“Als de leraar binnenkomt, staat men op” (38)
Feuilleton
over de zoektocht van Kees Mettes, Nic van Nuland en Jan van den Bosch (de
werkgroep-Mettes) naar het leven van toen op het college van het H. Kruis in
Uden (aflevering 38, juli 2008,
lekkere lange zomeraflevering voor op het terras of het strand)
|
Alles gaat
voorbij. Pas in het Bulletin van de kruisheren van eind juni 2008 lazen we dat
Dick Boereboom op 8 juni in Amsterdam is overleden, 76 jaar oud. Wij kregen Dick
in 1960 op het college als godsdienstleraar als opvolger van de onverhoeds
vertrokken Heuvelmans. We vonden Dick het toonbeeld van een modern priester,
bekend met de grote wereld, waar wij afgeschermd van leefden en nieuwsgierig
naar waren. Achteraf was zijn positie op het college heel wat minder eenvoudig
dan wij wisten en heeft hij stormachtige ontwikkelingen meegemaakt. Hij heeft
ons er over verteld toen wij in mei 2007 bij hem en Bernadette op bezoek waren
in Amsterdam. Zijn openhartige verhaal is op deze website te lezen bij de andere
interviewverslagen van onze werkgroep-Mettes. In het Bulletin troffen we de
homilie aan die Harry Leermakers op 14 juni
Alles gaat
voorbij. Ook broeder Jan is - onverwachts en zonder hulp - de Styx overgestoken.
Nooit meer zal hij voor ons de kloosterdeur in St. Agatha openen, nooit meer
zullen wij zijn soep genieten. Broeder Jan, voluit Jan Wassenberg, heeft ook nog
een jaar in Uden op het college gezeten. Hij was dus een collega-oud-student,
maar hij was er de man niet naar om dat uit zichzelf aan ons te vertellen. Op de
uitvaart op 9 juli
Alles gaat
voorbij. Ooit misschien ook onze oud-studentenvereniging OSC-OSC. Onze club
wordt onherroepelijk kleiner en kleiner. Uit het verslag van de vergadering van
het bestuur van 2 juli 2008 kan je opmaken dat de bestuursleden zich daarvan
rekenschap geven. Vooralsnog heerst er volop enthousiasme en vitaliteit. Een van
de voornaamste activiteiten van dit moment is het tot stand brengen van het boek
Adieu, adieu o Uden. Hoe dat vordert
kun je op deze website op de voet volgen. De bedoeling is dat het boek in
september 2010 verschijnt in het kader van de viering van 800 jaar kruisheren.
Verder streeft het bestuur op allerlei manieren naar contact en
informatie-uitwisseling tussen de oud-studenten van het college. Deze website is
daartoe een intensief gebruikt middel. In april 2009 gaan we in Uden ook weer
een algemene reünie houden. Maar hoe verder na 2010? Het bestuur denkt er aan
daarover op de reünie van 2011 een bezinning te houden. Mogelijk leidt die tot
het besluit om dan onder onze vereniging een streep te trekken, wat niet
wegneemt dat wie dat wil als klas of vriendengroep ook daarna nog in contact kan
blijven. Want Uden heeft tussen velen een levenslange band opgeleverd. En heb je
tegen die tijd echt helemaal niemand meer, dan zijn er tenslotte nog altijd de
plaatjes van het boek Honderd jaar Udens
college om je aan vast te houden en straks ook het boek
Adieu, adieu o Uden.
Als alles
voorbij is gegaan, is de aarde weer woest en ledig. Waarschijnlijk zijn er dan
nog wel kruisheren. Kruisheer Jan Donkers, neef van onze voorzitter Nic van
Nuland, vergeleek de orde in zijn spraakmakende columns die hij schreef onder
het pseudoniem Alexandrinus namelijk eens met onuitroeibaar onkruid. In ieder
geval maakt Hoogwaardig Heer Glen Lewandowski voorlopig nog volop de
blitz. Zo heeft kruisheer Edgard Claes
onlangs een schilderij van Hem vervaardigd waar die van alle voorgangers alsnog
bij verbleken. Het schilderij is afgebeeld in het kruisherenbulletin van juni
2008. Claes beschrijft min of meer proestend hoe het tot stand is gekomen. De
Magister-Generaal wilde er op met de Bijbel in de hand en St. Agatha op de
achtergrond. Het schilderij moest ook veel kleur hebben, dus werd er een paars
kapje opgezocht en een indrukwekkende zetel aangesleept.
