“Als de leraar binnenkomt, staat men op” (35)
Feuilleton over de zoektocht van Kees Mettes, Nic van Nuland en Jan van den Bosch (de werkgroep-Mettes) naar het leven van toen op het college van het H. Kruis in Uden (aflevering 35, april 2008)
----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
De dood is
sterker dan het leven. Of was het nou andersom? Hoe dan ook, door de dood kreeg
ons bezoek aan Maaseik een geheel andere wending. Kruisheer Roger Janssen,
conrector aan het H. Kruiscollege in Maaseik, had een uitvaart te doen en kon
ons maar een half uur te woord staan. Nee, hij was het niet vergeten. Roger was
ooit de eerste priester die promoveerde aan de Rijksuniversiteit van Gent. Sinds
de Middeleeuwen promoveerden priesters in België namelijk aan de Katholieke
Universiteit van Leuven. Zijn proefschrift behelsde zijn eigen orde. Sindsdien
gaat Roger door voor de grootste kenner van de kruisheren. Zelfs wij kunnen nog
wat van hem opsteken. Vandaar dat wij onze schreden hadden gewend tot in
Belgisch Limburg.
Voordat wij
als werkgroep-Mettes de landsgrens overschreden, hadden wij al een stop gemaakt
in Stramproy op het adres Prinses Beatrixstraat 8. Jarenlang woonde daar de door
ons zo geliefde Zangeres zonder Naam met haar Sjo (zie ook aflevering 32 van dit
feuilleton). Overweldigd door emotie bevonden wij ons op dat moment dichter bij
ons idool dan ooit. Klokgelui klonk in de prille voorjaarslucht. Maar de
Zangeres is niet meer. De bungalow staat zelfs te koop (prijs op aanvraag:
www.dewekkermakelaardij.nl).
Via deze website kon ik zelfs tot in de slaapkamer kijken waar Mary, door Sjo na
weer een succesvol optreden laat maar veilig thuisgebracht, haar ruisende
japonnen aflegde. Het zou velen gelukkig maken als het stemmig witte pand kon
worden gewijd aan de nagedachtenis van de Zangeres. Nu bestaat die slechts uit
een straatnaam in Leiden: de Mary Beijstraat, op 18 mei 2007 onthuld door
godbetert Alexander Pechtold. Zie ook
www.zangereszondernaam.nl. Wij
troosten ons intussen met de pas uitgekomen dvd ‘Vergeet mij niet’.
Wij kregen
van Roger Janssen in plaats van een uiteenzetting het prachtige boek ‘Nu moet je
blij en vrolijk zijn’ mee over 150 jaar Heilig Kruiscollege in Maaseik. Anders
dan in Uden was dat geen klein-seminarie. Jongens met roeping konden in de
hogere klassen naar het bisschoppelijk seminarie en later desgewenst intreden
bij de kruisheren. Op het titelblad van het jubileumboek lezen we al direct dat
de kruisheren daar in dat stille Limburgse stadje vele generaties jongeren
geleerd hebben ‘om vertrouwen te hebben in de mensen en de dingen om hen heen’.
Al in 1474 hebben de kruisheren zich in Maaseik gevestigd en er een Latijnse
school opgericht. In 1795 werden ze door de Fransen verdreven, maar - nadat na
de Belgische opstand van 1830 het kloosterleven weer tot leven was gekomen -
keerden de kruisheren in
Het nieuwe
college werd op dezelfde wijze georganiseerd als het kruisherencollege van Diest
en ontving financiële steun van de bisschop van Luik. In 1897 werd er een nieuw
college gebouwd mét internaat. Vanaf 1901 werd de voertaal op het college geheel
Vlaams, al bleef de omgangstaal ‘gedurende de ontspanningstijd bij afwisseling
Vlaamsch en Fransch’. In 1952 ontving het college voor het eerst rijkssubsidie.
In 1955 startten de kruisheren met een afdeling voor meisjes. In 2005 fuseerde
het Heilig Kruiscollege met de Vrije Humaniora voor meisjes van de Ursulinen tot
het College H. Kruis - St. Ursula. Zie verder
http://www.collegemaaseik.be. We
vonden in het jubileumboek ook nog een foto van een bezoek van Udense studenten
aan Maaseik begin jaren vijftig. Het lijkt er op dat dat onze harmonie
Wilhelmina is geweest.
