“Als de leraar binnenkomt, staat men op” (41)
Feuilleton
over de zoektocht van Kees Mettes, Nic van Nuland en Jan van den Bosch (de
werkgroep-Mettes) naar het leven van toen op het college van het H. Kruis in
Uden (aflevering 41, november 2008)
Roeping.
Zonder roeping zouden wij niet naar het college in Uden
zijn gegaan. En zonder Uden had ik nu de vriendschap van de jongens van toen
moeten missen. Cicero zei het al in De
Amicitia: echte vriendschap is er altijd en staat nooit in de weg en zo
beleef ik het ook. Samen kunnen we dan ook de grootste verantwoordelijkheden en
de zwaarste opgaven aan, zoals het besturen van onze oud-studentenvereniging
OSC-OSC. Op 22 oktober 2008 was het weer zo’n zinderende vergadermiddag, zoals
blijkt uit het verslag dat elders op deze website staat. Grootste punt van actie
en zorg voor het bestuur en de werkgroepen is het project
Adieu, adieu o Uden, dat moet
resulteren in een prachtig boek over ons leven op het college en over de
kwaliteit van ons onderwijs toen. Op deze website kun je volgen hoe ver we
daarmee zijn. De planning is om het boek half 2009 af te hebben en dan naar een
uitgever te stappen. De verschijningsdatum van ons boek is voorzien op 12
september 2010, midden in de feestweek van het 800-jarig bestaan van de
kruisherenorde. Over de totstandkoming van het boek zullen we vast ook te
spreken komen op de eerstkomende algemene reünie, die in april 2009 zal worden
gehouden, waarschijnlijk in St. Agatha, met als hoogtepunt een excursie in het
Erfgoedcentrum Nederlands Kloosterleven.
Volgens
www.katholieknederland.nl gaat het bij roeping het om een appèl. Het
appèl komt van God. Hij is het die roept. De roepstem van de Heer, het appèl dat
wordt gedaan, kan - zo lees ik -
ervaren worden in het luisteren naar woorden uit de Heilige Schrift, in de
stilte van het hart, maar evenzeer in woorden van anderen of situaties in het
leven van alle dag. Iedere roeping is daarbij uniek en onherhaalbaar. Misschien
heb je verder nog wat aan de dvd ’4-kant voor God’ die je via
www.kuleuven.be
kunt bestellen. Op die dvd getuigen priesters, priesters in opleiding en een
kloosterzuster over hun roeping. Misschien is de redding voor mijn smachten
nabij. Zojuist, op 31 oktober 2008 hebben de bisschoppen namelijk de site
www.roeping.nu
de lucht ingeslingerd. ‘Ik antwoord op wat U in mijn hart hebt gelegd.’ Zo opent
de nieuwe site. Ik zie dat je je kunt laten testen. Op ‘’s Ochtends denk ik als
de wekker afloopt’ kun je antwoorden met: ‘Hè bah, ik moet mijn bed uit’, of
‘Maar eens zien wat de dag brengt’ of ‘Ik ga er voor!’. Natuurlijk heb ik de
derde mogelijkheid aangeklikt. En bij elke volgende vraag heb ik steeds voor de
braafste mogelijkheid gekozen. Dus ik dacht: ‘Dat wordt roeping!’. Maar zo
gemakkelijk gaat dat niet, want blijkbaar moet ik me toch eerst bij God zelf
aanmelden en waar vind ik Hem? ‘Antwoorden op wat God in je hart heeft gelegd is
werk maken van wat je ten diepste bezielt. Daar ja tegen zeggen is je leven in
verband brengen met God.’, krijg ik te horen. ‘Alles wat ons bezighoudt mogen
wij in gebed voorleggen aan God. Al biddend kun je tot een eigen, persoonlijk
antwoord komen op de vraag: ‘Waartoe heeft de Heer mij nodig? Welke talenten
heeft Hij in mijn hart gelegd? Wat kan ik doen voor anderen in Christus' Naam?’
Hans van den Hende, bisschop van Breda, zie ik op de nieuwe site vertellen over
zijn roeping. Hij doet dat op zo’n warme en overtuigde manier dat ik als vanzelf
denk: hé, dat is dus roeping!