Claes heeft
Magister-Generaal de juiste uitstraling willen geven: ‘Als een goede en wijze
man, met een enorme wilskracht en zelfdiscipline, maar vol geduld en begrip voor
anderen, een man van diepe verbondenheid met God en bezorgd om ieder van ons. En
dat laatste is ook zijn kruis, dat weegt op zijn schouders. Hij is ook een man
met humor, heel goed bewust van eigen grenzen en van zijn kwetsbaarheid. Zo’n
mensen mag ik graag en zo heb ik hem ook willen schilderen.’ We vroegen ons af
waar Hoogwaardig Heer nu precies zit met het klooster daar in de verte. Wie ter
plaatse bekend is kan niet anders dan tot de conclusie komen dat de Grote Man
zich exact op de Van den Boschweg bevindt die vanaf het poortgebouw het
Maasheggenlandschap in loopt.
Kees Mettes
heeft sinds zijn tijd in Uden zijn kennis van de Griekse grammatica altijd op
peil gehouden, alsof hem morgen nog een proefwerk van Van Leeuwen wacht. Zelfs
boven de ingang van zijn atelier prijkt een Griekse uitspraak. Kees heeft in
mijn ogen heel sterk de uitstraling van een notabele inwoner van pakweg
Kefallinia, het eiland van Odysseus. Ik zie Kees daar met zijn dorpsgenoten in
de schaduw van een Johannesbroodboom zitten discussiëren over democratie, een
glas sirtaki en Pelagia, de mooie dochter van de dokter, binnen handbereik, zo
ongeveer net als in het ontroerende boek
Kapitein Corelli’s mandoline van Louis de Bernières. Later op de avond zal
hij de Antikristos met haar dansen.
Kees zal er
goed doen Thijs Kappen mee naar Griekenland te nemen, niet alleen omdat Thijs
hem op zijn pedalsteelguitar bij die typisch Griekse parendans mooi kan
begeleiden, maar vooral omdat Thijs naast Keltisch ook vloeiend modern Grieks
spreekt. Ik was dan ook erg verbaasd een foto te ontvangen van Kees, niet met
Thijs, maar met Harrie van Heugten en dan niet van Kefallinia, maar van Rhodos,
waar ze naar sporen van de kruisheren hebben gezocht. De Via Crucis voerde hen
inderdaad naar een burcht met het kruisherenkruis. Dat is door de Johannieter
Orde ingepikt en heet sindsdien het Maltezer kruis. Op de meest rechtse foto zie
je Hendrick Barck, baliër en commandeur van de Johannieters in Noord-Nederland
wijzen naar zijn kruisherenkruis. Hij maakte dat gebaar - toeval bestaat niet - exact op het moment dat in Ter Apel
Johannes Emmen, de laatste kruisherenprior, overging naar de reformatie. Maar
daarover later meer. Barck hangt overigens in het Museum Catharijneconvent in
Utrecht. Op Johannes Emmen en Ter Apel kom ik zo nog even terug.
De
vriendschap die Kees en Harrie delen is een van de vele levenslange
vriendschappen die ‘Uden’ heeft opgeleverd. Kees vertelde mij daarover: ‘Harrie
en ik werden bevriend toen we samen in de syntaxis van 1959/60 kwamen te zitten.
Achteraf beschouwd kan ik wel wat verklaringen voor die vriendschap bedenken.
Ten eerste, Harrie was een reflexieve jongen die rustig nadacht en de dingen
zeer nauwkeurig waarnam. Ik was zo ongeveer het tegendeel. Impulsief reagerend
en snel associërend in mijn gedachten. We vulden elkaar aan. Beide waren we
geïnteresseerd in kunst en het ontwerpen van dingen. Ik tekende en Harrie kon
mooi houtsnijwerk maken met zijn scherpe mes. Ook toen al waren er wapens op
school, al werden die niet als zodanig benut. Wat ons contact echter zo
aangenaam soepel maakte, is het gedeelde gevoel voor humor en appreciatie van
elkaars typering van de mensen om ons heen, speciaal van hun zwakheden.’
‘We werkten
samen op uitnodiging van Hüsken en Wijnhoven boven op zolder onder meer aan een decor voor het toneelstuk ‘Voor
altijd Pilatus’ geheten, geloof ik. We voetbalden in het college-elftal en
deelden onze gedachten en later onze twijfels over priesterschap en roeping. In
de grote vakanties, die voor mij een periode van notoire eenzaamheid betekenden,
ging ik op de fiets naar Baexem, waar Harrie’s vader met zijn gezin van acht
kinderen een groot boerenbedrijf runde, gevestigd in het plaatselijke kasteel.