Omdat we op
die 26e maart maar kort aan tafel hebben gezeten bij Roger Janssen
hadden we des te meer tijd om te investeren in het functioneren van onze
werkgroep. Daartoe reserveerden wij een tafel in De Beurs op de Maaseikse Markt
en lieten er de Leffe levendig stromen. Nadien, op weg naar het kille Nederland,
hadden we eerst nog een jolig onderhoud met de Maaseikse gebroeders Van Eyck,
inderdaad die van Het Lam Gods. Daarna zijn we in onze overmoed bijna nog
ingetreden in de Achelse Kluis.
Het bestuur
van onze oud-studentenvereniging OSC-OSC zit niet stil en zo hoort het ook.
Bovendien zijn alle stappen van het bestuur op onze website te volgen. Zo
verscheen onlangs het jaarverslag over
Gelukkig
wordt onze website steeds vaker bezocht. In 2007 was het aantal bezoekers
toegenomen tot 121 per maand oftewel 3,5 per dag. Het bestuur streeft er dan ook
naar om de website zo aantrekkelijk mogelijk te maken met interessante, goed
verzorgde en actuele informatie. Zo proberen we de laatste tijd steeds meer
‘jongens van toen’ te bewegen hun herinneringen op te schrijven en liefst met
mooie foto’s aan ons in te sturen voor op de website. Je vindt deze bijdragen in
de rubriek ‘Publicaties, diverse’. Zo stuurde Martien Jilisen (1943-1949) een
mooi gedocumenteerd verhaal over zijn collegetijd en ontvingen we een originele
fotoserie van Jan van Wanrooij (1956-1964) vanuit het verre land van Arnold
Schwarzenegger. Onlangs heeft Jan Berns, als geen ander in staat herinneringen
op te halen, beloofd een serie verhalen te schrijven onder de titel ‘Stil,
jongens, Jan Berns vertelt over Uden’. Het eerste - overigens zeer prille -
begin van die reeks - ‘Meneer Francino’ - staat reeds op de website.
Het bestuur
heeft intussen ook de jaarlijkse ledenbrief naar alle 150 aangesloten
oud-studenten. In die brief kondigt het bestuur de activiteiten voor dit jaar
aan. Een van de belangrijkste is wel de voorbereiding van het boek
Adieu, adieu o Uden door de
werkgroep-Berns. Dat boek gaat in 2010 verschijnen in het kader van de viering
van het 800-jarig bestaan van de orde van de kruisheren. Om de groeiende
nieuwsgierigheid naar de inhoud van het boek te bevredigen heeft de
werkgroep-Berns besloten een ander soort toelichting over het boek op de website
te zetten. Tot nu toe kon je een schema zien met de thema’s van het boek en
verder een aantal concept-teksten. Vanaf nu gaat de werkgroep de
status nascendi libri laten zien door
van alle concept-teksten die gereedkomen een korte samenvatting te geven.
Natuurlijk nog niet met de conclusies over de kwaliteit van ons leven en onze
opleiding van toen. Die komen pas in het boek zelf naar buiten.
Overigens
heeft het bestuur ook besloten de contributie voor 2008 te verhogen van € 15
naar € 20 (te storten op rekening 49.65.07.109 bij de ABN/AMRO-bank te Eersel
ten name van M.M.A. Kappen onder vermelding van OSC-OSC 2008). Het bestuur vindt
het nodig wat meer speling te hebben voor bepaalde aanschaffingen en
activiteiten. Het bestuur zelf kost niks, wordt benadrukt. De volgende reünie is
overigens pas in april 2009.