Hoe kwam onze
roeping tot rijping, gesteld dat we die hadden? Werd daar op het college wat aan
gedaan? Voor zover ik me herinner heel weinig of beter gezegd helemaal niks. Dat
is eigenlijk toch heel merkwaardig. Roeping zou toch in ons hebben moeten
bloeien en groeien en onze drijfveer moeten zijn geweest op weg naar het ideaal
van het priesterschap. In ons boek Adieu,
adieu o Uden zullen we straks ook kunnen lezen: ‘Eenmaal op het college
sprak je niet met elkaar over ‘roeping’.
Ook met de
geestelijke leiding, de magister spiritualis, werd er niet over gesproken en met
vrienden zeker niet, want die mocht je immers uit angst voor ‘bijzondere
vriendschappen’ niet hebben.’ Daarvoor werd je door de rector in zijn zaterdagse
toespraken in de studiezaal continu voor gewaarschuwd.
Magister van 1949
tot december 1956 was R.D. Jan van Oort, door de studenten met ‘de bok’
aangeduid. Dat was, zo lees ik in het door R.D. Sips in het kruisherenbulletin
gepubliceerde In Memoriam, ‘omdat hij uit een soort van verlegenheid of ‘jongens
ik kan niet anders’ nogal hortend en stotend overkwam.’ Over Van Oort deed het
versje de ronde: ‘In dit hok zit de bok. Stik de moord, ’t is Van Oort.’ Een
jongen van toen weet mij nog over Van Oort te vertellen: ‘Hij had zijn
zit-slaapkamer op de tweede verdieping tussen de slaapzalen in waar hij toezicht
op hield. Ik vond hem een beetje een griezel. Hij kon bijvoorbeeld als wij na de
ochtendlessen naar onze chambrettes gingen voor het opmaken van de bedden als
surveillant boven aan de trap ondoorgrondelijk en norsig staan te kijken naar
het drukke gedoe dat naar boven ging. Als je naar hem keek leek het of hij door
je ziel heen keek. Hij was een totaal ander type dan bijvoorbeeld pa de Wilt,
die voor ons heel toegankelijk was.’ Over de magistersrol van Van Oort is ‘de
jongen’ die hier aan het woord is niets bijgebleven. ‘Over roeping werd door de
kruisheren richting studenten niet gesproken. Heel dikwijls dacht ik: ik zit
hier wel op het klein-seminarie van de kruisheren, maar als zij hun toog zouden
verwisselen voor burgerkleren, zou dat geen verschil opleveren. Daardoor ook
konden leken in de tweede helft van de jaren vijftig geruisloos de plaats
innemen van de OSC-ers.’
Jan van Oort
was in
Via
www.kliknieuws.nl
ben ik immer verzekerd van het laatste nieuws uit Uden. Zeker nu daar onze
erfenis uit handen dreigt te worden gegeven aan snode projectontwikkelaars is
het zaak de ontwikkelingen op de voet te volgen. In de vorige aflevering van dit
feuilleton kon ik op de valreep nog melding maken van het
Hoogfeest van Onze Lieve Vrouwe Ter Linde op donderdag 23 oktober. Die dag wordt
in Uden groots gevierd; ‘Ujes
Vrouwke’ is nog altijd zeer geliefd, bij oud en jong. ’s Middags was er in de
kruisherenkapel een viering voor zieken en hun familie, met handoplegging.
Hoogtepunt was ’s avonds de lichtprocessie. Voor even kwam het eeuwenoude oude
beeld van Onze Lieve Vrouwe Ter Linde mee buiten. Gelukkig was het droog. ‘De
adoratie van het genadebeeld’, zo legt het
Udens Weekblad uit, ‘gaat terug naar de tijd dat de Kelten een bijzondere
verering hadden voor bomen, waarin volgens hen de goden van de voorspoed en het
geluk huisden. Mogelijk hebben de eerste missionarissen een andere gerichtheid
aan deze verering gegeven door een beeld van Maria in een lindeboom te plaatsen.
Bekend is in ieder geval dat er al sinds de 13e eeuw in Uden een kapel van Onze
Lieve Vrouw ter Linde is.’