Daar verbleef ik dan een week of wat en hielp met Harrie een beetje bij het
hooien en andere boerenbezigheden zonder dat we zo vroeg opstonden en ons zo erg
hoefden in te spannen als Harrie’s broers. Per slot van rekening waren we
priesterstudenten. Ook gingen we samen mee op de evenementen die Hüsken en
Wijnhoven organiseerden in de zomervakanties, zoals die in Weert en Ehrenstein.’
‘Na het
eindexamen verloren we elkaar een paar jaar uit het oog, druk als we waren met
het zoeken van onze weg in het ‘echte’ leven en met studies te Nijmegen en
Utrecht. Na enkele jaren kwam het contact weer tot stand toen we beiden,
ondertussen voorzien van echtgenotes, elkaar opzochten op speciale gelegenheden
zoals verjaardagen, ondanks de - voor die tijd - grote afstand tussen Baexem in
Limburg en Haaksbergen in Overijssel. Sindsdien bezoeken we elkaar regelmatig en
maken uitstapjes of gaan, zoals onlangs, op vakantie. Hierbij wordt veel
gewandeld, gestudeerd op en gediscussieerd over flora, fauna, kunst en cultuur.
Herinneringen aan onze Udense tijd zijn een regelmatig terugkerend bron van
vreugde, maar ook ergernis zowel over de teloorgang van de tijd als van de
conditie van onze geheugens.’
Met Broeder
Jacobus is het moeilijk een praatje te maken. Hij staat namelijk als versteend
in de kruisgang van het Klooster Ter Apel. Bij hem staande ben ik niettemin
onlangs prompt bekeerd. In aflevering 34 van dit feuilleton riep ik in mijn
arrogantie nog uit: ‘Lag Ter Apel maar in Brabant’, na mijn bezoek aan het
schitterende Zuidoost Groningen keer ik op mijn schreden terug. Ik heb het licht
gezien in het Domus Novae Lucis. Ik
zou er ook ‘Kruisheer voor één nacht’ willen zijn zoals Marcel Looden,
journalist van het Dagblad van het Noorden
(lees het paginagrote artikel in die krant van zaterdag 7 juni 2008). In de periode 2004-2008 is in het kader
van het project ‘Revitalisering kloosterbeleving’ in het klooster de
kapittelzaal, de subpriorkamer, de proviandkelder en de kloosterzolder hersteld.
Op die zolder is het scriptorium ingericht, het dormitorium, het infirmarium en
een glazeniersatelier.
Marcel
beschikte in het dormitorium over een bed, een kastje, een stoel, een bijbelboek,
bier, melk, brood, kaas en een pispot en geen kleintje ook. Hij is helemaal
alleen. Om negen uur leest hij psalm 69: ‘Ik sta tot de nek in het water’.
Marcel kan niet slapen en is bang. Kennelijk is hij toch in slaap gevallen, want
hij schrikt wakker, half uit bed. Om vijf uur hoort hij een vogel en om zes uur
laat Hans Kroeze, directeur van Klooster ter Apel ‘en gezegend met het goede
ochtendhumeur van een kruisheer’ hem vrij. Marcel bekent het niet weer te willen
doen: ‘Petje af voor de kruisheren en hun grote liefde voor hun God’.
Nergens is de
aanwezigheid van de kruisheren zo sterk voelbaar als in Ter Apel, maar het gekke
is, dat het al meer dan vierhonderd jaar geleden is dat er nog een kruisheer is
gezien. In 1594 besloot Jacobus Emmen, de laatste kruisherenprior, namelijk over
te gaan naar de reformatie. De kruisheren waren toen ‘nog maar’ sinds
In Klooster
Ter Apel kun je prachtige dingen zien, ook vanuit je luie stoel thuis al (www.kloosterterapel.nl).
Mits je eerst je contributie voor onze oud-studentenvereniging OSC-OSC hebt
voldaan, kun je daarna met een jaarlijkse donatie ook lid worden van de Vrienden
van Klooster ter Apel. Naast een bezichtiging van alle kloosterruimten - vooral
de kerk is indrukwekkend; ik zag er bijvoorbeeld een oude credenstafel uit St.