Er zijn nog
volop jonge kruisheren, als ik het Bulletin van februari 2008 moet geloven. Met
‘jong’ is wel bedoeld: jonger dan 60 jaar, inderdaad jong dus. Op 3 februari was
er in St. Agatha een bijeenkomst van deze (negen)
youngsters onder de kruisheren met als Benjamin Pierre van Dormaal
uit 1970. Ook onze Roger Janssen (1951) uit Maaseik hoort tot dit clubje, dat de
eer van de kruisheren hoog moet houden. Het gaat overigens allemaal om Belgische
en Duitse kruisheren. Nederland doet niet meer mee, al hebben wij natuurlijk
weer wel de meeste oud-studenten. De groep ‘jongeren’ behoort ook nog tot de
categorie van ‘actieven’. Voor de meesten houdt dat pastoraal werk in. Wat deze
kruisheren ‘beweegt’ is onder meer en vooral de spiritualiteit van het
kruisherengemeenschapsleven: ‘een van geest en een van hart op weg naar God’, zo
lees ik. De jonge kruisheren zijn misschien wel de laatste in Europa. Ze zijn in
ieder geval onzeker over de vraag of de orde kan overleven in Europa en zo niet,
hoe ze dan het sterven van de orde in Europa moeten beleven en voorbereiden.
Eigenlijk is de kernvraag: wat moet je als religieus vandaag de dag doen? In
ieder geval willen de jonge kruisheren een hechtere onderlinge band creëren om
sterker te staan voor de toekomst. Dat is mooi.
Het 800-jarig
bestaan van de orde van de kruisheren, dat in 2010 wordt gevierd, zullen we dus
nog wel halen, denk ik. In het Bulletin van februari 2008 lees ik in dit
verband, dat de commissie van voorbereiding in 2010 een tentoonstelling van
ordespretiosa met een kunstprospectusuitgave heeft gepland. Dat wordt een
reizende tentoonstelling in Ter Apel, Bentlage en Uden. Waarom dat allemaal naar
Ter Apel en Bentlage moet is me voorlopig nog niet duidelijk. Het
kruisherenklooster in Ter Apel - Domus Novae Lucis, nu op de Unesco top-100 - is
in 1465 gesticht vanuit het Duitse Bentlage, maar al in 1593 hebben de
kruisheren daar het katholieke geloof afgezworen. Dat is dus toch allemaal al
een tijdje geleden. Met vooruitziende blik hebben wij overigens twee jaar
geleden Kees Mettes al eens op een verkennend bezoek naar Ter Apel
vooruitgestuurd: lees daarover terug in aflevering 17 van dit feuilleton. Jammer
is wel dat dat bezoek toen vooralsnog niet meer heeft opgeleverd dan de nodige
kennis over het Kruisherenbier (zie ook aflevering 16). We kunnen er wel van
getuigen dat dat prima smaakt.
We hebben er
(in aflevering 18) ook al eens over geklaagd dat de kruisheren commercieel
gezien nogal over zich laten lopen en handige jongens, zoals het Maastrichtse
Kruisherenhotel, goede sier maken met hun merknaam. Maar Grote Broer heeft ons
signaal kennelijk opgevangen. Op 11 augustus 2007 namelijk heeft Hoogwaardig
Heer Glen Lewandowski samen met de loco-burgemeester van Vlagtwedde, waar Ter
Apel onder valt, en directeur Hans Kroeze van het kloostercomplex het startsein
gegeven voor het project ‘Revitalisering kloosterbeleving’. De naam van het
project doet veronderstellen dat het om geestelijke verdieping gaat. Niets is
minder waar. Weliswaar worden ook het scriptorium, het dormitorium en het
infirmarium op de zolder van het klooster hersteld, maar het eigenlijke doel en
hoogtepunt van het project is de reconstructie van de brouwerij in de overwelfde
proviandkelder.
Ik
veronderstel dat Hoogwaardig Heer op 11 augustus 2007 dan ook niet voor niks in
Ter Apel was. Ongetwijfeld heeft hij daar een lucratief exploitatiecontract
heeft getekend en ter bevestiging daarvan zowel de vlag als de bierpul gehesen.
Ook de aanwezigheid van kruisheer Frans Bull is veelzeggend (Red
Bull geeft je vleugels). Nu wordt ook
in één klap duidelijk waarom we 800 jaar kruisheren per se helemaal daarginds in
Ter Apel moeten gaan vieren. Lag het maar hier in Brabant. Zie overigens voor
meer wetenswaardigheden:
www.kloosterterapel.nl en
www.osc-europe.org.