Dezelfde krant maakt ook melding van het 50-jarig
kloosterfeest van kruisheer Rein Vaanhold op 5 oktober 2008. Zelf hebben wij
daar niets van gehoord. Daarom denk ik dat Rein onze oud-studentenvereniging nog
wel apart voor een gezellig ouderwetse Rectordag zal gaan uitnodigen. ‘Rector
Rein Vaanhold was in zijn element zondag’, schreef de krant. ‘Hij werd omringd
door mensen die hem kwamen feliciteren. Vaanhold vierde zijn 50-jarig
kloosterjubileum en ging zelf voor in de eucharistieviering. Die was nog drukker
bezocht dan anders. Geboeid luisterden de bezoekers in de kapel naar de preek
van Vaanhold. Het is bekend dat hij een begenadigd spreker is. Na de viering was
iedereen welkom op de receptie in het klooster. Drie uur lang had de jubilerende
kruisheer mensen om hem heen die hem een warm hart toedragen.’ Op de tweede foto
van links is Vaanhold in gesprek met pastoor Van Osch, zo te zien over het
conflict eerder dit jaar tussen de kruisheren en de St. Petrusparochie, waarover
ik in de vorige aflevering verslag deed, en op de derde foto van links poseert
hij met pastoor De Bonth en burgemeester Kersten. De wijn vloeit zo te zien
rijkelijk zoals reeds onder de notabelen in het Rijke Roomse Leven betaamde.
Voor de
volledigheid laat ik mijn lezers dan gelijk ook nog maar even meelezen in de
krant van 18 september 2008 over de verhuizing van de kruisheren naar St. Jan. ‘De verhuisdozen staan al in de gang. Drie kruisheren
verhuizen binnenkort al naar Zorgcentrum Sint Jan. ‘Voor het einde van het jaar
woont er nog maar een hier en dat ben ik’, lacht rector Rein Vaanhold.
Onlangs maakte hij bekend dat het klooster van de kruisheren aan de Kapelstraat
binnen een klein jaar leeg komt te staan. Het wordt verkocht, maar de kruisheren
hopen er na een verbouwing tot seniorenappartementen weer terug te kunnen komen.
Voor het onlangs in de publiciteit gekomen idee om het Museum voor Religieuze
Kunst over te brengen naar het kruisherenklooster staat Vaanhold wel open. ‘Dan
gaat het niet over de totale collectie maar over delen er van die we zouden kunnen exposeren. Maar
daar wordt nog zoveel over nagedacht. Ik wacht het allemaal af.‘ Tien kruisheren
krijgen tijdelijk onderdak in Zorgcentrum Sint Jan. In totaal bestaat de
woongemeenschap van de kruisheren nog uit zeventien personen. Daarvan wonen er
zes in het naastliggende moderne appartementengebouw De Cour.’ De meest rechtse
foto is nog uit het Brabants Dagblad
van 8 juli 2008 van een opgelucht ogende Vaanhold, toen hij de verkoop van het
klooster wereldkundig maakte.
Nic van
Nuland, die zelf ook lid is van het bestuur van de Stichting Sint Aegten, praat
ons elders op deze website weer eens bij over het kloostererfgoedcentrum in St.
Agatha. Wij gaan daar volgend jaar in april ook onze algemene reünie houden. Het
Erfgoedcentrum heeft als doel om uit te groeien tot een nationaal beheers-,
activiteiten- en expertisecentrum op het gebied van kloosterlijk erfgoed en
kloosterleven in Nederland (zie ook
www.kloostersintaegten.nl) Dit betekent
enerzijds behoud en beheer van het erfgoed van de Nederlandse kloosters en
anderzijds het toegankelijk stellen van dit erfgoed aan het publiek en het
ontwikkelen van activiteiten die het erfgoed in de hedendaagse context betekenis
geven. Het centrum is in 2006 geopend en zijn de eerste jaren van het bestaan
besteed aan het opbouwen en ontsluiten van de erfgoedcollecties. Er zijn liefst
85 orden en congregaties bij Sint Aegten aangesloten, waaronder ook de
kruisheren.
Vanaf 2008
worden ook de publieksactiviteiten, die tijdens de opbouw niet goed konden
worden ontwikkeld, grondig opgezet. De plannen voor het realiseren van een
bezoekerscentrum, voor de uitbreiding van de website, voor de (her)inrichting
van de kloosterkerk en voor de opbouw van enkele tentoonstellingen zijn in
concept gereed en zullen in 2009 worden gerealiseerd. ‘Kortom, volop plannen’,
zo zegt Nic in zijn rubriek op deze website, ‘waarvan een groot deel reeds in
uitvoering en gelukkig voor een groot deel ook gefinancierd, mede dankzij
subsidies van o.m. de provincie. Maar voor de exploitatie blijven nieuwe bronnen
noodzakelijk. Daarom mijn oproep om toch vooral lid te worden van
deVriendenkring van klooster Sint Aegten.’ Als lid van de vriendenkring ontvang
je elk kwartaal de nieuwsbrief Kroniek
Sint Aegten en word je uitgenodigd voor speciale gelegenheden. Vraag daarom
een brochure met aanmeldingskaart aan: tel. 0485-311007 of
info@kloostersintaegten.nl.