Agatha waaraan mijn heeroom zich nog gekleed moet hebben voor een van zijn
eerste Missen - kan je je volop verdiepen in de tijdelijke exposities (momenteel
bijvoorbeeld werken van Johan Hemkes) en de permanente exposities (Allerheiligen en
Beelden van het Catharijneconvent). Uitpuffen kun je tenslotte in
het kloostercafé ‘De refter’.
Bijzonder
enthousiast betoont directeur Hans Kroeze zich over het boekproject ‘Kloosters
in Nederland’. Begonnen als een lezingenreeks is in 2005 besloten een groot
meerdelig wetenschappelijk werk op te zetten over de middeleeuwse
kloostergeschiedenis van de Nederlanden, dat wordt uitgegeven bij Uitgeverij
Waanders in Zwolle. Onder leiding van Hans Kroeze en Paulina de Nijs is een team
van auteurs aan het werk. Deel 1 wordt deo
volente op oktober 2008 uitgebracht. De middeleeuwse kloostergeschiedenis
van de Nederlanden is uiteraard niet zomaar verteld en moet beginnen bij het
begin. Zo wordt in deel 1 duidelijk hoe de geschiedenis van die kloosters in de
Nederlanden is verlopen, van de komst van de eerste missionarissen die in de
zevende en achtste eeuw de eerste kloosters stichtten tot aan de dramatische
afloop door de Reformatie, welke orden zich in de Lage Landen vestigden en hoe het spirituele leven van deze
orden eruit zag en ook hoe deze spiritualiteit in de loop van de tijd veranderde
en aan hervormingen onderhevig was. Ook wordt bijvoorbeeld geprobeerd een
antwoord te vinden op de vraag of de middeleeuwse monniken daadwerkelijk de
grote gangmakers waren op het gebied van landbouw, onderwijs, ziekenzorg,
massaprediking en intellectuele cultuur.
Het is
allemaal bijna teveel om te bevatten. Uden en St. Agatha lijken er een beetje
bij te verbleken. Hoe dan ook zou het een goed voornemen zijn om in ieder geval
in
The Art of
Living. Zo heet het
tijdschrift dat we op Sculptuur
Anderzijds
waren we weer niet op de The European Fine Art Fair 2008. ‘Kunst op topniveau
maakt dorstig, want er zijn maar liefst 17.000 glazen champagne geschonken op de
21e editie van deze mooiste kunst- en antiekbeurs ter wereld’, is de
bescheiden intro van het verhaal over de Tefaf
Mijn oog viel
op de vermelding van de namen. Ik verstijfde. Anton, zovele malen reeds
geridderd, staat in zo’n belangrijk tijdschrift nota bene slechts als
doctorandus geafficheerd. Dat doet pijn, erg pijn. Hoevelen worden door deze
grove tekortkoming in dat chique blad niet misleid? Hopelijk weet iedereen toch
dat Anton professor doctor is en bovendien president van het Benelux
Universitair Centrum (zie onder meer:
http://nl.wikipedia.org/wiki/Anton_van_der_Geld,
http://www.benelux-universitair-centrum.org/ en
http://www.professorantonvandergeld.nl/)).
De laatste keer dat ik Anton tegenkwam was in het portaal van de St. Jan in Den
Bosch (lees daarover in aflevering 31 van dit feuilleton). Vroeger in Uden was
hij onze onweersproken voorman in het Overkoepelend Orgaan, het studentenoverleg
met de rector. Ik kijk nóg altijd naar hem op. Iemand die Anton niet kent (quod non) haalt hem er op de klassefoto
zó uit, ondanks dat de Rhetorica van 1962 allemaal grote namen bevatte. Ik hoop
dat de hoge positie van Anton in de ranking van onze Bekende Oud-Studenten door dit akkefietje niet in
het gedrang komt.
Het O.O.
heeft overigens weinig indrukken achtergelaten. Nic van Nuland, die zelf enige
jaren in het O.O. zat, reageert desgevraagd eerlijk met te zeggen zich totaal
niet meer te herinneren wat daar aan de orde kwam, wel dat het werd voorgezeten
door rector Ph. Salman. Mogelijk was
het O.O. een vertegenwoordigende applausmachine voor de schoolleiding onder het
mom van voortschrijdende democratisering, zo stelt Nic nu voorzichtig. De eerste
voorzitter van dit orgaan, dat in 1958 werd ingesteld, was Ruud Hehenkamp. Voor
zover Nic zich herinnert werd toen onder meer gesproken over de kwaliteit van de
doucheknoppen. Nic herinnert zich wel heel levendig nog de aanwezigheid van Joop
Schouten in het O.O. ‘Joop had in die periode twee kunsttanden op de plek van de
bovenhoektanden. Die stak hij tijdens de vergaderingen naar buiten als een soort
Dracula. Dat had meer mijn belangstelling dan de onderwerpen die aan de orde
waren.’