Een ander
intrigerend punt betreft de gemeente- en de kruisherenvlag, met het hijsen
waarvan het startsein van het project in Ter Apel is gegeven. De gemeente
Vlagtwedde blijkt de enige gemeente in Nederland te zijn die het embleem van een
religieuze orde in haar vlag voert en natuurlijk zijn het weer de kruisheren die
daarvoor hebben getekend. Van een vlag van de kruisheren zelf had ik evenwel nog
nooit gehoord, laat staan dat ik het kruisherendundoek ooit heb gezien. Volgens
Hans Kroeze, de enthousiaste directeur van Ter Apel en groot kruisherenfan, zou
Huub Wagemans de vlag hebben meegebracht. We zullen ons licht dus moeten
opsteken in St. Agatha.
God stuurt
Naat Piek, de legendarische Udense Tijl Uijlenspiegel, terug naar Uden om een
nazaat van het verderf te redden. Deze houdt zich als kruisheer schuil in het
kruisherenklooster, maar perst van daaruit bedrijven af, waaronder de
aardappelfabriek Kruijf in Odiliapeel, en zint zelfs op een grote kunstroof. We
maken geweldige scènes mee in de refter van het klooster en in de kapel. De
jonge Karel Kruijf die op het punt staat zijn moeder als directeur op te volgen,
meldt zich als novice bij de kruisheren aan, in werkelijkheid om de criminele
infiltrant in het klooster te ontmaskeren. Intussen bloeit er een onstuimige
liefde op tussen Karel en Shirley. Terwijl ‘kruisheer’ Karel zijn liefde voor
Shirley bezingt in de tedere ‘kersenbloesemblues’, laat zij haar handen de vrije
loop onder het habijt van haar zwartgelokte pseudogeestelijke. Het verhaal
krijgt een happy end als Karel er in slaagt de medeplichtige Brigitines haar
pistool te ontfutselen, waarna Piek zijn ‘kruisheer’-kleinzoon over zijn zonden
onderhoudt.
Bij de
aanblik van Shirley kreeg ik het koud en warm tegelijk en ik zag hoe Kees Nic ’s
hand greep. Daar voor ons stond Zwarte Riek, de koningin op het Udense
kersenfeest van pakweg 1960. Zij raakte ons, zestien-, zeventienjarige
studentjes van het college, meer met haar verschijning dan met haar zang,
rechtstreeks in het middenrif. De blijvende herinnering daaraan kreeg nu in 2008
wel heel onverwacht zijn uiteindelijke voltooiing in het beeld van de kussende
kruisheer. Zwarte Riek heet Rika Jansen en is een Jordanese. Ze is de jongere
zus van Maria Jansen, die destijds door het leven ging als Maria Zamora (Sucu
sucu). In 1956 brak Zwarte Riek door met de hit
Mijn wieggie was ’n stijfselkissie.
Later scoorde ze ook met Alle apies in de Artis lijken op me ome Hein en in Vlaanderen met
Hup sansee de platte boender.
Voorzover ik kan nagaan is Zwarte Riek nu 84 jaar en woont ze in Zandvoort. Daar
is de werkgroep-Mettes nog nooit geweest.
De afloop van
de musical beleefden we als een roes. Zo is het als je na een moeilijk leven de
hemel betreedt, stel ik me voor. De volledige
cast met Karel (weer in t-shirt) en Shirley zong als slotlied van de musical voluit - zoals wij, studenten, het
ooit deden op beslissende momenten in ons collegeleven -
het Sinds eeuwen glimlacht Gij ons
toe, ondersteund door alles wat het live orkest in huis had. Tranen
stroomden ons over de wangen in het gelukkige besef dat dit allemaal speciaal
voor ons in scene was gezet. Na afloop werden we opgevangen en tot kalmte
gebracht door Bart Stultiens, die zelf net een weergaloze regieprestatie achter
de rug had. We mochten ook nog op de foto met Bart en Naat Piek. Dat wij graag
nog eens naar het theater Markant teruggaan laat zich raden, de eerstvolgende
keer al op 8 mei.
