schreef me alleen de eerste twee regels te kennen. Ook de melodie zit nog in zijn hoofd, maar is er nog niet uitgekomen. “Uden” is gewoon een stuk van mijn leven, niet alleen toen, maar ook nu nog. En anders kan ik nog altijd op vakantie naar Ter Apel. Volgens De Kampioen van oktober 2007 krijg je in het indrukwekkende kruisherenklooster zomaar het gevoel dat je in de 15e eeuw terecht bent en een kruisheer van toen voor je ziet verschijnen. Toen moeten er trouwens ook al oud-studenten zijn geweest, realiseer ik me.

Het geeft me op deze oudejaarsdag plotseling de zekerheid een schakel in de geschiedenis te zijn. 

Oosterhout, 31 december 2007/Jan van den Bosch.


Laatst gewijzigd: maandag 31 december 2007

Reacties: Jan van den Bosch