Natuurlijk wendde ik me vervolgens tot Joop Schouten in de
verwachting van hem wél een kleurrijk verhaal over het O.O. te zullen horen.
Maar Joop komt ook niet verder dan Nic. ‘Toen ik in Uden kwam in 1956 bestond de
functie van prefect van de studenten. Rein Vaanhold vervulde die functie
perfect: hij was een statige student met gezag (dacht je). Hij moet als prefect
de traite d’union geweest zijn tussen rector Salman en de studenten. Rein
vertrok in 1957 naar Neeritter en wie zijn opvolgers geweest zijn weet ik niet,
maar in 1960 wordt de democratie over Salman vaardig en formeert hij een
overkoepelend orgaan: het O.O., bestaande uit studenten van de Poësis en de
Rethorica. Ik weet niet of daarvoor verkiezingen hebben plaatsgevonden.
Ton van der Geld was de eerste voorzitter en heeft dat met verve gedaan. Ik was
in 1962 de opvolger van Ton, gewoon door Salman gevraagd om te doen. Hoe vaak we
bij elkaar kwamen weet ik niet exact, maar veel te vertellen hadden we niet,
maar er was wel overleg. Het idee dat er inspraak mogelijk was vanuit de
studenten was eigenlijk heel modern, want de grote democratiseringsgolf vond pas
tien jaar later plaats in den lande.’
Ik denk dat
ik beter Anton van der Geld zelf naar zijn memoires kan gaan vragen. Anton, als
je dit leest, wil je me dan even bellen. Ik hoop althans dat hij zich af en toen
mengt onder de vele lezers van dit feuilleton.
Zolang het
college in Uden heeft bestaan zijn er al oud-studenten geweest. De oudste nog
levende oud-student is kruisheer Henk Scholtens (1922-1926). Op 30 juli 2007 is
Henk 100 jaar oud geworden (zie over onze huldiging van de eeuweling aflevering
27 van dit feuilleton). Deze maand wordt Henk dus 101. Wij feliciteren hem
daarmee van harte en wensen hem veel toekomstperspectief. Henk voert bij de
kruisheren momenteel alle klassementen aan. Ook in het overzicht van Bekende
Oud-Studenten (BOS-sen) staat Henk hoog, ruim voor Anton van der Geld, maar wel
net na mijn ome Harrie.
Zolang er
oud-studenten waren is er ook een of andere vorm van oud-studentenvereniging
geweest, zelfs met een periodiek, Udensche
Klanken, waarvan onder de bezielende leiding van de kruisheer Francino, onze
onovertroffen leraar geschiedenis, tussen 1936 tot 1969 122 nummers zijn
verschenen. Bekende redactiesecretarissen uit die tijd waren Jan Tetteroo en Jan
de Waard. De ch verdween overigens bij nummer
In 2002 zijn
Kees Mette, Nic van Nuland en Stan Cies’luk opgestaan. Op 22 juni van dat jaar
hebben ze hun lotgenoten in het klooster te Uden bijeengeroepen om te besluiten
over de heroprichting van onze oud-studentenvereniging. Op de foto’s hierboven
is nog te zien hoe die dag is ingevuld. De foto’s zijn gemaakt door Sibbele
Witteveen. Op de foto links is het nog vroeg in de morgen. De gordijnen zijn nog
gesloten. De flap-over is nog maagdelijk op een welkomstwoord na. Nic van Nuland
en Kees Mettes lijken beide tegelijk aan het woord te zijn. Nic draagt voor die
dag het voorzittersschildje. Er zitten ook andere oud-studenten in de zaal,
zoals je kan zien.