Voorjaar,
tijd voor de grote schoonmaak. Ik kan me in mijn werkkamertje niet meer draaien
door de stapels papier over de kruisheren. Maar voor ik het weet zit ik te lezen
in die oude spullen in plaats van ze op te ruimen. Pak bijvoorbeeld het
jaarverslag van het college over het schooljaar 1961-1962, waarin ik zelf
eindexamen heb gedaan. Er waren in dat jaar in totaal 233 interne studenten en
22 externen op het college, onder wie de enige externe in onze retoricaklas Jan
Muller. Van onze klas van 23 gingen er 10 naar het noviciaat van de kruisheren
in Neeritter, 1 ging naar de Witte Paters in Boxtel, 1 naar het groot-seminarie
in Haaren, 7 naar de universiteit, 3 naar een MO-studie en 1 naar zes gymnasium
bèta. We hadden dat schooljaar in het kader van ons geestelijk leven naast
recollecties en meditaties ook een retraite, die gegeven werd door mr. Hans Velu,
‘een leek, die uitstekend bevallen is’, staat er bij. Ik heb Velu later nog
meegemaakt in het militaire vormingscentrum ‘Waalheuvel’. Volgens mij zat hij
ook in de redactie van het roemruchte blad G3.
Misschien
herinneren we ons niet meer zo goed hoe rijk cultureel bedeeld we op het college
waren, maar in het schooljaar 1961-1962 hadden we vijf schoolconcerten (onder
meer het Nederlands Kamerkoor onder leiding van Felix de Nobel), werd één
toneelstuk opgevoerd (‘De laatste tocht’), werd liefst negen maal een film
gedraaid (zoals ‘De zaak M.P.’, ‘Fra diabolo’, ‘Mannetje op de maan’, ‘Julius
Caesar’, ‘Nonnen voor het vuurpeloton’ en ‘Roman Holiday’). Zes maal was er een
spreker, zoals mr. L. van Haaren van de Vreemdelingenpolitie uit Amsterdam over
de politie en mej. N. van Leeuwen (!) over ‘gesloten en open gezinnen’. De
studenten van de drie hoogste klassen gingen in het dorp ook nog regelmatig naar
de SEC (de culturele kring). Verder kregen we ook regelmatig ‘instructieve’
programma’s op tv te zien.
In zijn
nabeschouwing op het jaarverslag 1961-1962 blaast
rector Salman stoom af. ‘De invloed van de nozemmentaliteit, die ons in
het vorig schooljaar dwars heeft gezeten, is stukken minder geworden’, zo
schrijft hij. Hij vervolgt: ‘Toch moet men erg attent blijven om de exclusieve
interesse in ‘modern doen’ op te vangen. Vooral de minder extravagante geest om
zonder verlof van de surveillant z’n eigen gang te gaan in veel kleine
regelingen van ’t internaat is doorlopend ’n doorn in ons oog en ’n probleem,
dat echt de laatste jaren doorbreekt … Van kleinen kan men dit verwachten, maar
de groten tonen vaak even weinig diepgang.’
Rector Salman
is nog niet klaar met ons: ‘Het religieuze leven is uiteraard een extra
bezorgdheid onder ons. ’t Probleem van ‘vrij laten om ze tot overtuigd doen’ te
krijgen is bekend en is ook een punt van discussie onder de confraters, wat de
opvoeding niet eenvoudiger maakt. Variatie brengen in de godsdienstoefeningen,
dat zeer sterk wordt nagestreefd, erkent men hier en daar niet als ’n oplossing.
Toch neemt niemand ’t risico. Men vreest ’t menselijk opzicht van ’t internaat
als ’n ernstige handicap (erger als ’t menselijk opzicht thuis) om de jongens
tot vrijheid te brengen, die vruchtbaar is.’
In mijn ogen
betekent deze onbegrijpelijke laatste zin: ‘Ik weet het ook niet meer’. En dat
onze houding als ‘nozemachtig’ werd ervaren heb ik nooit beseft. Het zegt
misschien ook wel meer van de rector als van ons toen. Wel probeerde ik net in
die tijd een slag in mijn haar te leggen.
Oosterhout, 30 april 2008/Jan van den Bosch.
Laatst gewijzigd: dinsdag 20 mei 2008 |
Reacties: Jan van den Bosch |