Als we als Udense studenten wel een grote mond hebben over de teloorgang van de
kruisheren in Uden, mogen we ons ook wel eens extra laten zien bij het behoud
van al dat erfgoed in Sint Agatha.
Om dit
feuilleton een beetje aanzien en niveau te geven laat ik graag en vaak andere
jongens van toen aan het woord. Maar om dat voor mekaar te krijgen valt nog niet
mee. Iedereen reageert enthousiast en zit ook boordevol herinneringen, maar van
iets op papier zetten komt er vaak niet van. Maar we zijn vasthoudend. Zo kan ik
gerust aankondigen dat ik binnenkort zal beschikken over een boeiend verhaal van
Edwin Latumeten die toen we hem in St. Agatha tegenkwamen beloofd heeft ons iets
te vertellen over zijn tijd op het college. Ook hoop ik dat Thijs Kappen het
avontuur op schrift stelt van de kano’s, die de jongens destijds op St. Jozef
hebben gebouwd en waarmee ze vervolgens zijn gaan varen in Ehrenstein. Verder
hadden we onlangs met de werkgroep-Mettes een interview met Stan Ciesluk. Dat is
een spectaculaire dag geworden, waarbij Stan het café in Den Bosch waar we samen
waren gekomen behoorlijk op stelten heeft gezet. Ik hoop binnenkort hier ook
enige fragmenten uit het interviewverslag met Stan te kunnen citeren.
Andersom
gebeurt het ook regelmatig dat mensen uit zichzelf bij mij terecht komen. Zoals
Hans Nolden. ‘Met veel interesse heb ik de afleveringen van ‘Als de leraar
binnenkomt, staat men op’ bekeken’, mailde hij mij. ‘Het doet me met enige
weemoed terugdenken aan m'n eigen schooltijd (maar dan bij de paters Jezuïeten).
Ik ben op uw site gekomen via de paters kruisheren, van wie ik een lied heb
gekregen voor mijn verzamelwerk over het 'Nederlandse Marialied'. Het betreft
het lied van O.L. Vrouw ter Linde in Uden. In aflevering 25 van uw feuilleton
vond ik een afbeelding van een ander oud lied, namelijk
Adieu, adieu o Uden, dat ook verband
houdt met O.L. Vrouw ter Linde. Zou u de melodie voor mij kunnen achterhalen?
Uiteindelijk is het de bedoeling dat mijn hele verzamelwerk in een aantal delen
wordt uitgegeven. Eén deel is er al, bevattende Marialiederen van de
middeleeuwen tot begin 18e eeuw.’ Omdat ik niet over de muziek van
Adieu, adieu o Uden beschik, heb ik
Hans verwezen naar Appie Vink. Die had ook geen muziek beschikbaar, maar heeft
Hans door de telefoon het lied voorgezongen. O.L. Vrouw ter Linde zal er wel
verguld over zijn dat haar lijflied mede door ons toedoen wordt gecanoniseerd.
Eigenlijk
ligt het deze keer vooral aan mezelf, dat het een wat matte aflevering is
geworden (Kees Mettes en Nic van Nuland noemen het valse bescheidenheid dat ik
dit zo zeg en daar zit wat in), want de afgelopen weken heb ik me vooral bezig
gehouden met de verschijning van mijn boek
Jongens van toen. Ook bisschop Hans van den Hende van Breda was daar bij.
Vandaar mijn sympathie voor hem.
Laat ik eindigen met een paar foto’s van het kerkhof in Uden.
Ze liggen daar allemaal op een rijtje, onze opvoeders. Op Allerzielen heeft Kees
Mettes uit naam van alle oud-leerlingen een grafkaars (gekocht bij de Xenos)
gezet aan de voet van het gedenkmonument. De namenlijst begint bovenaan met de
naam van de lange Van Leeuwen, de grote held van Kees. Het is intussen allemaal
verleden tijd, maar nog niet voltooid, zolang wij er nog zijn.
Oosterhout, 30 november 2008/Jan van den Bosch.
Laatst gewijzigd: vrijdag 05 december 2008 |
Reacties: Jan van den Bosch |