Op de
rechterfoto is aan de vol gekladderde flap-over te zien dat het een lange dag is
geweest. De zaal is leeggestroomd, zo lijkt het. Kees en Nic kijken - enigszins
ontsteld - net de laatste oud-studenten na. Mogelijk zijn die Hugo Prein
achterna naar het café. Hugo is namelijk die dag tot voorzitter gekozen. Nic
heeft het schildje dan ook niet meer om. Intussen zijn we een zittingsperiode
verder en is Hugo na een stormachtige periode in 2007 op zijn beurt als
voorzitter opgevolgd door … Nic van Nuland. Alleen … bij een verbouwing heeft
Hugo het voorzittersschild in een doos gestopt en die doos met vele anderen op
de zolder gezet. Sindsdien is Hugo op zoek en moet Nic het als voorzitter hebben
van zijn gezag en uitstraling.
Op de
rechterfoto kun je ook zien dat de
workshop van 22 juni 2002 tien suggesties heeft opgeleverd. Ik lees: 1. een
boek, 2. een website, 3. sociaal-wetenschappelijk onderzoek, 4.
ontwikkelingsprojecten, 5. culturele projecten, 6. foto’s, 7. devotie, 8.
interviews met oud-leraren en -studenten, 9. oudste generatie oud-studenten, en
10. kruisherenbulletin op website. Thijs Kappen bleek bereid zijn sterke
schouders onder de website te zetten. Als je je nou afvraagt: zijn de suggesties
van toen ook bewaarheid, zou ik zeggen: meer dan. We hebben een vereniging waar
velen plezier in hebben, we werken toe naar een prachtig boek over onszelf, we
hebben een website waar de vitaliteit nog van afspat, we doen veel aan
interviews en foto’s en het devotionele hoogtepunt van elke reünie is nog steeds
ons uit volle borst gezongen Adieu, adieu
o Uden achter in de kapel bij Onze Lieve Vrouw ter Linde.
Nu ik het bij
Henk Scholtens over onze lijst van Bekende Oud-Studenten had, moet ik prompt ook
denken aan een andere BOS, namelijk Bertus Aafjes, al verzuchtte ik in
aflevering 29 van dit feuilleton dat hij voor een tijdje weer wel genoeg
aandacht had gehad. Bertus zat van 1931-1934 op het college in Uden, net in de
tijd van mijn ome Harrie. Bertus was in 1932 bijvoorbeeld ook oprichter van de
Stille Omgang voor Priesterstudenten. Onlangs kwam ik voor één euro in het bezit
van de Bertus Aafjes Omnibus uit 1963,
door Bertus zelf gesigneerd. Dat boek heeft dus bijna een halve eeuw op me
liggen wachten. Alleen heeft Bertus nagelaten er iets persoonlijks voor mij in
te schrijven als ‘Voor Jan van den Bosch, mijn collega-schrijver uit Oosterhout’
zoals Geert Mak onlangs deed in mijn De eeuw van mijn vader.
Natuurlijk
denk je bij Bertus aan die eeuwige voettocht van hem naar Rome in
Aafjes
bedoelt evenwel het oog van God in de koepel van de Bossche St. Jan. Het is van
papier. Hij mag van de opzichter op de zolder door het oog kijken: ‘Behoedzaam
schuif ik naar het midden tot bij het gat. En waarachtig, midden in de
achterkant van het papieren oog zit een gaatje ter grootte van een rijksdaalder.
Ik ga liggen op de dwarsbalk en schuif mij zo ver naar voren als mogelijk is en
plotseling kijk ik duizelig en luchtziek door het gaatje in een geweldig gotisch
ravijn. Het is zó diep en het perspectief is zó vertrokken, dat de vier hoge
middenpijlers niet meer recht naar beneden schieten, maar naar elkaar toe staan
als vier x-benen … Ik heb het gevoel niet meer te zijn dan een vuiltje achter
dit grote oog’.
Als wij ons
boek af hebben moet onze grote onderzoeker Jan Berns ook maar eens op die
dwarsbalk gaan liggen en even voor God spelen of in zijn geval als erudiet
persoon niet een vuiltje in het oog van God zijn, maar eerder een lens waarmee
God weer scherp kan zien. God zal trouwens wel dubbelfocus hebben, denk ik, oud
als Ie is. Het echte oog van God is
volgens wetenschappers overigens de Helix Nebula op 650 lichtjaren afstand (zie
de foto hierboven in het midden). Dat moet inderdaad God wel zijn. Want als Hij
niet zichtbaar zou zijn, zou je nog denken dat Hij niet bestaat.
Oosterhout,
31 juli 2008/Jan van den Bosch.
Laatst gewijzigd: dinsdag 19 augustus 2008 |
Reacties: Jan van den Bosch |